Maandag- op dinsdagnacht , 30/31 oktober 2017
In mijn hoofd hoor ik de hamerslagen waarmee Luther 500 jaar geleden zijn stellingen aan de deur van het slotklooster ramde. Precies zoals de meester het mij vroeger op den school met den bijbel vertelde.Bij elke slag zag ik bij wijze van spreken een papenkop rollen. Die valse roomsen met hun aflaat en vagevuur en goede werken. Daarmee dachten ze in de hemel te komen. Nou, mooi niet ! Alleen door genade, hoorde ik Luther brommen. En alleen door geloof. En nog later alleen door de heilige Schrift. Niks biecht en rozenhoedjes of schandalige rijkdom in Rome. Zó jammer dat Luther niet gereformeerd was geworden want dan had hij nóg meer onze held kunnen zijn. Wij hadden Calvijn en die was toch een stuk saaier. En gemener ook, vond ik. Hij stemde immers in met de ter dood veroordeling van Servet, een in zijn ogen ketterse protestant. Luther leek mij veel jovialer en hartstochtelijker. Hij dronk bier met zijn studenten en schreef het woeste lied “Een vaste burcht is onze God “ met vijanden erin en de bereidheid om zichzelf met vrouw en kinderen te offeren. Voor die geluiden moet je tegenwoordig naar ISIS. Wij zongen het rond 31 oktober altijd in de kerk, ondersteund door een daverend orgel. Daarbij stonden we fier en strijdvaardig en zelfs de kerkmuren bloosden. “Delf vrouw en kind’ren ‘t graf, neem goed en bloed ons af, het brengt u geen gewin : wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken !” Kijk, dat is andere koek ! Dit waren de woorden van het laatste couplet. De organist maakte dan nog een slot-akkoord . Daarna viel de stilte en schuifelden we naar de uitgang van de kerk. Ik ben blijven schuifelen en sta buiten.
Dinsdag 7 november
Sterke data , deze dagen. Vandaag was de sterfdag van mijn vader. 45 jaar alweer. Maar ook de verjaardag van mijn oudste achterkleindochter. Zij is nu 5 en dus exact 40 jaar na de dood van haar overgrootvaer geboren. 40 was vroeger de tijd van van een mensenleven. Nu doen velen er het dubbele aantal over. Gisteren zou broer Jan 87 zijn geworden en morgen zus Gonny 78. En overmorgen wordt mijn jongste dochter al 50. Ik zie mezelf nóg met haar een vreugdedans maken op Spanish Eyes, vlak na haar geboorte. Ze lag nog nat , naakt en bebloed in een grote handdoek maar wel in mijn armen. Ik zou daar nú een hele klus aan hebben. Los van al deze data dacht ik ook aan broer Evert. Dat kwam door de t.v.uitzending van Jeroen Pauw. Hij had zeldzaam mooie gesprekken met Altzheimer-patiënten, hun familie en deskundigen. De laatste gesprekspartner was Louis van Dijk. Een neuroloog had net uitgelegd dat muziek bij deze patiënten overeind bleef. Ter illustratie lieten ze een filmpje zien waarop je een diepdemente man, een zwarte medemens, zag zitten. Zijn dochter probeerde wanhopig contact met hem te maken maar hij reageerde nergens op. Toen zette de verpleging hem een koptelefoon op en liet hem zijn muziek van vroeger horen. Ineens zagen we leven en beweging en zelfs een poging om mee te zingen. Louis besloot de uitzending met een schitterende improvisatie, die hij foutloos en uitermate gevoelig op de piano speelde. Toen zag ik mijn broer Evert, die leed aan een agressieve vorm van Altzheimer. Voor ons was hij ver weg, hoe dicht we ook bij hem zaten, als broer Bert en ik, met Agnes en Karin, bij hem op bezoek waren. Aan het slot liep hij naar de piano en ging voor ons spelen. Net als vroeger : voornamelijk op de zwarte toetsen. Hij improviseerde op het Johan de Heer-liedje : Gouden harpen ruisen. Feilloos en goed te volgen. Later, toen zijn ziekte intensiveerde, kreeg hij de melodie niet meer voor elkaar. Van het bouwwerk bleven alleen wat losse stenen over. Nu kwam hij langs, achter Louis van Dijk. Beiden heb ik een traan gegeven.
Maandag 20 november
Ik vind mijn spiegelbeeld veel aardiger dan ik er uitzie. Dat merk ik telkens weer als ik mezelf op een foto zie. Dan schrik ik altijd een beetje. Ben ik dat ? Ik herinner mij een foto van mijn moeder, ruim 60 jaar geleden. Ze was aan haar gezicht geopereerd. Links of rechts, dat weet ik niet meer. Een jaar later werd er een portretfoto van haar gemaakt. Ze was er zelf heel wijs mee. Maar haar huisgenoten bekeken die foto allemaal met verbazing. Alsof het een heel ander was. Zo sterk zal het niet geweest zijn maar de foto klopte niet. Moeder hield vol dat zij dit was, tot één van ons ontdekte dat het litteken van de operatie op de foto aan de verkeerde kant zat. Die was in spiegelbeeld afgedrukt, vandaar dat moeder zelf de enige was die hem precies lijkend vond. Eigenlijk zie je jezelf nooit in levende lijve zoals ánderen je zien. Als dát geen diepe gedachte is. We hebben er zelfs een venijnige uitdrukking voor : hij/zij heeft een verkeerd beeld van zichzelf. De neiging is groot om daar meteen allerlei namen bij te bedenken. Wat te denken van president Trump ? Als hij ‘s morgens zijn kuif staat te föhnen beseft hij niet dat wij straks op tv een malloot zullen zien. Een slapende Mugabe heeft niet eens een spiegelbeeld nodig en de britse minister van Buitenblandse Zaken Johnson is linksom of rechtsom een nar. Interessanter blijft de vraag in hoeverre eventuele lezers en ik een verkeerd beeld hebben van onszelf. Mooi om die gedachte mee naar bed te nemen. ‘t Is immers goed in eigen hert te kijken alvoor het slapen gaan . Ik sluit nu de pc , ga m’n tanden poetsen en toch m’n spiegelbeeld nog maar even vriendelijk groeten, voordat ie in duigen valt.
Maandag 4 december
De afgelopen weken heeft mijn nachtboek vooral rust gehad. Ik benutte de verkregen tijd met het lezen van twee biografieën. Eén over Harry Kuitert (1924 – 2017) en een over Jan Wolkers (1925 – 2007). Ik las de dikke boeken nacht na nacht , na elkaar. Eerst 20 bladzijden Kuitert en daarna 30 bladzijden Wolkers. Deze week heb ik ze beide uit. Ik zal ze missen. Deze twee mannen hebben , elk op heel eigen wijze, grote invloed op mijn leven en denken gehad. Ze deden me afdalen in mijn tijd . Wolkers hielp bij het openbreken van een verstikkende moraal die voortkwam uit een loodzware godsdienst. Kuitert haalde met nuchter verstand de bezem door rigide theologische opvattingen en gaf ruimte aan het niet-weten. Ik las de boeken met een potlood in de hand en zette streepjes van herkenning. Ik kom daar zeker op terug. Vervolg maandag 4 december. Begin 60’er jaren van de vorige eeuw waren er in de Westduinkerk (nu AH) in Den Haag nog twee kerkdiensten per zondag. In de middagdiensten werd de Catechismus uitgelegd. Daar preekte een keer ds. Rothuizen, studenten-predikant in Leiden. Zijn korte preek besloot hij met de woorden : zo denk ik erover. Om vijf over half zes (de dienst begon om 5 uur) stonden we buiten. Commentaar van het “volk “ : zó kort, dan hadden we net zo goed niet kunnen komen ! Maar mij gaf met name die slotopmerking te denken. Ik heb geen idee meer waar de preek over ging, maar kennelijk mocht er in de kerk gedacht worden. Rothuizen zal zeker andere gedachten over uitspraken in de catechismus gehad hebben dan in het boekje stonden. Dat prikkelde . Zelf zat ik in die tijd op de wip : blijf ik m’n leven lang ambtenaar of ga ik tóch het theologische bos in ? Als je daar zélf mag denken kan het best mooi wezen. Mijn twijfel was groot in die tijd. Ik was een enorme zoeker. Vraag me niet hoe en waarom maar ergens in 1963 - ik was rond de 25 jaar – besloot ik die zoektocht serieus te nemen en de draad van de theologie weer op te pakken. Achteraf gezien ( met de kennis van nu, zeggen we tegenwoordig) pakte ik dom genoeg die draad weer op in Kampen, waar ik hem drie jaar eerder had afgebroken. In avonduren sloop ik door de meest dorre materie die voorhanden was, twee of drie keer per jaar een tentamen in Kampen waar je meestal (gelukkig niet altijd) zei wat de hooggeleerden wilden horen. Dan was je geslaagd. Voor de grote vakken (dogmatiek en exegese) nam ik twee jaar volledig de tijd, financiëel onderhouden door beurs, lening en steun van familie. In diezelfde periode begonnen Kuitert en anderen, die de putdeksels van de gereformeerde theologie oplichtten, te publiceren. Hun boeken hielden mij wakker en nieuwsgierig. Een verademing tussen al die harde kost die ik te slikken kreeg. In de kerk en de kerkeliijke vergaderingen vonden snoeiiharde debatten plaats tussen de orthoxe vleugel en wat ik maar gemakshalve de nieuwlichters noem. Natuurlijk weer over Genesis : hebben Adam en Eva als historische figuren bestaan, was er een paradijs, is er een zondeval geweest ? Want stel je b.v. voor dat dit laatste niet het geval geweest zou zijn, dan staat ook de rol van Jezus ter discussie als zoenoffer voor onze zonden. En is hij wel lichamelijk opgestaan uit de dood ? Eindelijk de vragen die er voor mij toe deden, wilde ik nog verder uit de voeten kunnen met de bijbel. Maar ondertussen moest ik nog wel mijn theologiestudie afronden (is gelukt, niet florissant. Het examen werd afgelegd door mijn Marius –kant, formeel, buitenkant, op de automaat. Weer dezelfde die 7 lange jaren het gymnasium was doorgekrukt). En er wachtte een kerkelijke gemeente op me. Daarvoor moest ik ook nog twee kerkelijke examens afleggen, waarbij toekomstige collega’s mijn nieren proefden. Dat ging nét goed , want één van mijn ondervragers was een fervent tegenstander van Kuitert. In mijn proefpreek en mijn beantwoording van vragen liet ik kennelijk al iets van die “nieuwlichterij” doorklinken. Bij de bekendmaking van de uitslag begreep ik dat er lang gesoebat was en vaag herinner ik me de sfeer van het dankgebed wat daarna werd uitgesproken. Plat gezegd kwam dat er op neer of de Heere deze jonge dominee (ik was inmiddels 32) wél in de rechte leer wilde houden. En toen zat in het hart van een kerkelijke gemeente, op een studeerkamer met veel oude en een groeiend aantal nieuwe boeken. En vooral veel twijfel. Vrijdag 15 december. Ik ga een brief schrijven aan de biograaf van Jan Wolkers en hem mijn respect betonen. Zijn biografie (“Het litteken van de dood “) leest bijna net zo spannend als Wolkers zelf. N.a.v. zinsneden op blz 25 (onderaan) en op blz 546 (aan het slot van het hoofdstuk) wil ik hem het volgende schrijven: Ik ben uit 1938, streng gereformeerd opgevoed in een zeer groot predikants-gezin en later ook zelf geref.theologie gaan studeren. Toen Wolkers begon te schrijven had ik (gelukkig) het ouderlijk huis al verlaten. Wij lazen zijn boeken en de oplagecijfers zouden beduidend lager geweest zijn als het geref.volk niet had meegelezen Dat hoefde niet meer met een knijpkat onder de deken (zoals ik Dik Bos heb verslonden). In mijn latere leven als geref.predikant, zag ik bij gemeenteleden thuis ook overal Jan Wolkers staan. Niet achter de ruggen van deftige boeken (zoals Stomme Zonden bij mijn vader in zijn bibliotheek). Wolkers heeft bijgedragen aan de emancipatie van de “gewone “ gereformeer-den, net als prof.Kuitert op theologisch vlak. Ik schrijf “gewone “ waarmee ik de destijds grote gereformeerde kerk bedoel, waarvan ook de familie Wolkers en de door u genoemde ds Eringa lid waren. Dat was niet de “zwarte kousenkerk” (dat zijn de geref.gemeenten, oud-gereformeerde kerk, Hersteld Verband e.d..). De (synodale) geref.kerken van Nederland zijn later opgegaan in de PKN. Wel nadat eerst honderdduizenden deze kerk hadden verlaten. Ongetwijfeld een gevolg van die emancipatie, die binnen de kerk, met name in de 60er en 70er jaren, badinerend “secularisatie” werd genoemd. Het gereformeerde zit zeker nog in mijn genen, met name de taal en de teksten uit oude tijden, maar zelf ben ik uit die georganiseerde kerk weg en dool wat in vrijzinnige hoek.
31.december 2017
Oudejaarsdienst in Soesterberg, tevens mijn laatste preek ooit. Inleiding Dit is echt zo’n zondag om te mijmeren. En dat ga ik dan ook doen. Kerst, met alles d’r op en d’r an is over. De boom en de lichtjes houden de herinnering nog even warm. Vier weken naar uitgekeken. Liedjes van verlangen gezongen. Gehoopt op vrede. Gebogen over de kribbe. Gezelligheid genoten. Als je tenminste dat geluk had en als je in de goede stal was. Want er waren er ook miljoenen die het niet zalig hadden. Op de vlucht met pijn in het hart. Alleen overgebleven omdat haar of zijn lief er niet meer is. Koud omdat alle warmte was verdreven. Voor hen is het gelukkig dat het kerstfeest voorbij is. Vandaag is voor hen de volgende drempel. Bij de één staat de champagnefles klaar. Een ander weet niet hoe vroeg hij of zij de gordijnen zal sluiten. Het jaar 2017 is voorbij. Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen. Ach, wij vinden waar wij staren, niets bestendigs hier beneên ! Op den weg die wij betreden, staat geen voetstap die beklijft. Al het heden wordt verleden, schoon ‘t ons toegerekend blijft. Dit was hét lied dat wij vroeger op deze dag in de kerk zongen. Toen we ook ‘s avonds nog dienst hadden hing er zo’n lichte geur van oliebollen. De organist liet de Vox Humana gretig haar werk doen, waardoor elke toon supergevoelig klonk. En dan kwam dit lied. Menig traantje werd weggepinkt bij dit lied van voorbij. In 1961 kwam onze hospita bij ons oudjaar vieren. Zij was een keurige, wat aristocratische , hervormde dame. Om kwart voor 12, de laatste minuten stilte vóór de vuurwerkstorm, vroeg ze heel beleefd of ik gezang 292 uit de hervormde bundel wilde voorlezen. Gelukkig had ze het boekje bij zich want ik bezat toen alleen nog maar gereformeerde liederen. Uren, dagen, maanden, jaren. Ze hoorde het met natte ogen aan, want ze had veel verloren. Het lied staat nu niet meer in het liedboek. De theologie die eronder zit zal wel verouderd zijn. Maar op de klank af zal het vooral de ouderen aanspreken. Het roept heimwee op naar warmte en gezelligheid die verleden is. Ook weemoed, omdat het leven zo vreselijk vergankelijk blijkt. Wij lijden nogal eens onder ons verlangen naar vroeger. Met heimwee, of nostalgie of zelfs met pijn. Logisch als je kostbare mensen of dierbare dingen in het verleden achter moest laten. Iets anders is het als je je in de tijd van nu niet thuis voelt, ontheemd, verdwaald, eenzaam misschien. Dan ben je geneigd om het verleden te verheerlijken. Vroeger was alles beter, zeggen we dan, maar we weten natuurlijk drommels goed dat dat niet waar is. Het was overzichtelijker, eenvoudiger misschien, minder gehaast. Maar we waren ook armer en minder gezond en niet zo voorzien van alle gemakken die ons nu ten dienste staan. Hoe gaan we om met ons verlangen naar vroeger ? Dat komt vanmorgen in mijn overdenking aan de orde. Lezen Psalm 42 Lieve mensen van God, gemeente van de Heer. Bij ons thuis vliegen er nog wel eens teksten en oude psalmen door de kamer. Drie liggen mij voor op de tong. De eerste is : en weest dankbaar, woorden van de apostel Paulus. Ik herinner me dat ik er in mijn eerste gemeente zelfs een keer een hele preek aan heb gewijd. Dat moet geweest zijn in een periode dat iedereen heel ontevreden deed, want ook leden van zo’n lieve gemeente van Christus kunnen behoorlijk mopperen. Jullie natuurlijk niet maar ánderen. Als je iemand vraagt hoe het gaat hoor je algauw over van alles wat er niét gaat. Gezondheid niet, relatie niet, kinderen moeilijk, het weer is pet en noem maar op. Maar heel veel gaat er wél ! Vooral als je het vergelijkt met miljarden medebewoners op deze aarde. Een verwarmd huis, jarenlang goeie gezondheid, mensen die van je houden, soms vele jaren lang, prachtige dagen in je tuin of op je balkon, de zang van een vogel, de geur en de kleur van bloemen en volgeladen supermarkten . Reden genoeg om ook maar eens wat dankbaarheid uit te stralen. Natuurlijk, er vallen gaten, je gaat verlies lijden, mensen vallen weg, gezondheid taant, maar dat alles neemt niet weg wat het leven je heeft gebracht aan schoonheid, plezier, rijkdom en liefde. Een tweede woord, ook van Paulus, dat bij ons thuis makkelijk over tafel gaat is : uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. Deze woorden laat ik graag horen als iemand loopt te knorren op een ander. En ik krijg ze zelf te horen als ík het knorren niet kan laten. Doe ’s wat vriendelijker. Je kunt dit heel praktisch vertalen naar onze tijd , ik noem maar wat : de opgestoken vinger in het verkeer mag plaats maken voor een joviaal gebaar waarmee je een ander de ruimte geeft. Ons mateloos gedrag, waarmee we ons veroorloven álles te zeggen wat we willen, of te appen of te twitteren of hoe dit asociaal geklungel ook mag heten, dat mag plaats maken voor : rekening houden met een ander en een luisterend oor. En voor ’t overige : leest u de kerstnachtpreek van collega Renske er nog maar eens op na. (pknsoesterberg.nl) Tegenover het cynisme, wat veel onderlinge communicatie verziekt, wijst zij op de profeet Jesaja die oproept tot zachtheid. Bij de derde tekst die veel door ons huis galmt wil ik graag langer stil staan. Het is die Psalm die we net lazen en zongen, maar dan wel in oude berijming. ’t Hijgend hert der jacht ontkomen. Hij komt al van pas als ik simpelweg even te vlug de trap oploop. En het tweede couplet brengt me terug naar mijn “lagere school met den bijbel.” Voor elke maandagochtend moesten we een nieuw psalmversje leren. Ze staan nog bijna allemaal op mijn harde schijf. Op een keer was het dat 2e couplet van Ps.42 en dat luidde, ook in die oude berijming ; ‘k heb mijn tranen onder ’t klagen tot mijn spijze dag en nacht daar mijn spotters durven vragen waar is God die gij verwacht. Omdat ik als zoontje van de dominee altijd een 10 moest halen moest ik het zondagsavond in de kring van ons grote gezin opzeggen. Ik kende het nog niet helemaal en begreep het sowieso niet. En dus met trillende onderlip kwamen mijn tranen onder ’t klagen, toegegrijnsd door broers en zussen. Zo’n moment vergeet je nooit. Toch is die psalm mij mijn leven lang blijven ontroeren, zeker ook de melodie. Dat die oude woorden niet helemaal stroken met de oorspronkelijke tekst doet dan helemaal niet ter zake, want het zingt zo heerlijk. Moet je eens op youtube intikken : psalm 42 , Zaltbommel. Je krijgt het niet-ritmisch te horen en als ik m’n zakdoeken sta te strijken – een vreemde hobby van me – dan loei ik het mee. Op de een of andere manier raakt het me. Zelfs degenen die de kerk allang vaarwel hebben gezegd, kan de tekst nog ontroeren Misschien wel omdat je in deze Psalm in zekere zin een lotgenoot treft. Het lied wordt gezongen door één van de kinderen van Korach. Dat zijn tempelzangers, maar de tempel is voor hem ver weg. Vraag hem maar eens hoe het met hem gaat . Hij is ver heen. Eenzaam voelt ie zich , teruggegooid op zichzelf en in een waar gevecht over zijn bestemming. Wat is er van me geworden ? Hoe was ik ? Hoe zal het verder met me gaan ? Door zijn herinnering spelen de feesten in de tempel in Jeruzalem. Hij stond vooraan in het jongenskoor en zong de Heilige Stad als een nachtegaal. Maar dat is ver weg en lang geleden. Nu zit hij aan de bovenloop van de Jordaan, in het Hermongebergte. Zijn keel is rauw van geschreeuw en nergens water. Hij dorst naar God, maar het enige wat ie te drinken krijgt zijn z’n eigen tranen. Wat heeft ie nog aan dat rotsvaste geloof van vroeger ? Is dit weemoed , zoals wij dat ook kennen ? Om ons onwankelbare geloof in God ? Een geloof dat we ooit hadden en misschien wat kwijt zijn geraakt ? Rondom God en Jezus en kerk was toch ons hele leven opgebouwd, dachten we. Hoe we tweemaal per zondag, lopend vaak, naar de kerk gingen en het daar ruim anderhalf uur uithielden. Weliswaar gesteund door enkele pepermunten, maar toch. Hoe er thuis aan tafel gebeden en uit de bijbel gelezen werd. Catechisatie, club, zondagsschool. Bidden voor het slapen gaan en bidden bij het opstaan. Allemaal aangeleerd van geslacht op geslacht en dus vanzelfsprekend. Net zoals God vanzelfsprekend was. Veel daarvan is weg. En als het u vergaat zoals mij, dan denk je er nog wel eens aan, maar dat is het dan ook. Even tussen haakjes : Iets soortgelijks geldt ook voor Jeruzalem, stad van vrede. Die stad van toen, waar de Psalmist naar verlangt, dat is niet de stad van nu. In politieke termen kan die stad dan wel uitgeroepen worden tot hoofdstad van …, president Trump kan daar zijn hele bravour overheen leggen, maar dat lijdt eerder tot oorlog dan tot vrede. En oorlog hebben ze al genoeg in het Midden Oosten. Jeruzalem staat niet voor spierballen, vlaggen en fanfares.. Maar het staat symbool voor de plaats waar God en mens elkaar kunnen ontmoeten. Dat kan in een tempel ( al had die voor God niet zo nodig gehoeven). Het kon toch ook in een tent, zoals in het Exodusverhaal. Voordeel daarvan is : die kan de hele aarde over. Jeruzalem , plaats van God en mensen, hét Mokum is overal waar die ontmoeting geschiedt. Dat mokum, die goeie plek, kan Jeruzalem of Amsterdam zijn , maar ook Soesterberg en deze Vredekerk, het detentiecentrum en De Heybergh. Hét Mokum is dáár waar de mens zijn God beleeft. Terug naar de weemoed. Die is er ook om mensen die er niet meer zijn. In veel sterkere mate zelfs. Vooral de aanhoudende pijn zijn om iemand die er ooit was en die nu je herinnering bezet houdt . Of die in je dromen verschijnt en dan haast echt bij je is . In de krant zag ik boven een rouwbericht een prachtige Franse zin staan : Il y a quelque chose de plus fort que la mort. C’est la présence des absents dans la memoire des vivants ( Jean d’Ormesson) Er is iéts sterker dan de dood : dat is de aanwezigheid van de afwezigen in de herinnering van de levenden. En zo is het. En je hoeft niet eens oud te wezen om die herinneringen te hebben. Vraag het de vluchtelingen die zo verschrikkelijk veel moesten achterlaten, soms zelfs hun lief, hun ouders, of zelfs hun kinderen. Dan is het geen weemoed meer maar hartverscheurend verdriet. Het lijkt alsof God je vergeten is. Is Hij er nog wel ? Ja soms, heel even heb je dat gevoel. En dan fluister ik z’n naam. Maar Hij is ook vaak ver weg. Alsof Hij er niet meer is. Soms neemt weemoed fellere kleuren aan en wordt het heimwee. Dan zijn de herinneringen niet meer voldoende maar wil je terug naar die tijd toen niet alleen geluk maar ook geloven heel gewoon was. Zoals de dichter van Psalm 42 terug wil naar die tempel. Toen ze massaal en zingend de berg opgingen. Alle ellende vergaten uit het tranendal en juichten voor Gods troon Alles nog overzichtelijk. Je hoefde aan niemand uit te leggen waarom je gelovig was. Want iedereen was het. Kom daar nú ‘s om. Ze vragen allemaal : waar is die God van jou ? En eigenlijk vraag je het ook aan jezelf. Maar de belevingswereld waar je heimwee naar uitgaat is er niet meer. Misschien is die er wel nooit geweest want geluk was nooit gewoon. Nu ben je volwassen geworden. Het leven heeft je vragen gesteld. Daar kun je niet achter terug, wil je niet ziek worden van heimwee. Eén van mijn jongere boers, helaas 11 jaar geleden al overleden, mocht in de 50er jaren als jongenssopraan meezingen met het knapenkoor in Den Haag. Stille nacht. En hij kon die hoge toon ( Hij der schepselen Heer) aan het slot feilloos halen. Net een engel. Je kon het geloof er af scheppen. Maar wat heeft die knul later als volwassen man geworsteld met het leven en leek hij op alle punten van God los. Léék. Want in het verzorgingshuis, aan de Westkust van Canada, aan het eind van zijn leven, draaide hij de oude muziek uit zijn kindertijd. Van ‘t hijgend hert en zo. Was dat heimwee ? Of was het nostalgie ? Dat is een heel boeiend begrip, anders dan heimwee. Ik las er een paar prachtige verhalen over. In het ene werd het een verlangen genoemd naar een tijd dat we nog een toekomst hadden. Dat we nog hoopvol uitzagen naar wat komen zou. Niet het verlangen naar een tijd dat “geluk heel gewoon was “. Maar verlangen naar een tijd dat geluk nog om de hoek lag. In een ander artikel werd nostalgie een positieve kracht genoemd. Herinnering aan de krachtige momenten van vroeger, waar je vertrouwen uit putte voor de toekomst. Die herinneringen kunnen je ook nú nog op de been helpen. Jij mag dan in de loop van je leven veranderd zijn maar diep van binnen ben je nog wel dezelfde persoon. Die droomde over de toekomst en het geluk om de hoek. Ik vermoed dat het die nostalgie is die de psalmdichter nieuwe moed geeft. Dat is dus meer dan heimwee. Zoals hij destijds verlangde om voor de troepen uit zingend zijn God te ontmoeten, zo wil hij ook nu de hoop hernieuwen. Hoor maar : ik zal wachten op God. Hij komt met licht en trouw naar me toe. Ik hoop op God, Hij is mijn lijfsbehoud, hij zegt het drie keer. Hij is opstandig, twijfelt aan alles, is bang en teleurgesteld, maar uiteindelijk wint de hoop. Hij ziet uit naar het gezang in de tempel,het feest in Jeruzalem. Zo mogen we het nieuwe jaar in, met hoop. Is dit vreemd gedrag ? Ja, behoorlijk. Je krijgt er vragen over, net als die psalmdichter. Gelóóf jij nog ? Of met de klemtoon op “jij “ . En dan kun je antwoorden dat het is ingegeven door hoop. Dat je uit het tranendal opklimt en je ziel bergt in vertrouwen op de toekomst. De weg daarheen is niet geplaveid met goede voornemens, maar slingert zich langs wegen van vriendschap en liefde. Dat zijn de stralen van Gods aangezicht. God en mens naderen elkaar, waar mensen dit durven geloven. Geloven is zoeken , in vol vertrouwen dat je vindt. Ooit. Amen. Ik wens u een vrolijke en veilige jaarwisseling en veel goeds in het nieuwe jaar. Ik wil u daarbij zegenen met de woorden uit Lied 820 : dat je de weg mag gaan die je goed doet, dat je opstaat wanneer je valt, dat je mens mag worden in de ogen van God en die van anderen. Weet dat de aarde je draagt, dat je gaat in het licht en dat je vrije lucht mag ademen. Dat je de vruchten van je leven proeft en gaat in vrede, dankbaar en vriendelijk. Zo zegene ons God, Vader, Zoon en Heilige Geest.
Maandag 2 oktober 2017
Kijk, dat je voor jezelf een god ontwerpt die op een troon zit en de meest mallotige decreten uitvaardigt, moet je zelf weten. Dat je je daaraan houden wilt, ook goed, zolang je er maar geen ander mee lastig valt of pijn doet. Als het te erg wordt is er vast wel een psychiater die je kan helpen. Griezelig wordt het als mensen dit soort dingen doen en zich daarbij autoriteit aanmeten. Ik zag dit weekend een moslima die zich fel kantte tegen homoseksualiteit, voorechtelijke vrijages en masturbatie. Omdat het een vrij modern mens leek werd haar uiteraard gevraagd waar ze deze scherpe veroordeling vandaan haalde. “”Gods Woord is hierover heel duidelijk “, was haar antwoord. De Koran schijnt net zulke absurde uitspraken te doen als de Bijbel. Vanmorgen lees ik in Trouw dat ene dominee Aart B. “homoseksueel gedrag eenvoudigweg zonde noemt. Het zou er zelfs in kunnen resulteren dat er voor mensen die dat gedrag vertonen geen plaats meer is binnen de gemeente. “ Hij zal “zijn “ gemeente bedoelen, en wie zal daar lid van willen zijn ? Bovendien zal de man geloven in een god als schepper ; moet hij tóch eens aan die god vragen waarom er zo’n 600 miljoen mensen op deze aarde homoseksueel geaard zijn. Volgens de Psalmen “sluimert zijn god, noch slaapt “ dus heeft hij wakker en welbewust de hetero’s en de homo’s aan elkaar gegeven om samen te leven. Zowel voor de Bijbel als voor de Koran geldt bovendien dat er sinds hun ontstaan toch een evolutie in ons denken heeft plaats gevonden. Een hand afhakken vanwege diefstal of een vrouw (niet de man !) stenigen na overspel gebeurt toch niet in een modern Islamitisch of christelijk land. Ik bedoel maar. Dat niet iedereen daar klaarblijkelijk gelukkig mee is en harde wetgeving wil, is hun probleem. Het zou mooi zijn als bij hen het inzicht eens doorbreekt dat zij heel selectief (en dus uit eigenbelang) teksten uit de heilige boeken gebruiken. Die geschriften zijn door mensen geschreven. In de kontekst van hún tijd zijn daarbij god woorden in de mond gelegd. Die woorden worden er vervolgens weer uitgehaald en gebruikt als een zwaard van Damocles dat boven de hoofden hangt van anderen die niet hún gedrag vertonen. Dat moest ds Aart maar niet doen.
Dinsdag 3 oktober
“Omringd door warmte en liefde van zijn dierbaren heeft onze vader en opa in alle rust zelf het leven los kunnen laten “. Met die tere woorden deelden de kinderen van Jan v.d.Bij de dood van hun vader mee. Jarenlang heb ik hem en zijn vrouw Joke bezocht, thuis en in het ziekenhuis. In 2003 is Joke gestorven. Als ik zo’n rouwbericht ontvang komt de sfeer van al die ontmoetingen mij weer voor de geest. Wat hebben zij veel doorstaan. Talloze keren naar de ziekenhuizen rond Soesterberg, een zwaar sterfbed van Joke en daarna Jan drie maal in de week voor nierdialyse naar het UMC en dat vijftien jaren lang. Joke was de vrouw over wie ik al eens schreef dat zij vertelde dat ze haar kinderen had geleerd om te gaan met verlies ; winnen gaat vanzelf zei ze er dan bij. Als Jan donderdag wordt begraven wil ik toch even de kerk binnenschuiven waar hij zoveel vrijwilligerswerk voor heeft verricht. De oude garde waar hij bij hoorde is er voor een groot deel niet meer. Maar er zullen genoeg mensen zijn om nog iets van die sfeer van toen terug te roepen. Na dat afscheid van Jan zullen zijn kinderen en kleinkinderen verder moeten gaan met dit verlies. In de woorden waarmee zij het sterven van hun vader en opa meedeelden is te lezen dat ze dit kunnen. Geleerd van hun moeder. In gedachten leg ik dit gedicht bij hen neer. Het is van Dietrich Bonhoeffer, een Duits predikant, die op 39-jarige leeftijd, vlak voor het eind van de oorlog in april 1945, is gedood door de nazi’s.
AFSCHEID NEMEN. Afscheid nemen is met zachte vingers wat voorbij is dichtdoen en verpakken in goede gedachten der herinnering is verwijlen bij een brok leven en stilstaan op de pieken van pijn en vreugde Afscheid nemen is met dankbare handen weemoedig meedragen al wat waard is niet vergeten.... is moeizaam de draden losmaken en uit het spinrag der belevenissen loskomen en achterlaten en niet kunnen vergeten.....
Woensdag 4 oktober
Bij Jeroen Pauw zag ik een leuk gesprek over ervaringen op de school van je jeugd. Het was n.a.v. de stakingsdag in het onderwijs morgen . Dolf Jansen hield in zijn rappe tempo een schitterende monoloog over de enorme invloed die juffen en meesters kunnen hebben met name in het opbouwen van zelfvertrouwen. Dit ontlokte bij een andere tafelgenoot een mooi verhaal over een ervaring met zijn juf Monica. Hij kon niet rekenen. Kreeg van z’n ouders toen de belofte dat zij met hem naar Disney World zouden gaan als hij voor de eerstvolgende toets een voldoende zou halen. Uiteraard vertelde hij dit aan juf Monica. En laat hij nou een voldoende krijgen !. Dit gaf hem kennelijk een dermate grote kick dat vanaf dat moment de voldoendes normaal werden. Dolf Jansen sneerde ad rem dat dit alsnog door de onderwijsinspectie onderzocht zou moeten worden. Nog leuker was dat juf Monica in de zaal was. Die ontmoeting was fenomenaal. Ik werd bijna jaloers. Want vanzelf ga je je proberen te herinneren wie van jouw juffen of meesters je aan zelf vertrouwen hielp. Op juf Jaarsma was ik verliefd en meester Prins kon mooi vertellen maar veel meer staat mij niet bij. En de middelbare schooltijd cirkelde maar om één ding : prestaties. Eindeloos huiswerk en vooral grote onzekerheid, vooral voor zo’n minkukeltje als ik mij voelde. Het onderwijssysteem van nu zal ook wel niet perfect zijn maar ik heb het idee dat er veel meer aandacht is voor de persoonlijke ontwikkeling van de kinderen. En laat dat lerarenkorps van laag tot hoog daar alsjeblieft goed voor betaald worden. Het geld rolt tegenwoordig wel erg makkelijk naar één kant. Dat is toch het beste bewijs dat het schip van staat uit het lood ligt . Haast dagelijks lees ik in mijn krant hoe schrijnend de verschillen zijn tussen b.v “de handen aan het bed “ en de zorgmanagers , de commissarissen en de agent op straat, de directeuren en en de buschauffeurs, de bankjongens en meisjes en de postbodes. Ik vrees dat het nieuwe, in elkaar gerommelde kabinet hier weinig verandering in zal aanbrengen. Daar is de kleur te (streepjes-) grijs voor. Er moet meer sociaal rood in. Helaas is dat rood schaamrood geworden, óf omdat ze enkel voor en vanaf de Bühne radicale dingen zeggen maar niks doen , óf omdat ze jarenlang de kluiven hebben aangedragen voor een beleid waarbij onderwijs c.s. kind van de rekening werden. Prima dat het middel van staking weer eens wordt opgepakt. Mensen zijn boos. De populisten hebben dat allang door , nu de anderen nog.
Vrijdag 6 oktober
Lieve Karin. Je laatste brief ontroerde me diep. Je woorden en gedachten over weemoed. De vrouw die je in je armen nam omdat haar leven zo moeilijk is. Je warmte en veerkracht om daar mee om te
gaan. Mooi ook hoe oude rituelen en ver-beeldingen ook jou overeind houden. Je leeft met open ogen en een ruim hart. Zeg nu niet dat dat normaal is want er zijn té veel mensen die wél kijken maar
niks zien. Die een hart hebben voor de cardioloog, met pilletje hier en pilletje daar, maar geen hart voor anderen. Het slot van jouw brief deel ik helemaal met je. Dat de natuur troost, zoals
die vrouw zei, en dat je je zelfs op wintertijd en donkerte kunt verheugen. Jij mag het zeggen want je brengt veel licht. We zijn anderhalf jaar geleden begonnen met deze briefwisseling. Ik heb
er van genoten (en weet dat ook van jou) hoeveel we met elkaar konden delen. Anderen lieten ook weten het heel bijzonder te vinden om deelgenoot te zijn van dit gesprek op papier. Maar in deze
vorm stopt het hier. Ik houd namelijk op met mijn nachtboek. In elk geval voorlopig. Ik heb er allerlei redenen voor maar die zijn voor mijzelf. Dat zal zeker niet betekenen dat ik ophoud met
lekker schrijven. Ik denk over “Flapwoordjes”. Gewoon losse stukjes, net als mijn “Alsnogjes” van vroeger. Die zal ik dan ook op de blog zetten (met jouw hulp ?) en wie ze wil lezen kan daar
terecht. Met jou blijf ik gewoon mailen zoals we dat gewend zijn. De anderen , aan wie ik wekelijks mijn nachtboek zond, dank ik voor hun trouw volgen van mijn schrijfsels. En mochten jullie
geïnteresseerd blijven, kijk dan af en toe even op www.nawijn.nl
Zolang hoofd en handen ‘t doen (en de pc natuurlijk) hoop ik gedachten op papier te kunnen zetten.
Liefs voor jou, Karin, liefs voor jullie allemaal. Bas
Zaterdag 23 september 2017
Bij mijn bed liggen enkele dikke boeken over de geschiedenis van de mensheid. Serieus werk. Voor de winter zal ik maar zeggen. Ik onderbreek even met wat lichters. Alles of niets, van Nico Dijkshoorn. Een kostelijk boek. Allemaal korte verhalen, vol humor. Afgelopen nacht las ik zijn verhaal over “Kwartetten “. “Een kaartspel voor minder begaafden. Voor mensen die niet kunnen kaarten.” Nico legt uit hoe het gaat en besluit met de opmerking : “als je de vier compleet hebt, zeg je “Kwartet” en dan vloeken de anderen “. Hij speelde een dierenkwartet en dan hoorde je “Mag ik van jou ….Het Witte Woestijnvosje ? En mag ik dán van jou het Het Gevlekte Kuitenbijtertje ?” Onder de foto’s van de Kleine Knaagdieren stonden een paar bijzonderheden over het dier. Welk geluid ze maakten : “Het Gevlekte Kuitenbijtertje maakt een kort krttt-geluid, gevolgd door een lange keelklank. Tijdens het paren zeggen ze niets.”. Hij besluit zijn verhaaltje met “”Als ik in een kwartetspel zat, dan weet ik wat voor informatie eronder staat : Nico Dijkshoorn. Nergens goed voor. Bijna kaal. Huilt tijdens het paren. “ Ik vind dit zo enorm grappig dat ik met een brede grijns het licht uitdoe en nageniet. Vanzelf komen dan de herinneringen aan de kwartetspellen van vroeger. Wij mochten niet kaarten maar kwartetten was toegestaan, mits het natuurlijk netjes was. Het “Beestenkwartet “ van Peter Vos (met Kloothommels en zo) zou vast niet door de censuur zijn gekomen. Ik heb het later wel met kerkenraadslden gespeeld op een feestje bij mij thuis. Af en toe viel er toen wel een pijnlijke stilte maar na enkele glaasjes werd die snel opgeheven. Als kinderen speelden wij een bomen/bloemen/struiken kwartet – Mag ik van jou de eik en dan de hortensia en de boterbloem. Dat was vast leerzaam want ik ken ze nog allemaal. Hoogtepunt was uiteraard het Bijbels Kwartet. Met Aartsvaders, Apostelen, Evangelisten en Profeten, Bijbelse Dieren en Plaatsen. Spelenderwijs deed je veel kennis op die de kinderen nu via hun mobieltjes kunnen veroveren. Maar dat zullen ze vast niet doen. En dus raken de blinde Izak, de manke Jakob, Jozef de onderkoning van Egypte, Absalom met z’n lange haren en Jona in de vis buiten beeld. Net als de mythische figuren en goden uit de oudheid en de mensen die de geschiedenis hebben gemaakt. We hebben het dan nog wel over “onze wortels “ maar weten straks niet meer waar ze groeiden en hoe ze eruit zagen. Kranten worden het volgende slachtoffer want nieuws gaat via korte berichtjes waarbij de woorden zoveel mogelijk worden afgekort. Trump is een tragisch voorbeeld van deze nieuwe “kennis “. Ik ben benieuwd hoe dit verder gaat. Zal ik die kwartetten toch nog maar even bewaren ? Of gaat de mensheid alles opnieuw uitvinden en bedenken ? En zich dus ongetwijfeld stoten aan dezelfde stenen als onze voorouders. Dan zijn de ezels ons voor want die doen dat niet. Dat zegt een oud spreekwoord, terug te vinden in het oude Spreekwoordenkwartet. Maandag 25 september Een column in Trouw van Rob Schouten deed me denken aan hoe ik mij als kind voorstellingen maakte bij de bijbelverhalen die ik hoorde. Het begon natuurlijk met Adam en Eva. Hoe Adam in z’n blootje door het paradijs slenterde en door een even naakte Eva verleid werd met een appeltje voor de dorst. Op de achtergrond zag ik een breed grijnzende slang die er dan toch maar mooi in geslaagd was deze onschuldige mensenkinderen op het slechte pad te brengen. Later was er die doortocht van het volk Israël door de Schelfzee. De meester had met passie beschreven hoe het water aan beide kanten van een smal pad werd tegengehouden. In gedachten zag ik , als in het ondergrondse aquarium in de dierentuin, haaien langs zwemmen op jacht naar kleinere vissen. En over vissen gesproken : het verhaal van Jona in de walvis mocht er ook wezen. Ik zág hem zitten in die grote buik. Hartstikke donker natuurlijk en weinig frisse lucht maar omdat God alles kon en Hij Jona nog nodig had, overleefde deze het wel. Ik had dat wel eens willen zien hoe die vis Jona uitkotste. Profeten moet je ook niet eten, die moet je hóren. Een laatste spannde vertelling die ik memoreer was die van Absalom, waarover Rob Schouten in Trouw schreef. Absalom was een zoon van David, geen makkelijke maar wel een mooie jongen, met Jan Vayne-haar, stel ik me voor. Hij wilde de stoel van zijn vader en dat werd oorlog. Absalom verloor en moest vluchten. Dat liep uit op een drama : hij bleef aan die mooie, lange haren aan een boomtak hangen. In een kinderbijbel uit die tijd was dat prachtig uitgetekend. Daar kon je stilletjes bij huiveren. Net als later op het gymnasium bij de verhalen van Homerus. Over die cycloop b.v. met maar één oog midden in zijn gezicht waar Odysseus een brandende paal in steekt. Ik hoor het nog sissen. Mythische verhalen waren het. Maar het duurde nog even voordat ik ook de bijbelverhalen daaronder rangschikte. Toen maakten de kinderlijke fantasiebeelden plaats voor nieuwsgierigheid naar de diepere betekenis van al deze mythen. Ik heb me er altijd over verbaasd dat een gerenommeerd schrijver als Maarten ‘t Hart het verhaal van de ark van Noach afdoet als onmogelijk. Haast op het kinderachtige af hoorde ik hem uitleggen dat je nooit een paar van álle dieren in die boot kon huisvesten. Een mens in de buik van een vis kan ook niet en de grootmoeder van Rood-kapje in de buik van de wolf evenmin. Maar in verhalen kan alles. Lees Toon Tellegen maar die al een rij boeken vol schreef over dieren die allemachtig menselijk met elkaar communiceren. Verhalen die ik kan blijven lezen, net als die schitterende verhalen met diepgang uit die goeie ouwe bijbel. Met dank aan de meester en de juf van vroeger die mij de eerste huiver bijbrachten. Het was het begin van de huiver voor schoonheid. Donderdag 28 september We vierden de verjaardag van Agnes op Texel. Vele jaren brachten we daar onze vakanties door met de honden. Alle plekjes met herinneringen gingen aan ons oog voorbij. Dáár hebben we dit en hier hebben we dát beleefd. Het stond ons nog té levendig voor ogen om het al een gesloten boek te noemen. In De Cocksdorp liepen twee reebruine boxers met stralend witte befjes ; we hadden zo uit de auto kunnen springen en die dieren overnemen van de eigenaar en hem in ruil met onze auto weg laten rijden. Maar alleen al het springen uit de auto is er niet meer bij. Ook onze wankele gang zou niet geschikt zijn om baasje te blijven over die twee brokken energie. Dus hebben we plaats genomen op een bankje in De Koog en genoten van tientallen honden in alle maten en soorten. Grote Duitsers liepen er met stevige exemplaren. Maar er waren er ook schattige oude dametjes met keurige, soms wat nuffige beestjes. Zelfs op scootmobielen ontwaarde ik soms een plukje haar waar een hondje onder zat. Datzelfde De Koog is hartje zomer één groot bal van hormoongedreven jongelui die hun krachten bijspijkeren in de talloze snackbars en pizzeria’s. Eind september is het vooral de doelgroep van Henk Krol die rond de grote ijssalon hangt en daarna neerploft op een terrasje van een leuk restaurant, mét buitenverwarming. Zoals wij dus. En waar we vroeger graag tijd besteedden aan wandelen en fietsen, gebruikten we nu de Kia Picanto om over het eiland te zwerven en vogels te kijken. We logeerden in een erg fijn hotel in De Waal, een dorp om tot rust te komen want veel anders is er niet. Als we ‘s nachts buiten ons laatste sigaretje rookten kon je tegen de stilte aanleunen. We stonden dan op Vermaninglaan. Ik dacht eerst dat die genoemd zou zijn naar een oude amateur-archeoloog uit Drente, die mogelijk ook op Texel wel eens achter een zwerfkei of vuistbijl was aan gegaan. Maar Wikipedia bracht uitkomst en zette me op mijn nummer . Vermaning is Doopsgezind, zo heetten hun kerkjes , al in 16e eeuw overal op Texel te vinden. Toevallig (?) had ik Luther’s Grote Catechismus bij me. Luther vermaant ook veel maar heeft niets met die Doopsgezinden. Die zijn tegen de kinderdoop en hebben in de 16e eeuw in Menno Simonsz een fanatiek leider gekend. Ik las dat tientallen Texelaars hem wilden volgen naar Münster (waar Menno een soort Jeruzalem wilde stichten) maar zij kwamen net de Zuiderzee over en werden bij Genemuiden al gevangen genomen. Luther noemt ze sectariërs en nog zo wat. Ik denk dat hij in deze tijd graag een Texelse Schuumkoppe met hen zou drinken want Luther hield net zo van bier als Texel van stilte. Vanmorgen stond ik op achterplecht van de nieuwste veerboot en keek naar de plek waar wij kinderen of vrienden uitzwaaiden. Ik zag onze hond verveeld voor de zoveelste keer zijn poot tegen een helmplantje optillen ; hij hield niet van afscheid nemen. Tegelijk met het wegvaren zag ik alle plaatsen van herinnering wegglijden en weer overkant worden. Toch houd ik het boek nog maar even open.
Vrijdag 29 september
En tot slot van deze week weer het vervolg van de briefwisseling met mijn dochter Karin. Mijn lieve vader, Dat is ook wat ik denk: mensen leven na hun dood voort in onze herinneringen en als ook wij tot stof zijn weergekeerd rest er niets meer, hemel noch hel (als 10-jarig kind dacht ik daar anders over: van jouw vader, mijn grootvader, heb ik een blaadje van een Elisabeth Bode scheurkalender met zijn foto. Achterop heb ik geschreven: ”grootvader 7 november 1972 naar de hemel gegaan”). En eerlijk gezegd vind ik dat helemaal niet erg. We worden geboren en gaan dood. Des te meer reden om ons leven volop te genieten, juist omdat het eindig is. Jij hebt zo veel afscheiden van mensen zorgvuldig met de nabestaanden voorbereid en daarna met woorden een monumentje voor de overledenen opgericht. Heel persoonlijk, geen cv van werk en prestaties, maar een treffende schets van wie de persoon wás, zonder ‘m op te hemelen. En met troostrijke ver-beelding. Om maar iets te noemen: de overledene met zijn eerder overleden broer te zien schaken in de hemel. Zo zijn er allerlei fantasieën over het ‘hiernamaals’ mogelijk. Ook tekenen na de dood kunnen er zijn voor de nabestaanden, zoals een roodborstje dat telkens verschijnt, of een vlinder of een merel. Een troostrijk idee daar bijv. je moeder of partner in te zien. De liederen over de hemel die je noemde ken ik ook, zij het niet uit mijn hoofd! (‘Foei’, hoor ik de meester van de lagere school op maandagmorgen zeggen als ik een Psalm die we moesten leren niet feilloos op kon zeggen: ‘jíj, als dochter van de dominee’! Pffff, dacht ik dan, wat kan ík eraan doen dat mijn vader dominee is!) Een enige grap over het laten zingen door de ds. in de gevangenis van het lied ‘Ik zie een poort wijd open staan’. Als dát zou kunnen! Je ziet het voor je. Ik bedacht me net dat je pas 34 jaar jong was toen je vader overleed (wat ben ik een geluksvogel!). Nog niet zo lang dominee in Elst. Aan het graf sprak je de geloofsbelijdenis uit. Een bijna Freudiaanse verspreking dat je ‘ik geloof in de wederopstanding des vlezes’ vergat. Al zou je de overige elf Artikelen nu ook niet meer uit spreken. Als kind vond ik die geloofsbelijdenis een mooi onderdeel van de dienst. De hele gemeente staand en uit het hoofd zingend tot en met het driemaal langgerekt ‘amen’. Prachtig. Van de inhoud snapte ik geen snars. Het is als met bijv. de Matthäus Passion: ontroerend mooie muziek en zang, maar je moet de teksten niet vertalen! In de vele door jou gekneesde columns en artikelen na het overlijden van prof. Kuitert las ik over de bevrijding van mensen. Mede dankzij hem zijn ze verlost van het verstikkende geloof, een onderdrukkende kerk en het beeld van een Almachtige God. Maar toch blijft na het bereiken van het ‘open veld’ de hunkering naar o.a. het luisteren naar orgelmuziek, het meezingen van psalmen, kerken bezoeken en kaarsen aansteken. Verlangen naar rituelen van weleer. Ook hierin bespeur ik weemoed om wat niet meer is. Al zou niemand terug willen naar die benauwende tijd met z’n spruitjeslucht. Misschien groeit de weemoed met het klimmen der jaren, terugkijkend op een tijd die nooit meer terugkomt. Ik heb er ook al last van. Terugdenkend aan toen onze kinderen klein waren en bij het zien van de foto’s van die lieve kleine koppies bijvoorbeeld. Terwijl ik dat nu echt niet meer zou willen en volop geniet van hun volwassenheid en hún kinderen. Nu het herfst is steekt het weemoedige gevoel ook af en toe de kop op als ik de naar het zuiden vliegende ganzen en de vallende bladeren zie. Maar bovenal geniet ik van dit seizoen. De prachtige kleuren, de pittige geuren en de lagere temperaturen. Vanmorgen was ik bij één van mijn mensen. Ze was intens verdrietig om haar ziekte (waarvan ze de naam telkens vergeet….), haar onlangs plotseling overleden zoon, de ruzies die ze met haar man maakt. Ze huilde en het enige dat ik kon doen was haar in mijn armen nemen en beamen dat haar leven moeilijk is. We zijn in de regen een autorit gaan maken door bos en polder. Ze genoot intens van alle kleuren van de bomen en de nog steeds bloeiende planten en struiken. Zelfs de zon kwam door. Toen we een uur later thuiskwamen, voelde ze zich een ander mens. ‘De natuur troost me’, zei ze. ‘Eigenlijk wilde ik wel dood, maar er is nog zoveel moois’. Nog een maand geduld en ik ben helemaal tevreden. Dan gaat de wintertijd in en zijn de avonden donker. Jullie genoten rond de verjaardag van Agnes een paar dagen op Texel met bijna zomerse temperaturen. Ik ben benieuwd naar jullie verhalen. We zien elkaar vast en zeker snel, ik verheug me erop.
Liefs, Karin
Zondag 17 september 2017
Vanmiddag heerlijk 33 witte zakdoeken staan strijken. Met zicht op de vogeltjes in de tuin en de vissen in de vijver. En achter me staat de computer aan en brengt Youtube me een keur aan oude psalmen. Op hele noten en mét bovenstem. Die hele noten zorgen ervoor dat één psalmvers behoorlijk lang duurt. Ik hoorde vanmiddag Psalm 3. Die telt 10 regels ; in die tijd doe ik toch gauw vijf à zes zakdoeken. Ik verbaas mezelf hoeveel ik er nog van uit mijn hoofd ken. Al moet ik eerlijk toegeven er ook af en toe een potje van te maken. Zo luidt de oude berijming van Ps 3 : 3 : “Ik lag en sliep gerust, van ‘s HEEREN trouw bewust.” Daar blijk ik in mijn meebrullen : “mij van geen kwaad bewust” van te hebben gemaakt. Dat verraadt mijn vrijzinnigheid. Overigens begint die Psalm met : “hoe vrees’lijk groeit, o God, het saamgezworen rot dergenen, die mij drukken. “ Forse taal die ik thuis niet bezigde. Wij hadden het alleen over rot als het appels of peren betrof. Vanavond heb ik mijn rapport van de lagere school opgezocht. Het lag óp de rapporten van het gymnasium en terecht want het ziet er stukken beter uit. Voor de psalm die wij wekelijks moesten leren (en op maandagochtend bij toerbeurt opzeggen) kregen de kinderen een cijfer. Gelet op de enorme hoeveelheid oude psalmen die in mijn hoofd rondgonzen neem ik aan dat we dat vanaf klas 1 hebben gedaan. Mogelijk kregen we als kleintjes wat makkelijker liedjes, zoals : “Daar ruischt langs de wolken”en “Boven de starren daar zal het eens lichten” , maar algauw kwam de zwaardere kost en vanaf klas 5 hing daar ook een cijfer aan. Ik heb toen twee keer een 10 gehaald en één keer een 9. Dat laatste vast en zeker tot teleurstelling van het thuisfront want het domineesgezin stelde er een eer in dat wij niet faalden op het gebied van psalmenkennis. Zelfs de bijbehorende nummers werden geacht gekend te worden. Moest er een brief gebracht worden naar Burgwal “Looft God, looft zijn naam alom” , dan moest die op 150 in de bus. Wij woonden in Kampen op de Broederweg “Het ruime hemelrond “ (19) en later in den Haag op de Pauwenlaan “Opent uwen mond “ (81). Nu woon ik op “Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen “ (72) . Dat is het 11e couplet en bestaat in tegenstelling tot de voorafgaande tien uit 4 regels. Als kind vond ik het spannend als deze psalm werd aangeheven, vooral als er eerst enkele volledige coupletten werden gezongen. Het leent zich uitstekend voor bovenstemmen ( dat zijn mannenstemmen die tussen de noten doorzwieren en hun best doen bóven de gemeentezang uit te komen.) Het orgel ging op “vol werk” en de gemeente zong zich de longen uit het lijf ; het kerkgebouw stond bol van geluid maar geen muur scheurde en geen raam ging aan diggelen. En dan kwam vers 11, de top werd bereikt met de laatste woorden : “de wereld hoor en volg mijn zangen, met Amen, Amen, na.” Soms was er een organist die daarna abrupt (en natuurlijk met opzet) stopte. Ik wist precies wie de “bovenstemmers “waren en hield ze scherp in de gaten. Tot mijn enorme plezier zag ik de aderen in hun hals opzwellen en met een ongrijpbare noot regel vijf inzetten (die er niet was). Zodra ze merkten dat niemand meer meezong zorgden diezelfde aderen voor prachtige rooie koppen die best mooi kleurden tussen al dat zwart. Het maakte de hele dienst wat lichter al kun je uiteraard niet elke zondag die psalm 72 laten zingen. Ik houd hem wel in ere. In elk geval met mijn huisnummer.
Maandag 18 september
Als ik als kind pijn had kreeg ik een akkertje. Dat was een soort gevulde hostie. Bleef ook net zo aan je gehemelte plakken. Maar je had tenminste het gevoel dat je serieus wat had. Je hoefde iets minder op je broers en zussen te bevechten dat je “echt ziek “ was. Pas als er een tweede akkertje en hoge koorts bij kwam doofde alle kritiek. Dan was de schijn van schoolziek of luiheid voorbij en kreeg je enige hulp. Had ik voorhoofdsholteontsteking dan moesten bruin gekleurde neusdruppels soelaas bieden. Volgens mij hielpen ze van geen kant maar het toneelstukje (met het hoofd achterover en zoveel mogelijk benauwde geluiden) was best indrukwekkend. Later kwamen de witte kruis poeders , de chefarine, de asperines en toen de onvermijdelijke paracetamol. Deze laatste wordt door ons volk met tonnen naar binnen gewerkt, je moet er zelfs spiegels mee opbouwen en het voorkomt allerhande ontstekingen , maar het effect lijkt gering. Vooral bij heftiger pijnen haalt het amper het niveau van het akkertje. Niet voor niks dat je het voor veertig cent bij de super kunt kopen. De mensen uit vroegere eeuwen zouden er mogelijk hartstikke blij mee geweest zijn want die hadden niks. Ja, drank en verdovende middelen. Die hebben we nog, in toenemende mate zelfs. Ik heb enkele jaren geleden zelf opiaten moeten gebruiken om de pijn de baas te worden. Wat een genot was dat, als je ineens gaat merken dat je pijn met zachte hand wordt afgevoerd. Vandaag heb ik veel verhalen gehoord over pijn en de moeizame pogingen om er de juiste middelen tegen te vinden. Niet iedereen wil alles slikken wat de markt biedt. En iedereen (ikzelf ook) weet voor de ander altijd precies wat die moet doen. Maar de meeste mensen schijnen het toch zelf te willen uitvlooien. En dan heb ik het nog niet eens over de pijn die nog veel dieper zit en voortkomt uit bittere ervaringen en trauma’s uit het verleden. Bij lichamelijke pijn schieten je soms de tranen in de ogen. Bij zielepijn zie je ze langzaam opwellen, die komen van zo diep. Geen akkertje of hostie is daartegen opgewassen. Daar zijn mensen voor nodig.
Dinsdag 19 september.
Marie was getrouwd met Daan. Dat was geen aardige man. Zeg maar gerust een gewelddadige. Marie wilde graag van hem af. Maar in háár tijd en haar zwaar gelovige milieu was dat not done. Op zeker moment stierf Daan. Tegelijk met zijn laatste adem slaakte zij stilletjes een zucht van verlichting. Ze kon haar opluchting echter niet aan de grote klok hangen en schikte zich keurig in het rouwritueel. Daar behoorde ook een advertentie bij in het plaatselijk kerk-blaadje. En zoals gebruikelijk moest daar een vrome tekst boven. Ze hoefde er niet lang over na te denken. Van al die psalmversjes die ze in de loop van haar leven had moeten zingen was één haar in het bijzonder bijgebleven. Met een brede lach zette ze boven de droeve aankondiging van het overlijden van haar man Daan : “Mijn booze daân ; Gij naamt die gunstig weg “ (Ps.32 : 3, oude berijming). Ik moest hieraan denken toen mij vanmiddag het woord “onderdaan” te binnen schoot. De simpele associatie naar Daan was gauw gemaakt en meteen nestelde de melodie van die Psalm zich in mijn hoofd. Waar kwam die onderdaan vandaan ? Van Prinsjesdag. Ik zag koetsen en paarden, jurken en baretten, één groot sprookje. Minzaam wuivende vorsten mét gevolg en enthousiast zwaaiende “onderdanen”. Een jaarlijks terugkerend evenement waarvoor ik altijd wat lekkers in huis haal, net als bij verkiezingen. Maar ik voel me helemaal geen onderdaan. Dat is iets van vroeger toen koningen en tsaren het voor het zeggen hadden over hun volk. Nú moest de koning iets voorlezen wat de tijdelijke eerste man (de premier) met zijn staf had bedacht. Nieuw was het ook niet want de krenten uit het verhaal waren al uitgelekt. Wat zou het leuk geweest zijn als de koning het sprookje, dat hem nu werd opgedrongen, zélf in de hand had genomen. Dat ie even de papieren had doorgebladerd en vervolgens terzijde gelegd en begonnen was met : lieve medelanders (net als van der Laan), dát verhaal lezen jullie morgen wel in de krant. Ik wil het nu eens over andere zaken hebben. “ En dan zou hij de troonrede hebben kunnen doorgeven die collega Suurmond vorige week in Trouw voorstelde. Of een eigen variatie op zijn kijk op het leven en samenleven in ons land en op de wereld. Het zou het sprookje voor mij compleet hebben gemaakt. Ik zou er mijn pet voor hebben afgenomen. Maar ja , de enigen die vanmiddag nog iets voor hem konden afnemen waren de vrouwen in het gezelschap en die zullen dat niet doen. Hun kunstwerken zaten op hun hoofden gebeiteld. Als je de prijs van al die hoeden bij elkaar optelt kom je toch vast tot een bedrag waar de onderste-danen in ons land ook een sprookjesmiddag van hadden kunnen beleven. Waren er ook weer wat boze danen minder.
Donderdag 21 september.
Lieve Karin. Je weet, ik geloof niet in een leven na de dood. Net als al het leven , ontspringt ook de mens niet aan de levensgang van opgaan, blinken en verzinken en verdwijnt hij voorgoed. Zij ook, net als hét (om het weer volledig gender-neutraal te zeggen). Hooguit leeft iemand voort in de herinnering. Hoe dichter je bij elkaar leefde, hoe sterker die zal zijn. Alsof diegene in je hoofd zit. Bij het ouder worden merk ik dat de kring van mensen in mijn hoofd vele malen groter is dan de kring waarin ik mij levend en wel bevind. Jij noemde het woord weemoed. Dat is het precies. Afscheid was nog een neutraal woord maar wat ik voelde bij al die vaarwels is iets anders. Weemoed om al die mensen die ik nooit meer zal zien. Vooral dat woordje “ nooit meer “is zo geladen. Daarover-heen komen gemis en verdriet. En als meest ingrijpende : pijn, vooral als degene van wie je het meest hield sterft. Dat is als amputatie . Ik heb dat zelf goddank nog niet ervaren maar het vaak gezien bij mensen die mij, als pastor, in hun leven binnenlieten. De verbijstering dat, na soms tientallen jaren samen, de één er nooit meer zal zijn. Daarop had en heb ik niks te zeggen. Die schok praat je niet weg. Ik kwam pas in beweging als me gevraagd werd te helpen bij het afscheid. Dan kwamen de woorden. Eerst van hen. De verhalen en ervaringen, de lach en soms nog overgebleven boosheid. Daarna werd het aan mij gelaten. Ik kon het nooit laten om mensen te prikkelen over de dood heen te denken en hun verbeel-ding te laten werken. Past daar een hemel in, richt die dan in met alles wat de overledene dierbaar was. Als het maar helpt om deze zware momenten door te komen. Het kerkelijk jargon rond sterven en afscheid was mij vaak te onwerkelijk. Het mag dan duizendmaal een ritueel wezen met bijbehorende taal en spraak, ik verkoos doorgaans een wat poëtischer versie, die ik trouwens nu ook niet meer zou uitspreken. Bij de begrafenis van mijn vader in 1972 moest ik bij het graf de geloofsbelijdenis uitspreken. Dat is een onder woorden gebrachte geloofsbeleving uit de 3e/4e eeuw en behoort puur tot de rituelen. Niemand zou haar of zijn geloof nog op die manier verwoorden. Ik had toen niet de moed om iets anders te zeggen en sprak de “Twaalf Artikelen “ van het geloof, uit mijn hoofd. In mijn zenuwen vergat ik er één : ik geloof de wederopstanding des vlezes” en dat was niet met opzet. Wél tekenend voor hoe ik er nu tegenaan kijk. Ik zag van de week op tv een kennismakingsgesprek (in First Date) tussen twee senioren. De vrouw zei op een gegeven moment tegen de man dat ze wel echt gelovig was en of hij daar mee rekenng kon houden. Hij vroeg toen : waar geloof je in ? Nou, zei ze, dat je leven na de dood gewoon doorgaat, dat is voor mij echt heilig hoor.” Zo zijn hele generaties de eeuwen door opgevoed. Op de harde schijf in mijn hoofd staan nog talloze liedjes die daarover gaan. B.v. : “In de hemel is het schoon”, “Daarboven juicht een grote schaar” en ”Ik zie een poort wijd openstaan” . Het laatste genoemde lied stamt uit de opwekkingsbeweging. Daarover gaat het verhaal (maar het kan ook een mop zijn) dat een predikant uit die kring moest invallen in een kerkdienst in de gevangenis en dit liedje als slotlied liet zingen. Dát zijn nog eens visioenen ! Het is nu half vier in de nacht. Over visioenen gesproken, als ik om de hoek van mijn studeerkamer kijk zie ik mijn bed. Nog even een paar luchtige verhaaltjes lezen van Nico Dijkshoorn en maar zien of ik het zware onderwerp van deze brief onder het kussen kan houden. Liefs, je vader Bas.
Vrijdag 22 september
Vanmorgen een zwaar hoofd. Het lukte me afgelopen nacht niet meer om nog wat te lezen. Toen ik mijn kussen rook was ik weg. Stevige dromen maakten dat ik toch wat verdwaasd opstond. Het wereldnieuws in de kranten maakte me wakker. En ik raakte helemaal bij de tijd toen ik de tv aanzette en op Astro TV een wervend praatje aanhoorde over een healing. Mensen moesten nu inbellen en konden dan deelnemen aan een sessie o.l.v. ene Bart of zo. Die kregen we vervolgens in beeld. Het was een wat verwilderde , zwaar ondervoede boskabouter die à raison van € 1 per minuut het komende half uur zou healen. Bovendien werd er ook nog reclame gemaakt voor andere mediums die in contact zeggen te staan met “dierbare overledenen” . Zij kunnen belangrijke boodschappen doorgeven over jouw leven en liefde in de komende tijd. En nu komt er een zin, die ik letterlijk heb genoteerd : “we weten allemaal dat de toekomst constant in beweging is “. Toen heb ik de tv uitgezet en getracht deze zin te begrijpen. Dat lukt me niet, zoals ik trouwens dat hele programma niet begrijp. Dat daar mensen naar bellen en zich in de luren laten leggen door zweeffiguren die misbruik maken van je verdriet of onzekerheid en je bovendien leegplunderen via je telefoonrekening. En wij allemaal maar proberen om de hoek van ons leven te kijken naar wat daar in de verte beweegt. Dat is de toekomst, lieve mensen. Want iedereen die belt wordt “lief “ genoemd en als je lang genoeg aanhoudt wordt het nog “lieve schat “ ook. Hoor je het ook eens van een ander. Best mooi om daarmee het nachtboek voor deze week af te sluiten.
Maandag 11september 2017
Vanmorgen het bericht dat prof.dr. Harry Kuitert is overleden. Van de weeromstuit kreeg de hemel forse huilbuien. Maar de weilanden waren groen en de ooievaars schreden parmantig door het gras.
Het leven gaat door. Dat leek Kuitert ook het mooiste : dat na je dood de bomen in het voorjaar weer uitlopen en de bloemen bloeien. Hij vertelde dat in een gesprek met Jacobine Geel in 2005 ;
een gesprek dat als In Memoriam vanavond opnieuw werd uitgezonden. De hele dag zong zijn naam door mijn hoofd. Ik heb tot nú, na middernacht, gewacht voordat ik voor miijn boekenkast
ben gaan staan en naar “zijn plank “ ben gaan kijken. Ik tel 27 titels. ( 27 is ons geluksgetal, al hebben we er nooit iets op gewonnen. Maar geluk is meer dan winnen en van hogere
orde.) Wat heeft deze man mij en vele anderen geholpen, meege-sjouwd, een pad gebaand door de rimboe van ongelooflijk veel theologisch onkruid en ons uiteindelijk in het open veld gebracht. Een
goede collega van me vertelde me in 2005 op zijn sterfbed dezelfde ervaring. Hij was bijzonder getroost door de gedachten van Kuitert over de dood (in “Voor een tijd een plaats van
God”). Dat je niet meer hoeft. Je hebt je tijd gehad. Je treedt in rust. Je hebt even meegedaan met alles, met de opwinding, met de vreugde en het verdriet, met de onrust. Net als die miljarden
voor jou. Maar als je er geweest bent hoeft het niet meer, niets hoeft meer, de last van het leven schuift van je af, voor eeuwig. De mens keert terug tot waar hij uit genomen is : de
aarde.
Ik heb daar toen een mail over gestuurd naar prof. Kuitert. Die schreef per ommegaande terug hoezeer het hem geroerd had dat mijn collega hierin moed vond om te sterven.
In het tv-gesprek uit 2005 viel me weer op hoe hij het begrip ver-beelding benadrukte. Ik zet er maar een streepje tussen omdat het niks te maken heeft met de negatieve betekenis ( zoals in “wat
verbeeld jij je wel ?”). Verbeelding is – in mijn woorden - in beeldende verhalen proberen onder woorden te brengen wat in ons bestaan echt van belang is. Het zijn verzinsels, fantasieën,
creaties die verwondering,verdriet, verlangen uitbeelden. Schepping, paradijs, ark van Noach, opstanding uit de dood, hemel, hel, zelfs God , allemaal ont-
sproten uit menselijke verbeelding. Mogelijk zal Kuitert het niet zó verwoorden maar hij zal er vrede mee hebben dat ik in mijn eigen open veld loop te tobben. Zolang ik aan de
theologie heb geroken snoof ik ook Kuitert op.
Ik heb geprobeerd het met anderen te delen.Daar zijn mensen blij van geworden maar anderen werden verdrietig, omdat ik zekerheden onderuit haalde. Een enkeling werd boos, zoals die man die
vuurrood aanliep, zijn vuist balde en, onder het uitroepen van : “Die Kuipert maakt de hele kerk kapot”, zo’n enorme klap op tafel gaf dat het ingelegde mozaiek alle kanten
opvloog.
Ik kreeg niet eens de kans om hem duidelijk te maken dat hij (Abraham) Kuyper en (Harry) Kuitert door elkaar haspelde. Dit speelde zich 45 jaar geleden af. Sindsdien had ik wel de gewoonte om,
als iemand sprak over “die Kuitert “ , op te merken : “u bedoelt waarschijnlijk professor Kuitert “. Een beetje stangen is mij nooit vreemd geweest. Uit “Trouw” begreep ik dat
de kerkleer aan de VU weer terug is bij af. Daar verschijnen weer dikke pillen over God en zo. Ik zal die 27 titels dus maar bewaren. Er is straks vast wel weer iemand die hulp nodig heeft om uit
de rimboe te komen.
Kuitert is nu, in zijn eigen woorden , achter de horizon verdwenen. Ik roep hem graag na : “Adieu ! ” Volgens mij zie ik de hemel daarboven even trillen. Maar dat is
natuurlijk verbeelding.
Donderdag 14 september
Mijn nachtboek kwam er deze week bekaaid af. Elke nacht zag ik heel even witte bladzijden, keek er een poosje naar en sloot ze onbeschreven weer af. Gewoon uit behoefte een poosje alleen te lopen
in het open veld, nu Kuitert achter de horizon verdwenen is. Vanmiddag was zijn begrafenis. Ik reed op dat moment op de dijk langs de Waal. Heftige rukwinden en striemende regen. Het liet de
natuur ook niet onberoerd dat het lichaam van deze grote geest weer in de aarde terugviel. Het niet fijnzinnige en evenmin vrijzinnige dagblad van de “vrijgemaakt “ (!)
gereformeerden gaf deze week nog een trap na. Het schreef : Kuitert had uiteindelijk geen geloof meer overgehouden en was eenzaam onder een lege hemel achtergebleven. Zijn
weg bleek niet bevrijdend , maar heilloos “. Tja, wat moet je hiermee ? Als je jezelf niet de eerlijke vragen durft stellen, je verstand niet durft te gebruiken en je blijft
verstoppen achter leerstellingen van vóór de Verlichting, dan ga je heel domme dingen zeggen. Vroeger knipte ik heel consequent de ingezonden stukken uit, als er weer eens een heftige polemiek
was rond een nieuw boek van Kuitert. Je wist niet wat je las. Wilders is er niks bij. “Gelovigen” hebben dan ook nog een heel arsenaal aan bijbelse dreigementen, die Wilders (ondanks z’n menu van
joods-christelijke wortels) niet eens hanteert. Ik heb het deze week allemaal lekker laten liggen en heb in de nachtelijke uren genoten van het nieuwste boek van Jan Siebelink.
Deze man heeft een fluwelen pen (net als Wim Boevink, columnist van Trouw). Zijn beschrijving van “De buurjongen”(zo heet het boek) is zo zorgvuldig en aandachtig. Dat geldt evenzeer over diens
tuinwerk op de kwekerij van Jan’s vader (uit “Knielen op een bed violen”) die door de buurjongen is overgenomen. Je ruikt de aarde, je ziet de bloemen. De kinderlijke en soms verwrongen
godsdienstige opvattingen van de jongen worden haast natuurlijk beschreven, alsof ze erbij horen. Af en toe schalt er een oude psalm of gezang of kindergebedje door het boek, precies
passend bij de sfeer die in die zware kringen hing. In het In Memoriam in Trouw las ik dat Kuitert tot op hoge leeftijd ook graag de heel oude liederen door zijn huis liet klinken. Laat ik dan
maar met een bekentenis eindigen dit keer : als ik eens in de 14 dagen mijn witte zakdoeken sta te strijken ( “vind ik leuk “ ) galmen er via Youtube niet-ritmisch gezongen Psalmen door de kamer.
Het hijgend hert en het zalig volk, God heb ik lief en Gedenk niet meer aan ‘t kwaad, je kunt er geweldig op strijken ! Het is niet meer mijn geloof. En óf het bevrijdend is om dat te kunnen
zeggen ! Maar het jochie in mij, dat al deze liederen ooit uit zijn hoofd heeft moeten leren, wil óók wat.
Vrijdag 15 september.
Vandaag weer het vervolg van de briefwisseling met Karin.
Mijn lieve vader,
Het strandbed aan de zee in de zon lijkt al weer lang geleden. Zoals ik hoopte is de herfst vrijwel direct daarna begonnen. Ik geniet er net zo van als jij. Wind en regen, kleurende bomen,
bladeren die al vallen en het allerfijnste: vroeg donker. Nog even en ik maak boerenkool met worst, mijn lievelingseten.
We behoren tot een minderheid, de meeste mensen hoor ik klagen over dit seizoen. Zonde van hun energie, veranderen doet het er niet door. Zodra ik enthousiast over mijn plezier over de herfst
vertel, stopt het gemopper trouwens meteen. Bij mij krijgen ze geen respons.
Maak je geen zorgen over mijn huid: goed ingesmeerd trotseerde ik die koperen ploert hooguit een uur, daarna ging ik lekker onder de parasol lezen. Volgens mij is het meest gebruikelijke trouwens
‘waarschuwen voor’, maar ‘tegen’ kan ook. Als de boodschap maar overkomt!
Dat roken slecht voor ons is, is geen nieuws. Zolang anderen er geen last van hebben, moeten ze mij niet lastigvallen met hun saaie praat over de risico’s, blablabla. Die weet ik zelf wel en ik
kies er bewust voor van deze ongezonde gewoonte te genieten. Want dat doe ik! Ja hoor, papa, ik wil er in oktober best eentje minder roken. Bedoelde je over de hele maand?!
Net als jij ben ik ook opgegroeid in de rook. In de rode Kever zag ik jullie voorin bijna niet meer zitten. Raampjes lekker dicht en verwarming hoog! Misschien had mijn wagenziekte daar wel wat
mee te maken…? Op de feestjes die jullie gaven mocht ik helpen de kamer gezellig te maken. Dan zette ik op iedere tafel een glas met diverse merken sigaretten voor de gasten die zonder
uitzondering rookten.
En óf ik nog weet wanneer ik voor ’t eerst rookte. Dat was op mijn vijftiende, toen mijn vriendin Hester voor mij een sjekkie draaide van gezond rijstpapier met weinig shag. Ik vond het vies,
maar na een paar keer oefenen had ik de smaak te pakken. En niets fijner dan in de pauzes op het gras te zitten en met elkaar te roken en praten. Bij de weekendboodschappen kochten jullie vanaf
toen iedere week een pakje Winner met rijstevloei voor me. Niet meer in te denken in deze tijd, ouders die rookwaar voor hun kinderen kopen. Er zijn voor mij verschillende sigaretten: de
gezelligheidssigaretten bij de koffie en na het eten, de ontspanningssigaretten na gedane arbeid en de noodzakelijke sigaretten bij spanning en verdriet. Na jaren niet gerookt te hebben, had ik
aan die laatste zo’n behoefte, toen ik Silvester voor de zoveelste keer met een ontsteking in zijn been in het ziekenhuis moest achterlaten, dat ik een noodstop bij de Shell (het was zondag) heb
gemaakt. In de tijd dat hij thuis was en pijn leed, kon ik af en toe met mijn ‘vriendje’ naar buiten en zo even afstand nemen. Daarna diverse pogingen gedaan te stoppen en even zo vele keren weer
begonnen. Tja.
Het deel van je brief over afscheid deed me peinzen. Mooi beeld van de doos met de stevige deksel waarin al die afscheiden bewaard worden. Maar wat is het dat het lijkt alsof het niet helemaal
doordringt dat al dat afscheid definitief is, voorgoed voorbij? Misschien zelfbescherming om het niet volledig te laten doordringen? Want wát als je overspoeld wordt door verdriet en gemis. Hoe
moet je dan verder met je leven. Af en toe word ik bevangen door een schrijnend rauw gevoel als ineens doordringt dat ik iemand nóóit meer zal zien, horen, spreken, aanraken. Gauw bedenk ik dan
hoe het zou zijn als die persoon had moeten doorleven met de ziekte en pijn. Als pleister op de wonde. En het leven gaat door, dat willen we zo veel mogelijk genieten, zoals toch de overledenen
ook gewild zouden hebben? Bijna stoïcijns, ‘het is zoals het is’ naar de toekomst kijken met in je hart al die mensen, honden, huizen, werkplekken, vakantieplaatsen en zelfs de auto’s ja. Weemoed
is voor mij het woord dat het gevoel om alles wat voorbij is en nooit meer terugkomt het beste omschrijft. Ik heb jarenlang voorin mijn nieuwe agenda’s ‘Panta Rhei, oeden menei’ (Alles stroomt,
niets blijft) geschreven. Om mezelf eraan te herinneren dat dat de normale gang van zaken is, zo is het leven.
Jij hebt veel vaker afscheid moeten nemen dan ik. Het kan ook zijn dat je zo direct bij alle afscheiden betrokken was, dat je op die manier al veel verwerkt hebt. Een tip kan ik niet bedenken.
Volgens mij doet iedereen het op zijn/haar/hets (dat laatste voor de genderneutralen) eigen manier en is alles goed, zolang je er niet aan onderdoor gaat en je jezelf verliest. Dan is er hulp
nodig van familie, vrienden, een therapeut, misschien wel medicijnen. Verdriet delen lijkt me het allerbelangrijkste. Maar als je bijv. je partner verliest, dan lig je ’s nachts wel alleen in je
bed. Ik kan me alleen maar proberen in te denken hoe vreselijk dat moet zijn. En het leven buiten gaat gewoon door, alsof er niets gebeurd is. Maar goed ook, maar een schril contrast met hoe je
eigen leven ineens in een vacuüm terecht is gekomen.
In mijn hoofd beleef ik toekomstige afscheiden soms al, waarbij een verdrietig gevoel boven komt. Niet te lang, want niemand weet ‘hoe laat het is’, maar als voorbereiding, alsof ik het alvast
van tevoren een beetje kan oefenen. Die gelukkig nog niet gerealiseerde afscheiden gaan daarna gauw in die doos met de deksel er stevig op. Dóór met het leven, dat zo ontzettend de moeite waard
is!
We zien elkaar morgen, ik verheug me erop.
Veel liefs, Karin
Zondag 3 september 2017
Het is zondagmorgen. Ik werd wakker met een droom. Die is te groot om naast te blijven liggen. Je hebt van die dromen die zijn als vulkanen. Dit was er zo één . Hij brak door
alle tijdlagen van mijn leven heen en sleurde overal wat brokstukken uit mee. Als je dan wakker wordt zit je wat verdwaasd tussen scherven uit je verleden. Je probeert wat stukjes aan
elkaar te passen. Na zo’n ingrijpende droom probeer ik altijd zo lang mogelijk in dezelfde slaaphouding te blijven liggen als waarin ik de droom ontving. Om zo min mogelijk het
herinneringsbeeld te verstoren én om te trachten zoveel mogelijk scherven bij elkaar te rapen. Op zeker moment had ik genoeg. Net als wanneer je schelpen zoekt. Je loopt langs de vloedlijn en
bekijkt de aangespoelde exemplaren. Je zoekt er de mooiste of speciaalste uit tot je handen vol zijn. Zo was het ook met die droomscherven. Mijn hoofd raakte vol. Ik moest het bed
uit. Er is nog niemand wakker in huis. Er zijn geen oren aan wie ik de droom kan vertellen. Rest mij het nachtboek. Vroeger had ik droomschriften. Daar pende ik dan zo snel mogelijk zoveel
mogelijk in. Naderhand was er vaak niets van te begrijpen. Tegenwoordig beeft mijn schrijfhand teveel en ben ik aangewezen op het toetsenbord. Gelukkig, want dat brengt me tot selecteren. Dan nu
de droom :
ik moest examen theologie doen in Kampen. De Hogeschool was in een kerk en het examen vond vlak vóór de dienst plaats. De professoren waren min of meer dezelfden als in november 1970, nu
aangevuld met een vrouw. Ik was geen 32 jaar ( zoals toen) maar minstens 50. Ik had twee multimappen bij me . Eén waarin ik teksten en datum had bijgehouden van alle
preken. En één waarin elk gemeentelid uit mijn laatste gemeente een eigen blaadje had. Daarop stonden ontmoetingen en ervaringen genoteerd. Met die twee mappen schoof ik de hooglerarenkamer
binnen. Ik voelde me volstrekt leeg in mijn hoofd en ook helemaal geen theoloog. Ik had wat in boeken geneusd, gelezen wat anderen dachten en geleerd dat wat ik zélf dacht er absoluut niet toe
deed. Eén van de menselijke gezichten stelde mij een openingsvraag en ik raakte aan het vertellen. Mijn verhaal bleek minstens een uur geduurd te hebben want de kerkgangers die tegelijk met mij
naar binnen gingen zag ik het gebouw alweer verlaten. Ik werd meegenomen naar een middeleeuws hoekje in het gebouw. Daar kreeg ik van de vrouwelijke examinator te horen dat het examen niet
doorging maar ik wel. Toen werd ik wakker. En nu zit ik met die prachtige scherven. Daar ga ik deze zondag eens lekker van genieten.
Maandag 4 september
Ik weet het, ik ben een maand te vroeg maar voor mijn nachtboek is het vandaag dierendag en ik begin met de boxer. Agnes en ik reden door Baarn en onwillekeurig draaiden we tegelijk onze
hoofden naar links. Daar liep er een.
Als er op hetzelfde moment een aan de rechterkant van de weg had gelopen zouden we die ook gezien hebben. Ons net vlies trekt ernaar toe. We reden vervolgens Hoogland binnen en zagen de
gelijkenis van onze laatste boxer Baron lopen. Een robuuste verschijning met witte bef. Nog steeds stoer al weten we dat hij op z’n laatste poten loopt. Hij heeft overal kanker maar boxers
verhullen dat zo lang mogelijk. Ik heb dat ervaren met vier van onze zes boxers. Ze leefden tot op de bodem en konden zelfs na de eerste dodelijke euthanasieprik hun staartje nog niet stilhouden.
Thuisgekomen speurden we meteen onze tuin af. In het nieuws had ik gehoord dat er een dodelijke ziekte heerst onder merels. Een Aziatisch virus zou er al meer dan tienduizend hebben gedood.
Wat ons nog niet was opgevallen bleek nu direct : geen merel te zien, terwijl er , met name in de winter, toch zeker 10 bij ons rondscharrelen. Terugdenkend ontdekten we dat ze
al dagen bij ons niet meer in beeld zijn.
Er schijnen 1 miljoen merels in ons land te leven en dat virus is nog niet uitgewoed. Je moet er toch niet aan denken dat ze allemaal…. Want over een half jaar moeten ze toch weer de ochtendhemel
vullen met hun karakteristieke zang. En we verwachten ze weer bij ons aan de havermoutvlokken. Ze zullen dan wel het gezelschap van de muisjes missen. Die zijn weg. Ik schreef enkele weken
geleden over mijn verwoede pogingen om de huismuis te vangen. Muizen buiten vind ik gezellig maar binnen is een ander verhaal. Het lukte niet met de ouderwetse muizenval. Evenmin met een
geraffineerde versie daarvan. Hooghartig liep het beestje om de pindakaas of het brokje jong, jongbelegen of oud heen. Ik zocht en vond hulp bij een enorme dierenzaak met de niet
toepasselijke naam Guppy. Op mijn vraag : jullie hebben van alles vóór dieren, heb je ook iets tégen ? werd ik verwezen naar een heuse dierenapotheek. Ik legde een vriendelijke juffrouw het
probleem van mijn falende muizenvallen voor en werd toen gewezen op een plank vol mogelijkheden. De keuze viel op een doos van het formaat Hot Chocolate, alleen zaten hier 12 pakjes met rode
pasta in. Er zijn er inmiddels zeven van op, één blijft onaangeroerd in de garage liggen en vorige week vonden we de eerste dode muis : hij/zij lag onder de auto, op haar/zijn zij. Volgens Guppy
ligt de rest van de familie dood in het nest. Buiten zie ik ze ook niet meer. Hun familie zal me haten en dat begrijp ik. Net goed, dat die boxers en die merels er ook niet meer zijn,
denken ze misschien wel, en dat vind ik minder leuk. Muizen moeten wel hun plaats weten.
Woensdag 6 september
Een vastgoedbedrijf houdt bij vergaderingen één stoel vrij. Dat is de stoel van de toekomst. Het is de bedoeling dat die toekomststoel een plek krijgt in directiekamers, in klaslokalen, bij
talkshows, het liefst ook in de 2e Kamer. Aan het eind van elke vergaderingen komt die stoel aan het woord. Hebben we beslisingen genomen die duurzaam zijn, goed voor de toekomst, voor onze
kinderen en kleinkinderen ? Dat kan dan gaan over klimaat, maar ook over je rol in de samenleving, over maatschappelijk verantwoord ondernemen, over mensen die moeilijk aan het werk kunnen komen
enz. Dit idee is van Jan Terlouw en ik las het vanmorgen in het AD. Schitterend. Maar het idee is natuurlijk al heel oud. Zijn het niet de Joden die al duizenden jaren een stoel vrij houden voor
de profeet Elia ? En waren het niet juist de profeten die de vinger legden op de zere plekken in de samenleving ? Dat was in vroegere jaren niet het klimaat want dat werd toen lang niet zo
verpest als nu. Maar wel ging het over onrecht, scheve verhoudingen tussen arm en rijk en over bescherming van de kwetsbaren. Het lijkt mij wel wat om die oude profeten beurtelings op die stoel
te zetten. Dan krijg je heel spannende vergaderingen. En voorkom je dat allerlei vergadertijgers de denkbeeldige figuur op die stoel laten buik-spreken.
Over lege stoelen gesproken, ik ken plekken waar ze al jaren lang te vinden zijn. In de kerk. Ik denk niet dat er één iemand is die daar de toekomst op ziet zitten.
Als troost werd ons als predikanten wel eens aangereikt dat we ons engelen moesten voorstellen op die lege stoelen. Het is mij nooit gelukt. Ze waren er gewoon niet òf : zó transparant ( om eens
een eigentijds woord te gebruiken), dat je er letterlijk doorheen keek. Juist in de kerk betekent die lege stoel dat het heil erbuiten wordt gezocht. Ik ben dan wel geindoctrineerd met de term
:
buiten de kerk geen heil (Baudet weet de Latijnse woorden wel) maar daar wordt tegenwoordig toch anders over gedacht. In hetzelfde AD las ik vanmorgen dat een dominee van de christelijk
gereformeerde kerk is geschorst voor een “openbare grove zonde “. Hij wordt met naam en toenaam, leeftijd en woonplaats genoemd, terwijl onderzoek door kerkelijke vergaderingen nog gaande is. In
de gewone “wereld” ben je dan R te H en plakken ze je ogen af. Maar in deze kerk lig je meteen op straat : hopelijk vindt de man dáár zijn heil. Weer een lege stoel.
Donderdag 7 september
Als ik de supermarkt op ons dorp binnenkom, tref ik rechts een enorme vitrine met zakjes gesneden groenten, champignons en aardappeltjes. Vandaag stond daar een jonge vrouw voor met een jochie
van een jaar of vijf in haar karretje.
Ze liep druk heen en weer, met een lang boodschappenlijstje in haar hand en gaf plots een ruwe ruk aan het wagentje , terwijl ze riep : “ze hebben hier ook niks ! Heb ik weer. Mijn dag weer
verpest !” Mij schoten duizend en één opmerkingen te binnen, waarvan er niet één goed zou zijn gevallen, dus hield ik m’n mond want ik had al zo te doen met dat jongetje in die kar. Het
leuke is wel dat ik in mijzelf de hele dag die ingehouden opmerkingen wel blijf maken. Daar-door wat afgeleid pakte ik het verkeerde pak koffie. Net voor de kassa zag ik mijn fout. Ik had grove
maling (wat fijngemalen had moeten zijn). Maar door dat woordje “grove” switchte ik meteen van gedachten en liet ik die blasé juf van de groenten-afdeling maar klagen. Immers gisteren
trof ik dat woordje “grove”ook al. Toen ging het over “grove openbare zonden “ van die dominee. Die hielden mij nu opnieuw bezig. Zonde is in kerkelijk jargon een overtreding waar God niet blij
mee is. Grove zonden zullen hem woest maken. Maar als er grove zonden zijn moeten er ook fijne zijn . Wat zijn dat dan ? Zonden waar je extra van hebt genoten, hoe fout ook ? Of zijn
ze geraffineerd als suiker, maar dan anders ? Ik heb veel over de zonde geleerd maar dit onderscheid is mij in elk geval niet bijgebleven. Wel ken ik “stomme zonden “ . Een seksueel bedoeld
voorlichtingsboekje uit begin vorige eeuw ging daarover. Als ik de inhoud goed onthouden heb ging dat over alles wat er aan seksualiteit buiten het huwelijk beleefd werd. Een boekje waar je heel
eenzaam van werd. Ook “geheime zonden “ zaten in die hoek. Wat je als speelse jongen niet allemaal kon krijgen ! Ruggemergverweking, psychische aandoeningen, zweten, concentratiegebrek,
krankzinnigheid. Stom geklets natuurlijk, net als van die moeder met dat boodschappenkarretje, maar met dit soort leuterpraat is er wel heel veel jeugdig plezier verpest. Tot nadere
informatie blijf ik dus zitten met de vraag wat die “grove openbare zonden “ zijn waarvoor iemand zonder enige rechterlijke veroordeling publiekelijk aan de schandpaal wordt genageld. “Openbaar “
doet vermoeden dat er in het openbaar iets heeft plaats gevonden waar de kerk niet mee uit de voeten kan. Nou, beste kerk, dan valt er nog heel wat te nagelen. Succes ermee. En als je klaar
bent richt je dan eens op barmhartigheid en recht. Of beter : begin daar mee ! Daar bén je voor.
Vrijdag 8 september
In de briefwisseling met mijn dochter Karin ben ik weer aan de beurt.
Lieve Karin.
Je vorige brief begon je op een strandbed aan de Middellandse Zee. Ik liep net buiten met de buurhond en belandde in een wolkbreuk. De zee spoelde om mijn schoenen en de hond vergat waarvoor ze
buiten was. Herfst alom, jouw en mijn weer. Met vreugde zie ik ‘s morgens uit mijn raam hoe de grote es weer een lichtbruine spencer over z’n kop trekt. Van bovenaf begint hij langzaam te
kleuren. En over enkele weken is hij zo roodbruin als jij op je strandbedje maar deze kleur bergt geen gevaar in zich. Per zomer hoor ik meer waarschuwingen voor (of is het eigenlijk tegen ?) de
zon. Ik mocht er maar 10 minuten in met mijn verouderende huid. Vervolgens kreeg je op het journaal beelden te zien van stranden vol in de zon bruinende mensen. Of interviews met doorbakken
vrouwen en mannen met bij voorkeur gebleekte tanden, net alsof er een invasie van een andere planeet had plaatsgevonden. Die moeten nu naar de zonnebank en daarnaar door naar de huidarts. Ik las
dat er teveel studenten medicijnen zijn. Een tip : specialiseer je als dermatoloog. Er wordt volop aan je toekomstige klantenbestand gewerkt. Wij hebben een andere ondeugd (of als je wilt : grove
zonde). Wij roken. Bekeerlingen (die zijn altijd het fanatiekst) trachten ons op andere gedachten brengen. De media gaan zich hier nu ook mee bemoeien en roepen de komende maand uit tot Stoptober
of zo. Ik vrees dat wij ons daar deze kleurrijke maand niet mee bezig gaan houden. Zullen we er één minder doen ? Toen die lieve verpleegkundige mij ruim vijf jaar geleden bevrijdde van 32
nietjes in mond- en halsgebied en mij zakken vol geduld en bergen moed toewenste, heeft ze vast en zeker ook gedacht : en geen Caballero meer ! Qua merk is dat gelukt maar niet qua sigaret. In de
theologie noemen ze dit erfsmet. Ik kreeg het roken van huis uit mee, mijn vader rookte Laurens Bolero en Willem II sigaartjes. Ik moet hem nageven dat hij mij er met een slimme weddenschap
tot mijn 20e vanaf heeft weten te houden. De jeugdzonde van enkele sigaretjes samen met broer Evert en ons mooiste nichtje Alie niet meegerekend (ik was toen 11 !). Weet jij nog van je eerste en
ook wanneer je er een gewoonte van maakte ? En waarom ?
Ik herinner me dat ik “stierf “ van de zenuwen bij mijn eindexamen gymnasium en een kettingrokende leraar vroeg om een peuk. Heerlijk.
Naar aanleiding van jouw opmerking over mijn laatste dienst in Leersum kom ik ook op een vraag aan jou. Ik zal hem inleiden. Mij werd, ook nu weer, vaker gevraagd hoe ik het afscheid heb
verwerkt. Ik weet dat gewoon niet. Soms lijkt het wel alsof ik er een speciale bergplaats voor heb waarin al die afscheiden zitten. Een soort grote doos met een stevige deksel, die ik
meestentijds alleen maar open om er het laatste afscheid in te doen. De doos zit boordevol : afscheid van ouders, broers en zus, zwagers en schoonzussen, vrienden en buren, collega’s en vele
gemeenteleden. Het wonderlijke is dat ik me élke begrafenis of crematie herinner ; zeker die ik zelf geleid heb. Het afscheid van onze honden zit ook in die doos. En natuurlijk zijn er ook de
werkplekken en woonhuizen , vakantieplaatsen en zelfs auto’s waar ik afscheid van nam. Maar vraag me niet wat al die afscheiden me deden of doen. Heel af en toe kijk ik even in de doos en dan
waait me een ijskoude wind van gemis in het gezicht. Die komt van de mensen die me na aan het hart lagen. Dan doe ik de deksel er weer gauw op. Soms komt er een zachte bries, vol zoete
geuren uit een ver verleden, die mijn herinneringen oproept. Misschien heb ik wel nooit echt afscheid genomen en kan ik dat ook niet. Jij neemt ook in toenemende mate afscheid. Dat komt met het
ouder worden vanzelf maar ook je werk brengt dat mee. Wat doet het jou ? En mocht je een tip voor me hebben, ik houd me aanbevolen.
Lieve kus, je vader. Bas
Dinsdag 29 augustus 2017
In de krant las ik een oproep van een leeftijdsgenoot. Hij heeft een ouderwetse herenfiets en wil graag de stang, die zo typerend is voor herenfietsen, eruit. Of iemand hem wil helpen
ombouwen. Dat zijn van die dank baar stemmende berichtjes. De man had natuurlijk ook gelezen dat wij, ouderen, niet meer veilig zijn op zo’n fiets met een barrière in het midden. We kunnen
niet snel genoeg afstappen. Over opstappen heb ik het dan nog niet eens. In m’n jongensjaren ging dat met een sprong. Eenmaal volwassen geworden deed ik het met een forse
zwaai van het rechterbeen, hoog over het zadel heen. Deze herinneringen bracht mij de zoele wind toen ik even later manmoedig mijn rechterbeen over bagagedrager en zadel van mijn eveneens
gedateerde fiets heen wurmde en met een gangetje van zo ongeveer 9, 8 km p.u. door Hoogland karde. Ik zag weer voor me hoe ik in 1947 bij broer Jan voorop de fiets zat. We waren in Koudekerke op
vakantie. De weg naar het strand bij Dishoek liep over boerenpaadjes door de weilanden. Tweemaal moest er een sloot worden overgestoken. Dat ging over een smalle vlonder. Jan schreeuwde iedereen
uit de weg, nam flink vaart en scheurde dan over die plank. Ik vond het doodeng.
Het eerste half uur op het strand liep ik trouwens met een dwarse vore op mijn achterwerk van die stang op die herenfiets. Reken erop dat wij nooit of te nimmer op een damesfiets reden. Ik denk
dat ik me er zelfs voor schaamde. Als ik een lekke band had en op zo’n fiets aangewezen was, nam ik toch liever de bus. In de verkeringstijd speelde die stang zeker een voorname rol. Veel jongens
hadden hun lief bij voorkeur op de stang ; een bagagedrager was maar behelpen. Er was zelfs een pikante mop over maar die houd ik onder de pet.
(Uiteraard op aanvraag beschikbaar). In dit transgendertijdperk wordt ook de fiets geneutraliseerd. Het moet veilig zijn en snel (elektrisch- of racemodel), al brengt die snelheid weer
onveiligheid met zich mee. Senioren kunnen straks prima op- en afstappen, áls ze al niet eerder gevloerd zijn door hun eigen vaart. Daarom worstel ik me voorlopig nog maar rustig op mijn oude
model en zal ik proberen het tempo van de wandelaars iets voor te blijven.
Woensdag 30 augustus
Yvonne heeft een visioen over mij gehad. Ik zou voor belangrijke keuzes staan in mijn leven. Dat wil ze graag met me delen. Gratis, omdat het een 1e consult is. Een bureau mailt me
dat ik een doos moet openen omdat ik als één van de zeer weinigen een prijs heb gewonnen. De NS heeft 2 gratis dagkaarten voor me liggen omdat ik zo’n trouwe klant ben. Aldi en Miele beloven me
mooie cadeaus . De grootgrutter AH beweert dat ik 500 euro boodschappentegoed heb gewonnen. En een hotelketen wil me 14 dagen lang gratis huisvesten . Dit soort dingen lees ik als ik mijn
pc open. En waar het vroeger “geachte meneer “ of zo was, is het nu allemaal “Beste Bas “ , alsof we al jaren samen door het leven rollebollen. Yvonne weet niet eens wie ik ben en dan toch al een
visioen over mij ? Als ik er gevoelig voor was zou het haantje in mij kukeleku’en. Dat bureau met die prijs is gek omdat er onderaan staat dat dit bericht automatisch is gegenereerd. En dan zou
ik één van de weinigen zijn ? De NS doet maar wat. Ik reis nooit met de trein en daar ben ik trouw in. Hoezo klant ? Aldi en Miele komen zelfs van over de grens (uit Duitsland) tot me
en doen voorkomen alsof ze in mij de ideale klant hebben ontdekt. AH , waar ik wél kom, vindt mij zo uniek dat ik een prijs heb gewonnen. Maar als je doorleest moet je eerst een
stomvervelende vragenlijst door en ben je aan het eind daarvan één van de honderdduizenden. Vroeger paste AH “op de kleintjes” . Tegenwoordig zijn ze aan de prijs en prijzen ze zich ten
onrechte aan als sinterklaas die prijzen weggeeft. En die hotelketen kan me wat. Ze hebben 500 hotels over heel Europa “geselecteerd” . Daar mag je één week voor betalen en dan de 2e week
gratis . En of je vooraf maar een bepaald bedrag wilt overmaken. Voor administratie of overhead of hoe ze al die oplichterij ook maar mogen noemen.
Ik heb alles met de delete-toets weggewerkt, me overal afgemeld, (dat is dagelijkse routine) en zie met belangstelling uit de naar de dag van morgen. Kijken wie “Beste Bas” dan weer heeft
ondekt.
Vrijdag 1 september
De r in de maand. De r van mosselen (vroeger) en vitamine C. Kortom : de zomer voorbij. Stiekem draai ik ‘s avonds al even aan de thermostaat. In het pre-c.v.-tijdperk kwam het elektrisch
straalkacheltje tevoorschijn. Een soort vertikale wok waarbij je jezelf kon roosteren. Na enkele weken kwam ik er niet onderuit om de kolenkachel terug te plaatsen. Die was gedurende de
zomertijd verdekt opgesteld. Op mijn eerste studentenkamer in een onbewoonbaar verklaarde woning in Kampen had ik een salamanderkachel.
Daar kon je werkelijk alles in stoken. Ik maakte hem aan met krantenpapier en houtjes, rijkelijk besproeid met petroleum. Helaas bestonden toen de turven niet meer en waren het briketten en
eierkolen die het vuur voedden. Bleef ik enkele uren thuis dan dekte ik het vuur af met fijne anthraciet. De geur van al deze ingrediënten vermengde zich met sigarettenrook en oude theologie.
Niet zelden legde ik mijn hoofd op mijn bureau om er in alle rust van te genieten. Uiteraard kwam dit het studieresultaat niet ten goede. In de eerste winter van mijn studie vroeg het Hebreeuws
veel aandacht. Het Oude Testament is in die taal (en in het Aramees) geschreven en moest door ons, de jonge herdertjes in opleiding, gelezen kunnen worden. Hoe beter je dat kon, hoe dichter
je bij de ware betekenis van de overgeleverde verhalen kwam. Dat vind ik ook, al lukt het me nu niet meer omdat het meeste Hebreeuws is weggezakt. Luiigheid van mij ; ik heb het gewoon niet
bijgehouden. Maar toen moest er nog tentamen in worden afgelegd. De professor die hierover ging had de basislessen uitbesteed aan een ouderejaarsstudent. Ik had op het gymnasium al drie jaar
Hebreeuws gehad, in extra uren op de zaterdagmiddag, maar was er geen bolleboos in. Dus moest ik er in Kampen nog behoorlijk aan trekken. Dat vond de bijklussende ouderejaars ook en hij gaf
mij met een bijkans satanisch genoegen extra leerstof op. Dat lag daar op mijn bureau. Als je een Hebreeuws geschrift ziet word je dol van de verticale strepen, bochtjes en halen. Dat zijn
de de medeklinkers. De klinkers , die duizenden jaren later zijn ingebracht, bestaan uit onooglijke puntjes en streepjes. Een vliegenpoepje (.) kan al een I of een o zijn en een plukje tabak uit
m’n sigaret ( -) een a. Achter me kwam die salamander tot leven en maakte me warm. Tevens omwalmde hij me met bedwelmende geuren. Probeer dan maar eens de tittel ( -) en jota (‘) , die je
van Jezus niet mag laten vallen (zie Mt.5 : 18) , staande te houden. Ik hield m’n hoofd niet eens overeind.
Tot slot van deze week het vervolg van de briefwisseling tussen mijn dochter Karin en mij. Het is haar beurt.
Dag mijn lieve vader,
Vanaf mijn strandbed aan de Middellandse Zee begin ik alvast aan mijn antwoord op je heerlijke brief. Ouderwets met pen en papier.
Zo ongeveer alle mogelijke communicatiemiddelen hebben we inmiddels gebruikt: chatten, mailen, bellen en er is zelfs een ouderwetse ansichtkaart onderweg. Vermoedelijk was het sneller geweest 'm
zelf te brengen (en ja hoor, nu weet ik dat ie na mijn boterham bij jullie dinsdagmiddag is bezorgd!) Het klopt dat we meer van het kleine genieten zijn. Grote mensenmassa's bij o.a. toeristische
trekpleisters dienen vermeden te worden. Soms zet ik me eroverheen, bijvoorbeeld bij een concert van Julien Clerc. Als meisje stond ik tussen gillende hysterische leeftijdgenoten, waardoor ik
amper zijn gevoelige liedjes kon horen. Bij het laatste concert dat ik in Brussel meemaakte waren al die meisjes van toen er ook. Nu vijftigers en gelukkig veel rustiger!
De operatie van Peter brengt bij mij ook al die herinneringen aan ruim vijf jaar geleden boven. Van 'het is plaveiselcelcarcinoom', de operatie met alle complicaties tot en met je herstel. Een
moeilijke tijd die we met elkaar goed zijn doorgekomen. Vooral door jouw moed die je vanaf de diagnose hebt gehouden. Was het niet een verpleegster die na de operatie zei dat je zakken vol
geduld en bergen moed nodig zou hebben om te worden tot je nieuwe zelf?
Ik hoop ook zo dat Peter met zijn nieuwe ik kan leven en een manier zal vinden met zijn beschadigde lichaam en de gevolgen daarvan om te gaan. En niet alleen lichamelijk, maar ook
geestelijk. Aan jou zie ik dat het mogelijk is een kwalitatief goed leven te leiden, al heeft het zijn beperkingen. Je levenslust is enorm, heerlijk om te zien.
Het verhaal van Archimedes en zijn Eureka spreekt aan, niet moeilijk te onthouden. Zó snappen wij zelfs natuurkunde. Toen mijn wiskundeleraar eens met ingewikkelde formules aan de gang was, stak
ik mijn vinger op en kreeg permissie mijn vraag te stellen: ‘kun je hier bijv. bruggen mee bouwen?’. Hij ontstak in woede en ik moest de klas uit en na de les bij hem komen. ‘Waarom ik hem zo
belachelijk maakte?’. Mijn verontwaardiging was groot. Hij zal fantastisch geweest zijn in zijn vak, maar misschien had hij geen leraar moeten worden. Ook mij lukte het de formules, stellingen en
al het andere onbegrijpelijke uit mijn hoofd te leren en toe te passen. Met moeite een 5 op mijn rapport, maar genoeg om over te gaan.
Je hebt voor de laatste keer in Leersum gepreekt en hebt ons gemist in de kerkbank. Het was een prachtige dienst, ik heb 'm via www.kerkomroep.nl kunnen beluisteren. Met de foto’s die ik van
Marijke kreeg had ik er ook beelden bij. De preek is opgenomen in je vorige Nachtboek, mooi dat er meer mensen van kunnen genieten. Je humor deed de mensen regelmatig hard lachen en verder waren
ze ongetwijfeld aandachtig aan het luisteren, want het was muisstil. Na afloop kwam er een warme toespraak, kreeg je een cadeau, bloemen en werd je zelfs toegezongen. Dat deed je goed, kon ik ook
horen aan de woorden die je daarna sprak.
In de dienst zei je de woorden die hoorden bij de Zaligsprekingen: 'doen wat je moet doen volgens de grondwet van het nieuwe leven'.
Volgens een stoïcijn (las ik in het boek dat ik nu bijna uit heb) moet ieder mens erkennen dat het in een fatsoenlijk mensenleven draait om cultivering van zijn karakter en zorg voor andere
mensen en de natuur. Het komt eigenlijk op hetzelfde neer. Genoeg te doen dus en blijven volhouden. Het komt goed, zoals je zei.
Liefs, Karin.
Zondag 20.8.2017
Mijn laatste preek in Leersum n.a.v. 2 Samuël 11 : 1 – 17 en Psalm 51
Lieve mensen van God. Een pittige psalm die u net zong. Zwaar ook.
Wordt vast niet vaak gezongen in onze kerken. Zonde en schuld zijn niet zo erg populair. Ik heb het er ook niet zo graag over. Daar is al zoveel onder geleden.
Ik heb mensen op hun sterfbed daarmee zien worstelen. Vaak niet eens om wat ze zelf hadden gedaan. Maar om wat ze was aangepraat.
Toch moest deze Psalm vanmorgen. Hij staat op naam van koning David.
Die heeft iets gedaan wat niet deugt. U hebt het verhaal net gehoord.
Het is één van de honderden fascinerende verhalen die in de bijbel voor ons zijn bewaard. Het fascinerende is niet dat het toen en toen allemaal zo is gebeurd, want dat is niet waar, maar
het meest boeiende zit ‘m hierin dat die verhalen nog steeds gebeuren en daarom zo herkenbaar zijn.
Wij lopen er als ‘t ware zelf in rond.
Voor mij heeft het verhaal van David en Bathseba drie lagen. Als kind hoorde ik het in eerste instantie ánders. Dat wil ik graag met u delen.
Vooral omdat ik u die vrolijke noot niet wil onthouden.
Het gezin waaruit ik stam zat met z’n veertienen aan tafel. Vader, moeder, tien kinderen , de secretaresse en de hulp in de huishouding, beiden inwonend.
Aan het eind van elke maaltijd kreeg ieder een eigen bijbel op tafel.
In plastic gekaft , tegen de jus- en spinazievlekken.
We deden aan de lectio continua, d.w.z. we lazen de bijbel van a tot z.
Met uitzondering van de geslachtsregisters en de naamlijsten.
Maar voor het overige startten we met “In den beginne” uit Genesis 1
en eindigden met de wederkomst van Christus in Openbaringen 22.
En dan nog alles wat zich daar tussen afspeelt. Veel gedoe vooral, van mensen, oorlogen, ruzies en gemopper maar gelukkig ook lofzangen en hoogliederen.
Elke bijbelkenner weet dat er ook heel pikante verhalen in staan.
De wereld van mijn jeugd hield niet van pikant. Dat gold voor maaltijden maar ook voor verhalen. Buiten de deur was er wel eens een loempia met sambal.
En op school hadden we wel eens lectuur met plaatjes voor onder de tafel.
En in gesprekjes op straat, met vriendjes, spraken we heus niet over de catechismus. Maar voor de rest was het vooral netjes, ook bij het bijbellezen
Pikante verhalen werden bij die voortgaande lezing overgeslagen.
Moest je weer je bijbel meenemen naar je eigen kamertje om te kijken wat je was onthouden !
Soms werd zo’n verhaal omschreven. Dan mocht onze bijbel dicht blijven en vertelde vader het verhaal. Zó heb ik voor ‘t eerst Batseba leren kennen.
Vader vertelde dat zij de was stond te doen en dat David haar wilde hebben.
Nu zag ik elke maandagochtend mijn moeder en onze hulp aan de wastobbe.
Hoofddoek om ( om het gereformeerde permanent niet te verzieken), opgestroopte mouwen en rode hoofden. Iets verleidelijks kon ik er niet in ontdekken. Maar David kennelijk wel. Ik kon het
me van een koning niet voorstellen. En dus moest het bijbeltje wéér mee naar boven om de waarheid te ontdekken. Met de kennis van nú – zoals wij tegenwoordig zeggen – verbaast het niks wat er in
dit verhaal gebeurt. Wij lezen van de koningen van Spanje en België, van de sjah en onze eigen prins Bernard, van presidenten (al of niet met een valhelm op een scooter) of met losse handen
en een enorm ego. Maar van koning David……? Dat is toch het prototype van vroomheid.
Geliefd bij God en mensen. En dan zoiets ? In onze kerkelijke traditie werd dit altijd de zonde tegen het 7e gebod genoemd. Daar zijn dominees voor geschorst en, zoals pas nog in de gereformeerde
gemeente van Kruiningen, is er een diaken de toegang tot het avondmaal voor ontzegd.
Je hoorde nooit over de zonde tegen één van de andere geboden.
B.v. omdat iemand de belastingen had ontdoken of zichzelf ten koste van een ander had verrijkt. Of vanwege een knallende ruzie met de buren of een dodelijke scheldpartij op het werk. Als ik
de uitleg die Jezus gaf aan de 10 geboden volg, in Mattheus 5 , dan valt dat allemaal onder zonde tegen één van de geboden. Maar in de kerk zijn het vooral de uitglijders op seksueel
vlak.
Jaren geleden preekte ik eens ergens over de liefde. Ik legde keurig uit dat daar in het Grieks van het Nieuwe testament drie woorden voor bestaan.
Filia, dat is houden van, zoals een bibliofiel van boeken houdt of een filatelist van postzegels. Dan is er eros, de erotiek dus, de hartstochtelijke drijfveer naar de ander. Ik had het nog
niet gezegd of twee zwaar ingepakte dames stonden boos op en verlieten met stevige stappen de kerkruimte.
Ik probeerde nog de 3e variant van het woord, de agape, de belangeloze liefde aan hen mee te geven maar ze waren mij , maar vooral zichzelf te vlug af.
Ik zal voor hen wel de dominee gebleven zijn die het over seks had op de kansel. Foei. Daarom was dit verhaal over David ook zo beladen.
Als je van David geen kwaad woord wilt horen kun je er natuurlijk de kanttekening bij maken dat Bathseba er verstandig aan zou hebben gedaan om tenminste de luxaflex van de badruimte te
sluiten , maar dat zijn mannensmoesjes. Had ze maar niet….. die kennen we.
Het doet allemaal niets af aan de machtswellust van de koning.
En al helemaal niet van een koning die geacht wordt een man naar Gods hart te zijn. En zo ben ik haast ongemerkt terecht gekomen in de 2e laag van dit verhaal. Koningen en in
hun kielzog presidenten en andersoortige heersers hebben de neiging om hun volk te gebruiken en waar nodig uit te buiten.
Die mensen zijn aan hen ondergeschikt en dat zullen ze weten.
Maar ware koningen , leiders naar Gods hart, moeten juist hun volk dienen !
Daar is het woord minister voor bedacht, dat betekent dienaar !
Daar moet Rutte straks ook aan denken als hij ministers kiest. Er loopt zich alweer van alles warm voor die baan maar of ze dat graag willen is geen criterium. Ministers, dienaren
dus, zórgen voor de mensen, verschaffen recht,
betrachten eerlijkheid en zijn onomkoopbaar. Dat soort ministers moet je hebben, zo’n koning ook. David gaat dus in de fout.
De bijbel vertelt het verhaal kort en bondig maar scherp genoeg om David genadeloos door de mand te zien vallen. Onverhuld staat er dat Bathseba in haar vruchtbare periode is.
Ze wordt zwanger en dat was niet de bedoeling.
In elk geval niet van David . Aan Bathseba wordt niets gevraagd.
Die moest komen én gaan, je kunt het met simpele handgebaren uitbeelden.
We kénnen dat van vele machthebbers. Sommigen gaan er zelfs heel ver in.
Als David hoort van de zwangerschap bedenkt hij een truc.
Als hij nou die man van Bathseba, Uria heet die, als hij díé nou eens met een smoesje van het oorlogsfront wéghaalt en voor overleg ten paleize ontbiedt.
Na een gezellig praatje pot over de gevechtshandelingen stuurt hij hem dan gewoon naar huis om fijn een nachtje bij en met zijn vrouw te slapen zodat de zwangerschap van Bathseba op zijn
naam komt te staan. Slim plan.
Zo gezegd, zo gedaan, maar Uria weigert. Die kent zijn plaats en gaat geen feestvieren met zijn vrouw, terwijl de jongens, voor wie hij verantwoordelijk is, als ratten sterven in een
smerige oorlog. David stuurt hem nog een cadeautje na, misschien wel een kostbaar sieraad voor zijn vrouw, maar dat kan hem niet vermurwen. Hij slaapt in het huisje van de
wachtposten van het paleis.
Als de koning hem de volgende morgen vraagt waarom hij niet naar zijn vrouw is gegaan, roept Uria uit : zowaar gij leeft en zowaar uw ziel leeft, zowaar u wellevend bent
dus, zal ik dit niet doen ! Wist hij veel hoe weinig wellevend zijn koning was. Die probeert het de volgende dag nóg een keer. Nu met drank.
Die maakt tóch al meer kapot dan je lief is dus dat zal ook wel de puriteinse opvatting van zijn legerofficier breken. Maar ook deze opzet mislukt.
Tja, als het met seks en drank, met cadeautjes en extra verlof niet lukt deze man naar zijn pijpen te laten dansen, dan rest deze door macht en wellust verblinde koning niets anders dan :
moord.
En nu zijn we bij de derde, tevens diepste laag van het verhaal aangeland.
David laat Uria op de meest gevaarlijke plaats aan het front opstellen.
Hij moet, bij wijze van spreken, als eerste het landingsvaartuig op de Normandische kust uit. Bijna 100 % zeker dat hij sneuvelt.En zo geschiedde.
En dat is de schuld van David. Ik kan u echt aanraden dit verhaal voor u zelf – of aan tafel !, dat hoeft echt niet “boven “- eens verder te lezen.
Het is één groot drama. Om die derde laag in dit verhaal toe te lichten neem ik er alvast één zin uit : De profeet Nathan spreekt de koning aan op zijn gedrag.
Waarom hebt u het Woord van de Heer veracht en gedaan wat kwaad is in zijn ogen ? De Hethiet Uria hebt u door het zwaard verslagen, zijn vrouw genomen en hemzelf door het zwaard van de
vijand gedood. Daar zit de crux .
Door middel van een schandalig verhaal – wat we toch allemaal graag willen horen of lezen – komen we terecht in een situatie waarin de schijnwerper onbarmhartig fel gericht staat op
deze schuinsmarcheerder in koningsmantel.
Hoe ging jij, koning David, om met de hethiet Uria ? Een Hethiet is een vreemdeling in Jeruzalem. Hoe ging jij om met die vreemdeling in ons midden ?
Je hebt het Woord van de Heer veracht. Dat Woord, dat ligt in de ark in de tempel, vlakbij jouw paleis, om de hoek. En daar staat in dat je vreemdelingen in bescherming moet nemen (Deut.10
: 18). Die moeten zich veilig bij jou voelen. En weet je, David, wat daar voor nodig is : een hart !
In onze cultuur staat het hart symbool voor de liefde, of voor verliefdheid.
Gekerfd in boomstammen, afgebeeld op doosjes chocola of artistiek in het schuim van je cappucino aangebracht. Maar in de taal van de Bijbel is het lef !
Dat is het letterlijke Hebreeuwse woord voor hart. De moed en de wil om iets te doen. En die had, jij koning David, gezalfde van de Heer, moeten inzetten om de kwetsbare (Bathseba) en
de vreemdeling (Uria) te beschermen.
Maar wat gebeurde ? De één moest aan jouw hete lust geloven, de ander aan je kille berekening, zoals Barnard scherp verwoordt.
In de boetepsalm die David later gedicht zou hebben bidt hij : schep, o God, in mij een rein hart. Nu weet hij het. Het woord “scheppen “ duidt erop dat hij met al zijn vroomheid en macht gewoon
opnieuw moet beginnen.
Uria heeft daar niets meer aan want die is gesneuveld.
En in de loop van de geschiedenis van alle volken en koningen en presidenten,
dictators en gewone burgers- want zo dichtbij komt het verhaal – zijn vreem-delingen de klos geweest. Of mensen tegen wie vreemd werd aangekeken.
Omdat ze een andere kleur hadden, een andere taal spraken, zich anders gedroegen, anders geloofden. Dat moet anders.
Wanneer vreemdelingen in jullie midden zijn, laten ze zich dan veilig kunnen voelen. Geen slachtoffer van machtswillekeur of machtswellust. Maar samen veilig de straat op op weg naar een
betere wereld. Samen met die zachtmoe- digen en vredestichters. Hou vol, het komt goed. Dat is de diepste droom achter de verhalen uit de Schrift. Amen.
Maandag 21 augustus
Mama is dood. Al anderhalf jaar maar het was me ontgaan. Zij was de alfa-vrouw onder de chimpansees in Burgers Zoo. Ze is 59 jaar geworden. Ik moet haar voor het eerst gezien hebben toen ik begin
jaren ’70 met de kinderen vanuit Elst naar de dierentuin ging. Ze was toen ongeveer 15 jaar. Zondagavond zag ik haar op haar strooien sterfbed in de uitzending van Zomergasten. De directeur van
het park nam afscheid van haar. Je kunt het op Youtube terugzien. Ik zat met natte ogen te kijken hoe de aap zijn begroeting beantwoordde en zelfs met haar hand door zijn haar woelde. Zo’n
afscheid wens je elk mens toe ! Tot haar gedachtenis werd verteld dat zij het hart van de groep was en ook de enige die in staat bleek de woeste mannen tot bedaren te brengen. Bij de Bonobo’s is
deze verzoenende rol de vrouwen nog meer op het lijf geschreven. Dat dat vaak met seks gepaard gaat lijkt me prima. Bij het zien vanavond van de uiterst boeiende tv serie “Kijken in de ziel
van militairen “ moest ik weer aan dat apengedrag denken. Het werd ook zijdelings even genoemd. Ik doelde er ook op in mijn preek van zondag. Die woeste mannen die stoer en niets ontziend
door de kolonie rennen, meppen uitdelen en zich op de borst slaan omdat zij zichzelf de sterkste wanen. Denk maar aan de raketten van Noord- Korea tegenover de “fire and fury” van de VS, de grote
parades in Moskou en Peking, de bodybuilder Poetin of de opgeblazen Trump. En overal zijn levensgevaarlijke speeltjes voorhanden om meppen uit te delen. En dat allemaal op een aarde die door
overbevolking en klimaatverandering, voedselschaarste en watergebrek gigantische problemen te wachten staat.
De overigens heel nuchter en sympathiek overkomende militairen in de tv-uitzending waren er vrij somber over. De wereld heeft ándere leiders nodig, die kunnen verzoenen. Van het type mama ,
de chimpansee, die de boel bij elkaar hield. Of van de Bonobo’s , maar dan met seks niet als machtsmiddel maar als feest omdat er verzoening plaatsvond.
Dinsdag 22 augustus
“Wat mijn God wil, geschiedt altijd “ . En dan in het Duits. Wat een woorden maar de muziek is mooi. Mendelssohn, beroemd om zijn liederen zonder woorden, componeerde er een sonate op voor
orgel. Hij zou dat gedaan hebben nadat er in de kring van mensen om hem heen grote verliezen geleden werden aan de dood. Zelf is hij trouwens ook maar 38 jaar geworden Kennelijk heeft hij
geworsteld met dit lied, en dan met name met de woorden. In zijn muziek heeft hij deze worsteling weergegeven. Althans zo heb ik het beleefd toen ik vanavond in mijn geliefde
Bovenkerk in Kampen dit werk hoorde uitvoeren op dat geweldige Hinsz-orgel. Na een daverend begin klonk ineens via een bovenklavier de melodie van het lied. Op het videoscherm kon je zien hoe de
organist na elke regel eerst één vinger daarna zijn hele hand naar beneden bewoog om op het tweede klavier, met vol werk, een soort protest te laten horen dat de melodie makkelijk wegduwde.
Ik vertaalde dat voor mezelf met : dit (die dood om hem heen) wil God helemaal niet, dat maken wij ervan omdat we er anders niks meer van snappen. Of : hou op overal God bij te halen en
zwijg. Mag het alsjeblieft eens zonder woorden ? De luidruchtigheid van het protest zou zelfs kunnen betekenen dat hij van een God die dit wil, niets moet hebben. In het vervolg van de sonate
hoor je de melodie telkens opnieuw. Soms met zware ondertonen. Dan ineens weer vurig overstemd door een veel- heid van geluiden. Aan het eind van het stuk merkte ik dat ik inmiddels op de
punt van mijn stoel was beland. Diep getroffen door een jonge man die bijna 2 eeuwen geleden de aloude en tevens moderne vraag naar de bemoeienis van een God met deze wereld de kerk
inslingerde. Daar kan je als protestzanger of predikant niet tegenop. Want als alle bassen en bazuinen, fluiten en hobo’s, holpijpen en trompetten enz. hun “stem “ verheffen blazen ze de woorden
de kerk uit. Zoals wij als toehoorders er allemaal met majestueus geweld uit werden geduwd door een magnifieke improvisatie van de organist tot slot. Ik kwam echt “gesticht “ (zoals dat vroeger
heette) de kerk uit. Ik had op de drempel nog wel even omgekeken naar de zijkant van het het orgel waar ik zelf in 1945 als jochie van 7 samen met enkele grote kerels mocht helpen lucht in het
orgel te “trappen “. De motor, die het orgel lucht moest geven, was nog niet terug uit de oorlog. Staande op lange planken die een blaasbalg aandreven werd het orgel bij wijze van spreken
beademd. En Theo van Dijk was toen de organist die alle lucht benutte om elk woord overbodig te maken. Daar zat ook wat lucht van mij bij !
Woensdag 23 augustus
Lieve Karin
Vanavond zaten we even te chatten. Jij aan de Zuid-Spaanse kust, ik in onze tuin in Hoogland. Ik vroeg je of je Granada nog ging bezoeken. Jij antwoordde prompt : “Alhambra zeker met al die
toeristen. Wij zagen het sikkeltje van de maan boven zee en zelfs nog een vallende ster.” Zo’n antwoord zou je van mij ook gekregen hebben. Die massa’s zitten niet in onze genen. De
kleine aandacht is meer aan ons besteed. Jij dacht aan Peter, een vriend van jullie dochter Kim, die vandaag een zware , zeven uur durende operatie in zijn hals onderging. Wat gun ik hem
het herstel dat ik zelf kreeg na een soortgelijke ingreep. Weet je nog, toen we voor ‘t eerst in de wachtkamer van het UMC zaten ? Die mensen die herstelden van zo’n
ingreep en voor controle kwamen ? Die gehavende gezichten heb ik nog op mijn netvlies. En dan te bedenken dat ik tot op dat moment nog nooit van deze operatie had gehoord.
Ook nooit iemand had ontmoet die hem had ondergaan. Wat was ik toen blij met jullie “deugd “ (die je citeert uit een filosofisch boek) : praktische wijsheid , om te kunnen navigeren in moeilijke
situaties ! De chirurg zei : “ je leven zal niet meer hetzelfde zijn als vóór de operatie maar je overleeft het wel. “ Hij had gelijk. Net als die filosoof , want goed navigeren maakt
dat overleven uitermate kostbaar. Jullie hebben me daarbij enorm geholpen. Ik wens het Peter toe.
Nu iets anders : toen jij schreef dat je niet veel had met wiskunde kon ik een brede grijns niet onderdrukken. Dat is namelijk familiair , zowel die grijns als de onkunde op het vlak van de
exacte vakken, zoals die genoemd worden. Wat er precies exact aan is zullen de Einsteins wel weten maar is voor mij verborgen gebleven. Ik zie nog voor me hoe onze wiskundeleraar van der Stoel op
het bord begon met het vermenigvuldigen van letters ! A kwadraat maal B kwadraat , en dat ís dan wat. Later tekende hij een soort driehoek met iets daarachter, dat was dan een
pyramide. Zelfs de lijnen aan de achterkant kregen een letter. Het heeft tijden geduurd voor ik er iets in zag. Op mijn eindexamen, vele jaren later, werd de hr.v.d. Stoel , die
allang met pensioen was , uit het bejaardenflat in Wassenaar geplukt omdat zijn opvolger ziek was. Opnieuw zaten we , nu onder het toeziend oog van een gecommitteerde ( een heuse
professor), gebogen over lijnen en letters en te berekenen x- factors. Snappen deed ik het niet maar ik bleek voldoende geindoctrineerd om er een mooi cijfer mee te halen op de
eindlijst. Later kwamen jullie als kinderen van school met woorden als “deelverzamelingen “. Ik had geen idee waar jullie het over hadden en heb dat maar zo gelaten. De enige naam die mij is
bijgebleven is Archimedes maar dat zal vooral zijn vanwege het verhaal dat aan hem vastzit.
Dat ie in bad lag en de oplossing bedacht voor een probleem van zijn koning. Die had namelijk een gouden kroon laten maken maar betwijfelde of de goudsmid niet gesjoemeld had en er b.v. ook
zilver in had gestopt. De kroon zelf was al aan de goden gewijd en kon dus niet omgesmolten worden. Toen Arhimedes in bad lag en vermoedelijk speelde met een stukje zeep of een fles shampoo, riep
hij ineens : eureka (ik heb het gevonden). Hij sprong uit bad en rende in z’n blootje naar het paleis. Als die kroon 5 kg goud moest bevatten moest er ook vijf kilo water verplaatst worden. En zo
viel de goudsmid door de mand. In die tijd (2200 jaar geleden) zal dat wel meer dan een “verplaat-sing “geweest zijn. Ik heb zelf in de loop
van mijn leven ook vele uren in bad gelegen. Eureka- momenten zijn me bespaard gebleven want ik viel meestal in diepe slaap. Exacte vakken hebben niets aan mij gehad . Maar de letters waren wel
aan mij besteed.
Je ziet : ik ben je niet vergeten. Ook zondag niet. Ik miste jullie in de banken.
Gelukkig waren er veel andere aandachtige mensen. Ik kom er later nog op terug hoe het was om voor ‘t laatst in Leersum te zijn.
Ik mail deze brief naar Spanje. Dan heb je ‘m over 10 seconden. Hoe lang zou dat geduurd hebben met de postkoets ? Lieve groet, je vader Bas.
Zaterdag 12 augustus 2017
Voor de kerkdienst in Leersum schreef ik de volgende tekst : Psalm 1 begint in de Statenvertaling met de woorden : welgelukzalig is de man die niet wandelt in de raad der goddelozen. In de nieuwste vertaling is dat geworden : gelukkig is iemand die niet luistert naar slechte mensen. Ik wil het niet hebben over het genderneutrale van het woord “iemand” , al moet je de vertalers nageven dat ze hun tijd vooruit waren. Maar wel wil ik iets zeggen over dat woord “gelukkig “. Dat klinkt zo vrolijk . Zoiets als toppie of kanjer of gaaf of zo ! Als je maar gelukkig bent . Het is iedereen gegund, maar altijd gelukkig zijn is ook onwerkelijk. De oude vertalingen gebruikten dat woord ook niet. Er is meer aan de hand met het woord dat de Joodse schrijvers hier benutten. Zij en wij noemen de Bijbel het Woord van God. Dan moet je zeker bij vertalingen goed op je woorden letten. Dat hebben de oude vertalers geproefd en daarom gebruikten ze zo’n samengesteld woord als : welgelukzalig. In de oorspronkelijke betekenis van het Hebreeuwse woord zit iets van volhouden, doorgaan. Volgens Barnard zelfs iets van : optornen tegen. Via de Griekse vertaling van de Psalmen is het woord afgevlakt en in het Nieuwe Testament terecht gekomen als makarios, gelukkig. De Statenvertalers hebben hun poot nog even stijf gehouden en vertaalden met “zalig “., vandaar de “zaligsprekingen”. Maar in de nieuwste weergaven van de bijbel is het allemaal “gelukkig” geworden. Net alsof het een gelukwens is. Ik vind dat jammer en een beetje dom. Het gaat hier om de grondregels van het nieuwe koninkrijk, de nieuwe samenleving van mensen waar de bijbel naar streeft. En dan kríjg je van die zinnetjes als : gelukkig ben je als je verdriet hebt, gelukkig ben je als je honger lijdt, gelukkig ben je als je vervolgd wordt. Nou, uit ben je. Dat zeg je toch niet. Eigenlijk staat het er dus ook niet. Vandaar dat ik u die indringende woorden van Jezus in een wat ándere versie voorlees. Dat hoeft heus niet letterlijk als het maar naar de geest is. Het zijn aansporingen voor mensen die op weg zijn, op de weg van Jezus. Hou vol, jullie die arm zijn , want jullie horen er helemaal bij! Laat je hoofd niet zakken, jullie die treuren ; er kómt troost. Zachtmoedigen, blijf wie je bent, want uiteindelijk is de aarde aan jullie. Geef niet op, jullie die hongeren en dorsten naar gerechtigheid,het kómt goed Barmhartigen, goed dat jullie er zijn ; wat jullie zaaien zullen jullie oogsten. Durf tegen de stroom op te roeien, jij mens, die niet meegaat in het kwaad, jouw weg is de goeie. Ga zo voort, vredestichter en je wordt kind van God genoemd ! 2 Jullie die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid, leg het hoofd niet in de schoot, het recht zal zegevieren. Blijf jezelf, als mensen je uitschelden en vervolgen en van allerlei kwaad betichten omdat je niet meehuilt met de wolven in het bos maar in Jezus’naam liefde en warmte wilt uitstralen. Doe meer dan het gewone. Met deze woorden moedigt de Heer ons aan op de weg die wij gaan.
Maandag 14 augustus.
Ik houd van kerkhoven. Niet om er te liggen maar om ze te bezoeken. Toen m’n kinderen nog klein waren en we ons halfjaarlijks bezoek aan de tandarts moesten brengen, stonden we vroeg op en zaten we om zeven uur op de fiets. We “waren ziekenfonds” en moesten gewoon op het vroege spreekuur van 8 uur verschijnen. Ik trok dan een volgnummertje en ging daarna met de kinderen naar de begraafplaats tegenover het ziekenfonsgebouw : Oud Eik en Duinen in den Haag. Daar was veel te zien. O.a. de wielrenner Piet Moeskops, levensgroot afgebeeld op een fiets. En in het najaar barstte het van de kastanjes, rond en op de graven. “Mogen we over die stenen lopen ? “. “Natuurlijk, ze merken er niks van “. Vanmiddag was ik op het oude kerkhofje van Hoogland. Een prachtig plekje tussen de weilanden. Alles klopte : de kraaien krasten, het hek piepte en het grind knerste. Toos lag er, al 15 jaar. Zo’n gezellig mens, als ze lachtte deed ze dat met haar hele, grote lijf. Bas en Klaas lagen er : veertig jaar geleden zaten ze bij mij op een gespreksgroep. We spitten toen Kuitert door die in zijn boeken heel wat omploegde in de doods geworden akker van kerk en geloof. Ik zocht ook nog naar het kindje van een buurman , dat niet levensvatbaar bleek en door haar vader in een piepklein kistje werd weggebracht. Dat grafje was kennelijk geruimd. Onlangs was ik op de begraafplaats van Soesterberg. Vroeger kwam ik daar vaak, voor een begrafenis maar ook om de namen te lezen van de velen die ik samen met familie en vrienden heb weggebracht. In 22 jaar was dat meer de helft van de kerkelijke gemeente. Ook daar zijn nu veel graven “geruimd”. Wonderlijk dat juist al die lege plekken zo’n doodse indruk maken. Ook op die begraafplaats – ik mocht het nooit “kerkhof” noemen – klopte destijds alles : krassende kraaien, piepend hek en knersend grind. En een grafdelver die zo uit een ouderwets boekje leeg weggelopen. Een beetje mank en waar zijn ene oog je aankeek hief de ander zich ongecontroleerd ten hemel. Op een keer stonden we samen aan de kop van het graf, wachtend op een grote stoet die zich opstelde tegenover ons. De man wist dat ik de kist wilde laten dalen onder het 3 motto : we komen de dode niet wegbrengen maar begraven. Deze dode was uitzonderlijk lang en met zijn ene timmermansoog had de grafdelver meteen gezien dat het dalen van de kist niet zou lukken. Plots hoor ik naast me , van achter een hand : “dominee, ik heb een probleem “ . En dat is ?” “Die kist is te lang”. “Nee, dat graf is te kort ! “ We hielden onze gezichten in de plooi maar in gedachten zie ik nog hoe heel zijn lichaam schokte. En of de duvel ermee speelt : ruim een jaar later kwam er een kist uit Bali, prachtig bewerkt maar veel te breed. Je raadt het al : weer die hand voor de mond van waar achter klonk “Dominee, ik heb een probleem” Kist te breed, nee graf te smal en hij weer schokschouderend maar stoïcijns met zijn ene oog op de stoet en de andere ten hemel. In beide gevallen moesten we kist laten staan. Ik vind het dan niet áf. Toen ik vanmiddag in het zonnetje op een bankje zat bij het graf van Toos moest ik denken aan het idyllische kerkhof bij St. Tropez, op de punt van een soort schiereiland. Daar worden doden niet begraven maar bijgezet in een soort tombe. ’t Is dat de mensen dood zijn anders zou je het idee kunnen krijgen dat ze op vakantie zijn, voor eeuwig in de zon.
Vrijdag 18 augustus
Hè hè, de dienst voor zondag is klaar. Nu nog ééntje met Oudjaar en dan sluit ik dat gedeelte af. Geen preken meer. Ik heb het altijd heerlijk gevonden om te doen. Ik houd van schrijven en taal en had dus ook altijd de hele uit te spreken tekst op papier. Dat maakte mij in elk geval zorgvuldig in woordgebruik. Niet dat ik kanseltaal bezigde. Dat vind ik geen taal maar een maniertje. Het allermooiste vond ik zelf om die oude teksten en verhalen uit de bijbel te bestuderen, de woorden te proeven en hun betekenis (vaak met hulp van goeie commentaren), de schatten erin te ontdekken en die dan etaleren. Dat is vast wel een enkele keer gelukt. Vaak speelde de factor tijd een rol. Je moest ook zoveel andere dingen doen. Bezoeken, vergaderingen, catechese, gespreksgroepen, huwelijksvieringen en begrafenissen, doopgesprekken etc. Allemaal boeiend (op de vergaderingen na) maar heel tijdrovend. Toen ik net predikant was maakte één van de betaalmeesters van de kerk (die kennelijk moeite had mij een traktement uit te betalen) eens de stupide opmerking dat ik met twee uur per zondag toch een leuk betaald baantje had. Zo’n opmerking vreet stroom. Omdat het eigenlijk best een aardige man was zal hij het wel niet zo bedoeld hebben. Maar hij had het niet moegen zeggen. Zo zal ik zelf ongetwijfeld ook opmerkingen gemaakt hebben op de kansel die sommigen hebben gestoken. Enkele ben ik me nog bewust. Ik kan een flapuit zijn. Daarom legde ik mezelf de discipline op om de hele preek uit te schrijven. Improviserend glij je veel makkelijker uit, ik tenminste wel. 4 Een diepere reden om met kerkdiensten te stoppen is dat ik mezelf steeds meer buitenkerkelijk voel en wegdrijf van de geloofsbeleving van veel mede- christenen. Ik herinner mij het laatste gesprek dat ik met mijn oudste zwager had, enkele maanden voor zijn dood. Hij was 90, zeer ontwikkeld en met een heldere kop. Net als Agnes kwam hij uit een geheid Rooms Katholiek nest. Bas, zei die, met alle goeie wil van de wereld kan ik met dat geloof absoluut niet meer uit de voeten. Ik denk dat ik agnost ben. Hij zei dit aan het eind van een lang gesprek waarin we veel herkenningspunten bij elkaar ontdekten. Vanaf dat moment kleeft die agnost ook een beetje aan mij. Kort samengevat : ik weet het gewoon niet en dat is meteen de letterlijke betekenis van het woord. Dat niet-weten, die twijfel, begon bij mij al in mijn studententijd en is eigenlijk alleen maar gegroeid. Het werkte stimulerend bij mijn eigen zoektocht in de heilige Schrift naar de diepte van de verhalen en de teksten. Tegelijk nam ik steeds meer afstand van van wat er door de traditie van de kerk van is gemaakt. Ik merk het nu als ik het nieuwste liedboek van de kerken opsla. Daar zal ik nooit in thuis raken. De oude liederen doen mij aan vroeger denken en behoren tot mijn wereld van gezond sentiment. Maar de nieuwe liederen spreken een taal die ver van mijn belevingswereld afstaat. Ik heb het boek nog wel aangeschaft maar het blijft erg nieuw. De statenvertaling , die ernaast ligt, gebruik ik vaker. Tot slot van deze week het vervolg van mijn briefwisseling met Karin. Dag mijn lieve vader, Het was een verrassing je brief te krijgen. Ik rekende er niet op, omdat je druk met de dienst voor Leersum bezig bent. Ik heb ervan genoten, ook nu net weer toen ik 'm doorlas. Aan de enige opmerking van Wiebe Zijlstra, 'als je met een eend gaat wandelen, moet je het waggelen niet erg vinden', denk ik af en toe. Soms geen zin in wandelen, maar dat hoeft gelukkig ook niet constant! Brengt me op het volgende: met wiskunde heb ik niet veel, maar de stelling van Pythagoras is al vaak handig gebleken in en rond huis. En deelverzamelingen gebruik ik in mijn hoofd en nu ook op een (slordig) tekeningetje. Toen Silvester drie jaar lang tobde met de nasleep van zijn gebroken been, vielen we als verzamelingen bijna in elkaar door de constante zorg en aandacht die hij nodig had en ik hem gaf. Pas toen hij weer geheel zelfstandig kon functioneren, werd het een gezonder plaatje. 5 Vriendschappen zijn me heel kostbaar ja. Mensen bij wie ik mezelf kan zijn in alle vrijheid en zij ook bij mij. Met wie je ook na elkaar een tijdje niet gezien te hebben de draad zo weer oppakt. Het spijt me enorm voor jou dat je al zo veel vrienden hebt verloren. Dat lijkt me het akelige van ouder worden, dat je al die dierbare mensen kwijtraakt. Een triest verhaal van het stel dat na 10 jaar samenwonen trouwde en toen snel uit elkaar ging, omdat hij een ander had. Gelukkig dat er geen kinderen in het spel waren. Mooi, bidden als de ademhaling van het geloof. Aan de diensten in de kerk in Middelburg bij Klaas Hendrikse bewaar ik goede herinneringen, onderdeel van de vele prachtige vakanties en weekenden die wij met elkaar rond Vlissingen doorbrachten. Bijzonder hoe hij alleen het Onze Vader bad en verder de stilte verkoos voor een gebed. Zijn manier om de kinderen bij de dienst te betrekken door een passende fabel van Toon Tellegem voor te lezen, vond ik zo leuk. Een verhaaltje hangt trouwens boven mijn bureau, omdat ik het zo ontroerend lief vind: ‘Missen. Je weet toch wel wat dat is?’ ‘Nee,’ zei de eekhoorn. ‘Missen is iets wat je voelt als iets er niet is.’ ‘Wat voel je dan?’ ‘Ja, daar gaat het nou om.’ ‘Dan zullen we elkaar dus missen,’ zei de eekhoorn verdrietig. ‘Nee,’ zei de mier, ‘want we kunnen elkaar ook vergeten.’ ‘Vergeten! Jou?!’ riep de eekhoorn. ‘Nou,’ zei de mier. ‘Schreeuw maar niet zo hard.’ De eekhoorn legde zijn hoofd in zijn handen. ‘Ik zal jou nooit vergeten,’ zei hij zacht. (Toon Tellegem, Misschien wisten zij alles) 6 Ha, ik zie voor me hoe je mijn ledikant repareerde met het dikke martelarenboek. Misschien ben je niet handig, maar wel slim. Hoewel het laten repareren van het ledikant waarschijnlijk goedkoper geweest zou zijn dan het restaureren van het boek… Maar het mocht wat kosten, mij en later Harold in evenwicht te houden. Barbara kreeg vermoedelijk een nieuw ledikant? Nu hoop ik bijna dat je weer iets moet ‘repareren’ met een dik boek, dan kun je daarvoor het achterhaalde boekwerk gebruiken dat je voor je verjaardag kreeg. Beleef je er tenminste nog plezier aan. Tussen het kneeswerk dat ik, bofkont, wel twee keer per week van je krijg, vind ik zoveel interessants, dat ik een hele doos vol heb met o.a. artikelen over dementie. Het interview met filosoof Pigliucci over het stoïcisme bewaar ik ook. Zijn boek 'Hoe word je een Stoïcijn’ ga ik kopen. Zo veel dat me aanspreekt. Dat je de weg naar geluk vindt door te accepteren dat je niet alles kunt beïnvloeden, maar wel vrij bent in je gedrag en reactie erop. En dat je je mentaal kunt voorbereiden op tegenslagen door te visualiseren wat er mis kan gaan. Een nuchtere blik op het leven, zodat verwachtingen niet te hoog zijn en je je kunt richten op waar je wél invloed op hebt. Vier deugden die ons helpen als een kompas op de weg naar geluk zijn: praktische wijsheid, om te kunnen navigeren in moeilijke situaties, matigheid, zodat we op gepaste wijze reageren, rechtvaardigheid, zodat we anderen behandelen zoals we zelf behandeld willen worden en moed, zodat we het juiste durven doen. Over die laatste deugd, moed, had de filosoof Jan Dros het in zijn lezing over Aristoteles in het programma Kwartslag. Moed is te durven kiezen wie je graag wilt zijn. Die deugd moet geoefend worden en al die pogingen vormen bruggen naar wie we willen zijn. We hebben andere mensen nodig om te 'lukken', zonder andere mensen zijn we niemand. Een greep uit wat ik las en hoorde. Terwijl ik je deze brief schrijf, beluister ik de cd die je voor me samenstelde. Prachtige muziek, piano, viool, cello, hobo. Om weemoedig van te worden. Nog vierenhalve nacht (we moeten om half 5 zondagmorgen op Schiphol zijn), dan gaan we op vakantie. Jij staat in Leersum op het moment dat wij in de lucht zitten. Fijn dat je toch een gebedje voor me doet, al is het misschien door gewoon adem te halen. Andersom zal ik van grote hoogte aan jou denken en je een bevlogen dienst toewensen. Tot na onze vakantie, we houden contact via mail, Wordfeud en ik bel ook heus een keer. Dan zal je me niet missen of vergeten toch? Liefs en een dikke kus, Karin
Vrijdag 11 augustus
Dag lieve Karin. Een heerlijke brief schreef je. Vooral het gedeelte waarin je beschreef hoe jij je huwelijk ervaart vond ik ontroerend openhartig. Dat je de ander niet (te erg) wilt veranderen of verwacht dat die aan al jouw behoeften voldoet. Mij schoten verschillende gesprekken te binnen met echtparen die juist daarop waren vastgelopen. Ik vond het meestal zinnig om de vraag te stellen : “met wie ben je in zee gegaan en waarom ? Dat was toch omdat je van hem/haar hield zoals die was met alle gekke kuren en onhandigheid, charme of ruwheid. Of had je gedacht de ander naar jouw ontwerp om te vormen ? (N.B. In het achterhoofd had ik altijd die kostelijke opmerking van mijn leermeester Wybe Zijlstra : als je met een eend gaat wandelen, moet je het waggelen niet erg vinden !) Waarom moet die ene aan al jouw verwachtingen voldoen of in jouw spoor lopen ? Leven jullie dan op een (verder onbewoond) eiland of heeft elk nog een eigen leven van waaruit je elkaar telkens opnieuw kunt ontmoeten ?” Eventueel nog kwispelend ook, zoals jij schreef. Dat vond ik zo leuk. Ik ben me er maar niks bij gaan voor- stellen ! Ik weet , en herken dat bij mezelf ook, dat daarnaast vriendschappen voor jou heel wezenlijk zijn. Dat is rijkdom, niet te vergelijken met welk materiëel gedoe ook. Bij Sytze de Vries las ik eens dat vriendschap stamt van het woord vrij. In trouwddiensten had ik het daar graag over. Dat je elkaar vrij maakt, je vrij bij elkaar voelt en de ander vrij laat. Op die grond heeft het gewaagde experiment van samen-wonen of trouwen kans van slagen. Ook vriendschap moet daarvan leven. Dat je je volstrekt vrij bij elkaar voelt. Anders zijn het alleen maar kennissen. Je weet dat ik de serie First Date heb gevolgd. Juist nadat ik er eerder over schreef veranderde de serie en ging het veel meer om een snel afspraakje. Zo jammer. Ik had gehoopt dat er juist wat meer diepgang in de gesprekken gebracht zou worden door wat gerichte vragen mee te geven. Niet dat dat zonder meer succesvol was geweest, moet ik eerlijk bekennen . Want op de zeer gerichte vragen aan a.s. bruid en bruidegom kreeg ik soms antwoorden waarbij ik bij voorbaat al dacht : o god, waar zit de uit- knop ? Ik voorzag dan wel geen breuk maar als ik ervan hoorde verbaasde het me niet. Die verbazing was er wél toen ik van een stel hoorde dat enkele maanden na de huwelijksdag uit elkaar ging. Ze hadden voordien al 10 jaar samengewoond en me uitvoerig geschreven waarom ze uiteindelijk wilden trouwen. Ze vierden hun huwelijk op praktisch dezelfde locatie als jullie, met veel familie en kennissen, mooie dienst, groot feest. Bleek de man al lange tijd ook een relatie te hebben met een ander. Voor de kersverse bruid meer dan een donderslag bij heldere hemel. Ook in zijn brief aan mij geen woord dat mij op het spoor had kunnen zetten van een opener gesprek. Achteraf kan ik alleen maar concluderen dat het een soort gedwongen huwelijk was, niet omdat er 2 een kindje op komst was of zo, maar gedwongen door de familie die dat “gehok “ zat was De man had enkele verzuimd aan te geven dat hij dat ándere hok helemaal niet wilde en brak door de omheining. Helaas hebben we elkaar nooit meer gesproken. Het “prekerd”- gedeelte in jouw brief, over bidden, boeide me zeer. Kuitert noemde bidden ooit de “ademhaling van het geloof “. Dat vond ik mooi. Het klinkt zo geruststellend en gewoon. Misschien is het de vorm waarover jij en ik (en velen met ons, denk ik) zijn gestruikeld. De waslijsten vol wensen en verlangens die bij “Boven “ werden ingediend. Ik heb daar ook niks mee, vooral niet als het op zo’n theatrale wijze gebeurde. We zijn dan trouwens in goed gezelschap want Jezus zelf maakte al een vlijmscherpe opmerking over mensen die op de hoeken van de straat demonstratief staan te bidden. Dan liever in stilte, in een hoekje, Kyrie, ontferming voor wie hulp nodig hebben, weerloos, kwetsbaar, zoals jij schreef. En na die schreeuw dan de stilte waarin je je hart hoort kloppen ; misschien is dat wel die ademhaling van het geloof. Wij waren met jullie in onze vakanties op Walcheren vaak in de kerk bij Klaas Hendrikse. Deze boeiende man in zijn gedateerde toga verkoos voor het gebed (van wie wil) de stilte en bad alleen het Onze Vader (omdat hij er geen betere woorden voor had). Dat maakte op mij altijd diepe indruk. Ik kreeg voor mijn verjaardag een dik boek met als titel : Onze Vader, christelijk spreken over God. Eerlijk gezegd brengt de inhoud van dit pas verschenen boek mij meer dan halve eeuw terug. Alle begrippen als God, openbaring, drie-eenheid en noem maar op zitten weer verpakt in stevige dogmatiek. Geen sprankje twijfel. Dikke mik, zal ik maar zeggen. Het raakt of ontroert me nergens, integendeel. Het boek op zich is stevig genoeg om als steuntje onder een wankele kast te fungeren. En dat brengt me tenslotte op een anecdote die jou aangaat. Als kleuter lag jij in een houten ledikantje. Daar brak een poot af. Je kent mijn onhandigheid dus een spoedreparatie zat er niet in. Ik had de keus “óf ook de andere drie poten eronder wegtikken óf iets zoeken wat de hoogte had van die ene poot en als onderzetter zou kunnen dienen “ . Het werd het laatste. Ik had een martelarenboek geërfd van ik weet niet meer wie, een lekker dikke pil met de juiste afmetingen. Dat het uit 1800 zoveel was en nog wel van Adriaen van Haemstede (een predikant met rood haar, volgeling van Calvijn) kon me niks schelen als jij maar recht in je bedje lag. Na jou benutte Harold deze legerstede. Hij was wat onrustiger en door al die beweging vertoonde van Haemstede aan de buitenkant flinke slijtplekken. Later heb ik het boek laten restaureren en sindsdien ligt het op mijn studeerkamer te wachten op een liefhebber. Het doet je vast wel goed te weten dat je al jong op deze manier in evenwicht bent gehouden. Het heeft meer dan zijn vruchten afgeworpen. 3 Het is een lange brief geworden maar omdat ik deze week niet aan de andere dagen van mijn nachtboek toekwam , kon dat makkelijk. Het zal de komende week ook minder zijn omdat ik mijn aandacht toch meer heb bij de kerkdienst die eraan komt. Jij zit dan hoog in de lucht, op weg naar Spanje. Normaliter zou ik je via de radar op de computer volgen. Dat doe ik deze keer vanuit de kerk. Wie weet toch maar met een gebedje. Liefs, je vader Bas.
Zaterdag 29 juli 2017
Leuke berichten in de kranten over de “genderneutrale “ aanspreekvormen. “ “Dames en heren “ wordt op het station : Beste reizigers. In de jaren vijftig van de vorige eeuw begon ds Johan Meijnen zijn preek altijd met : Broeders en zusters, jongens en meisjes. Hij sprak dat op een bijzondere manier uit. Thuis deden we wie hem het beste kon nadoen. Tegenwoordig zou hij er dus een heel scala aan moeten toevoegen : transgenders, interseksuelen, homo’s en lesbiennes. Dat lijkt me niet te doen want voor je het weet sluit je weer een nieuwe ontdekking uit. Volgens wetenschappers zit ongeveer 5 % van de mensheid niet in het goeie lichaam. Om toch iedereen te kunnen aanspreken zijn dus algemene termen nodig. Wel sneu voor die zuster die er net in geslaagd is broeder te worden, of andersom, want nét nu ze hoopt op haar broederschap aangesproken te worden, verdwijnen de geslachten. Het is zoals de Psalmist al zegt : “geslachten gaan, geslachten komen “. Zelf begon ik mijn preken altijd met “Lieve mensen van God “, dat is zoiets als “Beste reizigers “. Eigenlijk best een goeie term., die reizigers. Kun je overal gebruiken. Is heel bijbels ook. Mozes was 40 jaar onderweg, weliswaar te voet. Dat is wel even wat anders dan een voetreis naar Rome of een pelgrimage naar Compostella. Bovendien bereikte Mozes niet zijn doel : beloofd land. Hij eindigde op de Nebo, met uitzicht óp, dát wel. Ik hoor en lees dat het dan ook om de reis gaat en niet om het doel. We zijn, schreef een collega, mensen van de weg. Dit zal de Spoorwegen als muziek in de oren klinken. Dat al die dienstregelingen en zo er eigenlijk niet toe doen. Als de treinen maar vol zijn en rjden. Dan zien we wel waar en wanneer ze aankomen. Maar dan vergist de NS zich. De heilige schrift spreekt over lopen, te voet gaan. Volgens de Indianen is dát het tempo wat de ziel van de mens ook kan bijhouden. Zij zijn ook pas later door de Europeanen op het paard gezet en dat was meteen het begin van hun einde. Lopen dus. Laten mijn knieën het niet horen want die piepen en kraken nú al. Dus zal óók op het woord reizigers weer een variant bedacht moeten worden , wil ik ook mee kunnen. Dan toch maar : “lieve mensen van God “ ? Dat zou toch prachtig klinken op het Centraal Station maar kan natuurlijk niet omdat velen van God niet willen weten of hem/haar anders noemen. Blijft over : lieve mensen. Wie weet werkt het nog dóór ook en geeft het mensen een kick. Want de stem van de vrouw/man/homo/lesbienne/transgender uit de microfoon noemt iedereen lief. Maandag 31 juli De kranten melden dat het echte schrijven uit de mode raakt. Scholieren hebben een onleesbaar handschrift, schrijven te langzaam of krijgen pijn in hun hand. Ik zag mezelf terug in klas 1 van de school met den bijbel. De lei met griffels verdween en we kregen overtrekpapier. Nadat we op die manier de letters hadden geleerd kwam er voor ons allemaal een half schriftje met lijntjes. Daartussen moest het gebeuren. Met de tong uit de mond fabriceerden we keurige schrijfletters. Overal waar zo’n letter door het onderste lijntje was gezakt of de bovenste lijn doorstak zette de juf een rood streepje. Een bladzij zonder die streepjes kreeg een stempel, iets met een beertje of zo. En zo leerde ik netjes schrijven maar dat was niet van mezelf. De kroontjespen bood niet veel ruimte voor afwijkend gedrag maar toen de balpen verscheen was ik niet meer te houden. Ik schreef heerlijk slordig. Dat bleef zo tot ik mijn eerste vulpen kreeg. Die vroeg weer om wat zorgvuldiger geformeerde letters. Dat bleef zo tot ongeveer mijn 60e , toen de computer kwam. Wat een bevrijding ! Ik kan de mooiste letter kiezen die vervolgens met één moeiteloze druk op een toets in beeld verschijnt. En iedereen kan het lezen. Hiermee ben ik het schrijven verleerd. Zelfs mijn handtekening krijg ik met moeite op papier. Geen beertje meer van de juf en ook geen lijntjes meer. Die stonden trouwens symbool voor onze jeugd. Je moest vooral binnen de lijntjes blijven. Niet de perken te buiten gaan. Tot hier en niet verder en dat “hier” was behoorlijk beperkt. Maar hield je je eraan dan was je braaf en gezeggelijk. Grappig is dat in de discussie nú gezegd wordt dat door de teruggang van het schrijven de motoriek van de kinderen achteruit gaat. Juist de hele beweging van de schrijverij zou zo veel met het brein doen. Door meer te schrijven zouden de hersenen beter informatie opslaan. Ik vraag me af hoe ze dat zo snel weten. De computer is nog relatief jong. De meeste ouderen (en ouders) lopen ver achter op de jongeren wat pc-gebruik betreft. Is al die wijsneuzerij over het enorme nut van schrijven in wezen niet een oerverlangen om iedereen en alles weer binnen de lijntjes te krijgen ? Misschien is schrijven met een pen wel iets dat in de evolutionaire ontwikkeling van de tijd verdwijnt. Net als dat beertje van de juf , het pak slaag of de wringer aan de wasmachine.
Dinsdag 1 augustus
Vanmorgen heeft de oude profeet Samuël zich weer eens omgedraaid in zijn graf toen hij hoorde hoe de president van Pakistan, beschuldigd van corruptie, zijn broer naar voren heeft geschoven als opvolger. Zijn kinderen smijten met miljoenen in het Westen, net als de die van Mobutu uit Congo destijds. In Kenya en Brazilië is het van hetzelfde laken pak. In Venezuela probeert de familie Maduro alleenheerser te worden ; de vrouw van de president, vroeger voorzitter van het parlement, helpt nu om hetzelfde parlement buiten werking te stellen. Erdogan (met z’n hunkering naar alleenheerschappij en z’n megalomane paleis), Poetin (met zijn gedrag als tsaar en zijn villa’s all over Russia) en Trump, die meer ego bezit dan alle Amerikanen bij elkaar, allemaal “leiders “ die bestaan ten koste van hun volk. Nieuw is het niet want de geschiedenis staat bol van dit soort tirannen. Toen het volk Israël volgens de legende in het Oude Testament ook een koning wilde, net als de hen omringende volken, heeft de profeet Samuël hen gewaarschuwd. Ik schreef er al eens eerder over. Tot dan toe werd Israël bestuurd door rechters. Hoewel er ook bij die groep kaf tussen het koren zat ging het over het algemeen redelijk. Bovendien bleef je na hun dood niet met een familiedynastie zitten wat bij koningen (en tegenwoordig ook bij presidenten) onvermijdelijk lijkt. Wat je dan kunt verwachten kun je lezen in die goeie oude bijbel (1 Samuël 8). Trefwoord in dat verhaal is “nemen “. Je zonen zal hij nemen voor zijn oorlogen, je dochters voor het huishoudelijk werk, je personeel om voor hém te werken, je vee om op te eten en je verdiensten zal hij afromen voor eigen gewin. Staat allemaal in de bijbel. Nu staat er wel méér in , dat ik niet zo strikt neem, maar in dit geval dan graag een uitzondering, in elk geval wat de teneur betreft. Ik vrees dat Samuël nog geen eeuwige rust gegund is. Hij zal zich nog menigmaal omdraaien in zijn graf.
Woensdag 2 augustus
In een gesprek met vrienden kwam vandaag een oude herinnering boven. Ik ging op bezoek bij een hoogbejaard echtpaar. Zij moesten vanwege toenemende dementie van de man hun boerderij verlaten en gingen naar wat toen een rusthuis heette. Toen ik bij hun kamer kwam was daar grote paniek. Al enkele uren was het bovengebit van de man zoek. Wanneer zijn vrouw of de verzorging hem vroegen of hij wist waar het was lachtte hij alleen maar. Ik heb nog even meegezocht maar we vonden niks. Zijn vrouw nam me vervolgens apart en vroeg of ik eens een ernstig geestelijk gesprek met haar man wilde voeren. Ze zag aankomen dat hij niet lang meer zou leven en wilde toch wel graag weten of alles “goed “ was. Ik voelde me enorm opgelaten door die vraag . Want wat is in vredesnaam een “ernstig geestelijk gesprek “ ? Ik kende die term wel uit oude christelijke romannetjes maar had daar zelf helemaal niets mee. Omdat ik me tóch niet wilde laten kennen antwoordde ik dat dat in orde kwam op één voorwaarde : dat ik hem alleen, onder vier ogen, mocht spreken. Dat was goed. Zij zou op de gang wachten. Ik sloot de deur , trok een tafelstoel bij en ging tegenover de man zitten. Ik begon heel argeloos met de opmerking : wat een vervelende toestand voor u nu u uw gebit kwijt bent. De man begon zo wat te snikken van het lachen, een vreemd gezicht zonder bovengebit. Hij wenkte me dichterbij, deed z’n kamerjas open , maakte de knoop van zijn pyamabroek los en wees met vrolijke blik op zijn geheim : onder zijn kleine Roelof zal ik maar zeggen had hij zijn bovengebit verstopt ! Met zorg knoopte hij alles weer dicht en vroeg me, door zijn wijsvinger voor zijn lippen te houden, om zijn geheimpje niet te verklappen. Dat beloofde ik. We hebben samen nog wat minuten volgemaakt met niks, want een “ernstig geestelijk gesprek “ vergt natuurlijk wel enige tijd, en we namen met een begrijpende handdruk afscheid van elkaar. Op de gang kreeg ik meteen een spervuur van vragen op me af. Of het een goed gesprek was geweest, had ik met hem kunnen praten, ging het ook de diepte in ? Vooral dat laatste heb ik beaamd, héél diep ! Of het goed met hem kwam ? Héél goed. Toen we enkele weken later samen zijn begrafenis bespraken kon ik het niet laten te vragen hoe dat toch met dat gebit van hem afgelopen was. “Och, dominee, ik schaam me er gewoon voor om dat te moeten vertellen “ Dan moet u dat niet doen, was mijn reactie, ik denk dat ik het wel begrijp. Je zou het daar niet verwachten… Donderdag 3 augustus. In een boekhandel in Ede vond ik het dagboek van ds Knottnerus dat hij schreef in 1939/1940. Hij was toen baas van de “veldpredikers” bij de Grebbeberg waar ook mijn vader zat. Uiteraard ligt dat boek nu bij mij op tafel. Ik kon het niet laten om meteen in het namenregister te kijken of de naam Nawijn erin voorkwam. Dat was het geval. In een vergadering op 14 nov. 1939, tijdens de mobilisatie, werd gemeld dat “Nawijn een jonge zoon had gekregen. Hij wordt gefeliciteerd en zijn baby krijgt een aandenken van de Veldpredikers 2e Legerkorps”. Die “jonge zoon” moet mijn zus Gonny geweest zijn , die op 8 november was geboren. Voor het cadeau zal het niet uitgemaakt hebben want volgens mij deden ze toen nog niet aan de kleuren rose en blauw. Het zal wel iets legergroens geweest zijn. In het boek staat ook een foto van alle veldpredikers in uniform. Vader was toen 38 en had al negen kinderen. Hij had zijn hele gezin meegenomen naar wat later de frontlinie bleek te worden en werd in Amerongen gehuisvest. Ik bladerde het boek net even door en las met verbijstering hoe een Duitse officierarts stafkaarten bleek te bezitten waarop alle (Nederlandse) wapenopstellingen op de grebbeberg stonden vermeld . Hij had in het recente verleden samen met leden van de Staten-Generaal en de pers de stellingen in Veenendaal bezocht. Ook een andere Duitse officier vertelde dat hij vijf dagen vóór de oorlog uitbrak, in de stellingen op de Grebbeberg was geweest. Hij noemde dit gentleman-spionage. Aan de hand van hun ervaringen werd besloten om niet via de te sterk geachte Veenendaal-route de aanval op de Nederlandse troepen in te zetten maar via de Grebbeberg. Die zou met luchtsteun sneller ingenomen kunnen worden. Zo is het inderdaad gegaan. In vier dagen tijd. In 1989 ontmoette ik in Soesterberg een vrouw die twee broers had verloren op de Grebbeberg. Dit dagboek van ds Knottnerus was toen gelukkig nog niet verschenen. Het zou haar verdriet nóg donkerder gekleurd hebben als ze las dat simpele spionage mede het noodlot had bepaald dat haar broers trof.
Vrijdag 4 augustus
Elke morgen zie ik in de krant op het weerkaartje van Europa hoe rood gekleurd nog steeds het Zuiden is. Temperaturen boven de 40 graden. Ik heb dat op Kreta en aan de Franse kust ook eens mogen ervaren. Wat verlangde ik toen naar onze wisselvallige zomers. Af en toe een bui regen of even een vest aan, groene weilanden i.p.v. afgebrande bossen, en nachten waarin je kunt slapen, waar je daar je bed uit dreef. Deze ochtend zag ik een foto van een Spaans strand : zo’n twintig lichamen in de zon die allemaal een smartphone in de hand hadden, hun berichtjes checkten of een selfie maakten. Achter hen was de zee ! Wanneer zal de nieuwigheid van deze apparaatjes er áf zijn en wordt er weer strandplezier gemaakt ? Ik hoorde via de radio iemand zeggen dat de nieuwe generatie er veel verstandiger mee om zal gaan. Om te appen hoef je toch niet naar Spanje en van die zon krijg je weinig goeds op je blote lijf. Op Texel is een jonge vrouw doodgereden door iemand die 600 berichtjes per dag verstuurde/ontving. Dan heb je dus geen tijd om op de weg te kijken en een ander mens te zien. Was het zo gek dat ik het juist heerlijk vond om in vakantietijd verlost te zijn van de telefoonterreur ? Om de dag dook ik zo’n snikhete telefooncel in met wat frankjes, peseta’s of drachmen en vernam dan of het op het thuisfront allemaal goed was. Als het gesprek me te lang duurde kon ik altijd zeggen dat de muntjes op waren. ‘s Morgens kocht ik een Hollandse krant (meestal was alleen De Telegraaf verkrijgbaar ; daar dóé je ook niet zo lang over) en liet ik me op die manier op de hoogte brengen van het zomernieuws : een poema op de Ginkelse hei, scheuren in verdroogde dijken, een bermbrandje langs de A 28 of een minister dronken tegen een paaltje. Maar die mensen op dat Spaanse strand worden gebombardeerd met alle flauwe kul uit familie of buurt of anderszins waar ze het hele jaar door al mee bezig zijn. Vanmiddag liep ik in de supermarkt. Voor mij liep een man. Hij belde en vertelde dat hij nu op de groentenafdeling liep, verder niks. Ik heb hem even gevolgd en ja hoor, hij toetste weer in en meldde dat hij nu langs de vleeswaren kwam, waarna hij de verbinding verbrak. Als ik die “andere kant van de lijn “ was geweest, zou ik mijn voordeur gebarricadeerd en door de brievenbus naar hem geroepen hebben : je komt er nooit meer in ! Ik heb jou helemaal uit en sla ons boek dicht ! Maar misschien was die andere kant wel net zo en liggen ze volgende week op het strand van Benidorm naar elkaar te appen dat ze elkanders rug aan het insmeren zijn. Tot slot van deze week weer het vervolg van de briefwisseling met mijn dochter Karin. Zij is aan de beurt : Mijn lieve vader, Je verjaardag was enorm gezellig. Kostbaar om met elkaar te vieren. Aan de leeftijd van je kinderen merk je dat je leeftijd klopt, al voel je je misschien nog niet het getal dat daarbij hoort. Ik spreek uit ervaring! Met drie kinderen in de dertig en vier kleinkinderen moét het wel zo zijn dat ik 55 jaar ben. Maar het verbaast me soms hoe snel het leven gaat. Je knippert een paar keer met je ogen en hup, wéér jarig. Silvester en ik zijn 37 jaar getrouwd. We zijn totaal verschillend, maar er is veel, meer dan genoeg, dat ons bindt. We hebben beiden nooit geprobeerd elkaar te veranderen (nou, vooruit, een paar kleine dingen dan op huishoudelijk gebied. Zelfs dat lukte niet!), dat was een kansloze missie geweest. Het lijkt me normaal dat je niet altijd dolgelukkig met elkaar bent, tevreden is al mooi genoeg. En als ik dat soms niet ben, ligt dat vooral aan mezelf. Na een dag werken zijn we blij elkaar weer te zien. Als ik kon kwispelen als hij binnenkwam, zou ik het doen. De ander kan nooit 100 procent voldoen aan je behoeften en andersom. Gelukkig wonen we niet op een onbewoond eiland! Je hebt heel wat gesprekken gevoerd met aanstaande bruiden en bruidegoms. Het lukte je altijd van hun antwoorden op je vragen een mooi en inspirerend verhaal te maken. Een opfriscursus voor de andere aanwezigen. Een aantal van die huwelijken is gestrand. Kun je achteraf, n.a.v. de gesprekken die je met de stellen had, zeggen dat je sommige breuken al zag aankomen? Ik weet dat je soms naar die 'prekerds' op You Tube kijkt. Zoals je op zondag af en toe luistert naar 'zware' dominees. Begrijpelijk dat je daar boos en treurig van wordt. Vreselijk dat er mensen zijn die alles wat er uitgekraamd wordt klakkeloos aannemen en zo in een benauwd eng wereldje leven. Geen wonder dat juist in die gezinnen seks een stiekem 'hot' item is en er veel frustraties zijn i.p.v. dat ervan genoten wordt op een ontspannen manier. Mijn zin uit mijn vorige brief aan jou:' ik heb niets met bidden', wil ik nuanceren. In de loop van de week heb ik erover nagedacht. Met bidden tot God heb ik niets. Vragen, bedelen om wat dan ook in de hoop en verwachting dat daarop wordt gereageerd. En danken voor het eten is mooi, maar waarom zouden wij wél een bord vol hebben en het grootste deel van de wereld-bevolking niet? Wat voor God zou dat zijn, die dit zo slecht verdeeld heeft? Voor het Kyriegebed maak ik een uitzondering. Een schreeuw om ontferming over alle mensen die weerloos, kwetsbaar zijn en hulp nodig hebben. En dan niet 'omhoog’, maar naar iedereen die iets kan doen. Want alleen wij kunnen dingen doen en zijn verantwoordelijk voor onze daden, maar ook voor wat we nalaten te doen. Ik lijk nu zelf trouwens wel een 'prekerd'. 20 augustus preek je voor het laatst (tenminste, dat zeg je nu), in Leersum. Het lijkt me vreemd voor je als het echt je laatste keer zal zijn. Helaas ben ik er niet bij. Silvester en ik vliegen op dat moment naar Spanje om vakantie te vieren. Acht dagen lezen, in zee liggen en genieten van de vrijheid. Heerlijk. Wij kunnen elkaar gewoon dagelijks mailen, zoals altijd. Mooi toch dat dat kan. Fijn weekend, liefs, Karin
Zondag 23 juli 2017
Er is een officier dood gegaan. Hij heette Ab en was een lieve man en vader. Ook nog oud-directeur van de timmerfabriek Klop, voorzitter van de bejaardensoos “Op het einde”, erevoorzitter van de Postduivenvereniging Koekeroe en gewaardeerd lid van de amateurvliegers “Excelsior”. En dus ook officier in de orde van Oranje-Nassau. De lezer begrijpt dat een en ander verzonnen is. Tegelijk is het meer dan waar. Je ziet van die rouwadvertenties waarin de lieve man en vader zo zeer bedolven wordt onder allerlei baantjes , functies, titels en onderscheidingen , dat hij eigenlijk niet meer begraven hoeft te worden. Ik vind dat triest. Laat die duivenhouders , timmerlieden of vliegers hun eigen tekstje maken en houd je als lief of familie bezig met wat die overledene voor jullie was. Nóg zieliger vind ik het als in de rouwadvertentie een naam wordt vermeld, meestal van een vrouw, die sinds negentienhonderd zoveel weduwe is van… En dan volgt er een naam van een allang vergeten dokter of dominee, notaris of directeur, terwijl zij misschien wel de inspirerende en dynamische persoonlijkheid in huis was. Na de dood van iemand wordt tegenwoordig van de familie en vrienden rouwverwerking verwacht. Daar moet je dan ook tijd voor nemen. Ik heb het sterke vermoeden dat dat “beperkte tijd” is. Alsof je daar op een zeker moment mee klaar bent en je kunt zeggen : ik heb het nu verwerkt. Ik vind dat een heel raar woord. Het dekt van geen kant de lading. Het klinkt mij te maakbaar. In mijn werk maar ook in familie- en vriendenkring heb ik dat zo heel anders gezien. Verlies van iemand die je lief is belééf je, tot op de bodem van je ziel. Je voelt je geamputeerd en dat bén je ook. Die ander, die bij jou hoorde, is weg en komt nooit meer terug. Hoe moet je dat in hemelsnaam verwerken ? De pijn, het intense gemis, boosheid op… ja op wie of wat ?, eenzaamheid, ijselijke kou en angst voor je eigen toekomst laten zich niet “verwerken “. Ze komen telkens terug in allerlei gedaanten. Soms lukt het om desondanks je eigen leven op te pakken en , zij het geamputeerd, verder te gaan. Maar verwerkt is verlies nooit. Daarvoor beleef je het te sterk.
Maandag 24 juli
“Kijken in de ziel “. Onder deze titel interviewt Coen Verbraak al jaren mensen uit verschillende beroepsgroepen. Dat levert boeiende tv. gesprekken op. Voornamelijk over de vraag wat mensen ten diepste beweegt. Vanavond waren de militairen aan de beurt. Vanmiddag ik zelf , toen ik in gesprek was met een mij vertrouwd iemand. We hadden het over dit nachtboek. Hij stelde me de vraag of ik mij in miijn verhalen afreageer op mijn opvoeding, mijn ouders en de kerk van toen. Uit familiekring had ik ook al eens zoiets gehoord. De vraag is ook na het het gesprek blijven hangen. Ik geef toe dat mijn verleden een drijfveer is. Ondanks veel gezelligheid en plezier was er een onderstroom van eenzaamheid, enorme twijfel , gebrek aan eerlijkheid en openheid, dwang en toneelspel. Daar heb ik mijn leven lang de gevolgen van ondervonden. Het leverde onzekerheid op, mislukking, falen. Met hulp van mensen die van me hielden en van deskundigen heb ik daaruit mogen leren en ben ik de mens geworden die ik nu ben. Ondanks mijn 79 jaren is dat leerproces niet gestopt. Het schrijven aan mijn nachtboek helpt daarbij. Verhalen over vroeger schrijf ik niet met een kroontjespen maar via Office Word, met de blik van nu dus. Voor mijzelf werken ze als een vliegwiel dat andere, soms diepere herinneringen op gang brengt. Het moeilijkste daarbij is om de gevoelens van toen op het spoor te komen. Wat beleefde dat jongetje van 10 dat tweemaal per zondag naar de kerk liep, daar in totaal drie uur zat en daarnaast thuis en op school overgoten werd met religie van voorouders ? Wat bezielde hem 15 jaar later om die theologie – die hij met kracht overboord had gegooid – weer op te pakken ? En hoe is hij 50 jaar later aan de rand van kerk en geloof terecht gekomen ? Dit is maar één voorbeeld. Over moraal, politiek, omgang met mensen zijn er minstens zulke ingrijpende vragen te stellen. Dáár ben ik verhalenderwijs mee bezig. Ik voel me vereerd dat anderen – jullie, lezers en lezeressen – dat willen volgen. Eerlijk gezegd hoop ik zelfs dat het hen ook kan inspireren om hun eigen verhaal serieus te nemen. Misschien kan het ook bevrijdend werken op mensen die in een vergelijkbare zwijgcultuur of onder een godsdienstig juk zijn grootgebracht. Kijken in je eigen ziel, daar groei je van. Het verleden moet daarbij maar tegen een stootje kunnen. Het heeft er zelf genoeg uitgedeeld.
Dinsdag 25 juli
Vorige week schreef ik nog redelijk enthousiast over het programma First Dates en het restaurant waarin alleenstaanden, die op zoek zijn naar een relatie, aan een kandidaat gekoppeld worden. Laat nou deze week het programma veranderd zijn. De Engels sprekende Fransman en zijn ingewijde personeel is vervangen door kille bedienden. De gasten zijn voornamelijk op zoek naar een snel contact en spelen vooral de kaart van een ontmoeting voor één nacht. Nog wel onder het motto van de “prins op het witte paard “ of een “vrouw om mee oud te worden” maar over deze afspraakjes zal geen zon opgaan. Er wordt in deze nieuwe serie bovendien nóg meer gedronken. Roken mag dan slecht zijn en voor de directe omgeving ook schadelijk, drank lijkt mij een veel groter probleem, ook maatschappelijk. Ik ben opgevoed in een alcoholvrij gezin. Vader was lid van de “Blauwe Knoop” en op verjaardagen was bowl het hoogtepunt. Ik dronk op mijn 17e mijn eerste biertje toen ik met neef Gerben door de Ardennen fietste. Daar is het ongeveer bij gebleven tot mijn 20e toen ik student werd in Kampen. Toen was er heel wat weg te spoelen ! Net als later in de pastorie en in het leger. Daar hebben die “onzekerheid, mislukking en falen “ (die ik gisteren noemde) zeker mee te maken , als oorzaak of gevolg. Ik las dat de stad Groningen zo’n beetje rookvrij wil worden. Dat is ook de stad waar ontgroeningen danig uit de hand liepen, uiteraard onder invloed van drank. Daar zit je dan met je frisse lucht ! Achter het stuur rook ik soms heel ontspannen een sigaretje (= slecht) maar sinds ruim 10 jaar zit er geen druppel alcohol meer in mijn bloed. Ik gaf al toe : dat is anders geweest. Tot mijn geluk is daar nooit een medeweggebruiker de dupe van geworden. Wél ben ik één keer staande gehouden, zoals dat heet, en vervolgens aangehouden. Ik had na een kerkenraadsvergadering twee biertjes gedronken en was vervolgens in de auto gestapt. Bij Amersfoort reed ik in de fuik van een alcoholcontrole. Blazen, de auto uit, in de politieauto naar het bureau en in een cel, in afwachting van een 2e blaastest. Dat dúúrde omdat de software uit Hilversum moest komen. Ik heb toen eerst de teksten bestudeerd die op de celmuren waren geklad. Héél andere taal dan ik net op de kerkenraadsvergadering had gehoord. Daarna vroeg ik om papier en begon aan mijn kerstpreek die ik vier dagen later moest houden. De voorstudie had ik al gedaan en de preek zat in mijn hoofd. Om de 10 minuten kwam een politieman excuses maken dat het zo lang duurde maar voor mij hoefde dat niet. Het was er lekker rustig en ik schoot mooi op. Na anderhalf uur kon ik eindelijk aan het grote apparaat en blies 0,0 . Mijn lever (destijds een doorgetrainde bondgenoot iin het verwerken van bier) had zijn taak verricht en de alarmerende uitslag van de 1e test bleek veroorzaakt door de resterende alcohol in mijn mond. Ik had gewoon vergeten een pepermuntje te eten. Met veel egards werd ik naar mijn auto geleid waar politie en ik met een vriendelijke handdruk afscheid namen. Het sigaretje op weg naar huis smaakte verrukkelijk.
Woensdag op donderdagnacht, 01.07 uur
Precies 79 jaar geleden werden mijn ouders door de HEERE verblijd met de voorspoedige geboorte van een welgeschapen zoon die zij Marius Akko Anne noemden. Ik kreeg van mijn zoon Harold ooit een exemplaar van de Nieuwe Apeldoornsche Courant van 27 juli 1938 en daar staat dit in. Niet als nieuws maar als advertentie. Dat welgeschapen jochie was ik. Deze nacht , om klokslag 12 uur ( de klokken van de Sint Martinus op ons dorp luidden werkelijk) hebben we er tóch maar een klein glaasje op geheven. Daarna stond ik buiten en zag van West naar Oost het International Ruimtestation (waar André Kuipers in heeft gezeten) overvliegen. Een lichtpunt aan de hemel dat met grote snelheid zijn baantje om de aarde trekt. Om 01.35 komt hij alweer langs. Het lijkt de tijd zélf wel, zo vlug als die gaat. Als ik in dat ruimtestation geboren was en daar mijn hele leven had moeten doorbrengen was ik inmiddels 16 (omwentelingen per dag) x 365 (dagen ) x 79 (jaren) = 461.310 keer om de aarde gegaan. Iets meer zelfs vanwege de schrikkeljaren. Gelukkig kwam ik niet verder dan voet-afdrukken en wielsporen en een enkele luchtstreep. Moeder Aarde bevalt mij prima en ik sukkel er nog graag een poosje op door. ‘t Is dit jaar trouwens 60 jaar geleden dat ik met Puckie, een vies hondje van mijn schattige hospita, buiten liep om naar de Spoetnik te kijken, de eerste ruimtesonde van de Russen. Als die overkwam kon je via de radio een piepgeluidje opvangen. Toen ik het mimuscule lichtpuntje zag gaan hoorde ik ook piepen maar dat kwam van Puckie die tegen haar zin bereden werd door een hitsige rashond. Met “foei” en “af” en “koest” heb ik toen scheiding aangebracht tussen teef en reu maar in mijn herinnering zijn ze altijd verenigd gebleven, samen met de Spoetnik. En precies op mijn verjaardag licht die herinnering weer op. Dat had wel wat serieuzer gekund maar ik was er wel mee “verblijd “. Tussen die twee blijde punten ontspon zich mijn levensdraad. Ik hoop er nog lang over te mogen schrijven maar moet nu stoppen want straks begint er een dag waar je er maar één per jaar van hebt. Net als alle andere dagen trouwens, maar toch….! Vrijdag 28 juli Lieve Karin. De tweede dag van mijn nieuwe jaar ging net zo snel voorbij als de eerste. Wat was het gezellig jullie allemaal bij elkaar te zien. Ik realiseerde me ineens dat ik 37 was toen ik op de Kolkrijst kwam wonen met Ina, twee pubers en één in wording. En nu zaten daar twee goede vijftigers en één bijna , als gangmakers voor enkele kostbare uren feest. Dat waren wel diezelfde drie ! Niet vreemd dus dat ik mijn 80e levensjaar ben binnengegleden. Leuk hoe jij jouw spontane ontmoeting met Silvester beschrijft. In de moeilijke tijd dat mijn huwelijk met Ina strandde, namen jullie meteen helemaal zelf het heft in handen. Op je 17e al met hem naar de Côte d’Azur en op je 18e stra-lend zwanger. En samen een prima koppel. Het mooie is dat jullie op een aantal punten punten sterk van elkaar verschillen maar elkaar daarin drágen. In de tijd dat ik nog huwelijksvieringen leidde vroeg ik bij de voorbereiding altijd aan bruid en bruidegom of ze mij elk apart een brief wilden schrijven. Ik stelde twee vragen : 1. wat wil je voor de ander betekenen en 2. waarom trouw je in Gods naam in de kerk ? De antwoorden variëerden van ontroerend tot verschrikkelijk. Wat het verschrikkelijke aangaat kreeg ik hele verhande-lingen hoe de één (meestal de bruidegom) de ander wel even rechts zou richten. En dat het hun toch wel goed leek om God erbij te hebben. Ik kreeg er soms kromme tenen van maar heb toch met soepele vingers getracht woorden op papier te krijgen die hun gedachten naar een iets hoger plan konden verheffen. Bij andere ontmoetingen met echtparen stuitte ik op een vreemd soort eensgezindheid. Toen een man mij op een keer frontaal aanviel vanwege de drastische veranderingen op ethisch, theologisch en politiek vlak – die hij ook in mijn preken bespeurde – heb ik mijn verdediging laten vallen. Ik wist te veel óver en ván zijn eigen kinderen ! Ik hoopte, vooral voor hem, op redding door zijn vrouw en vroeg haar : ik heb nu uw man gehoord, mag ik ‘s vragen : hoe denkt u hierover ? Bijna angstig antwoordde ze : ik denk net zoals mijn man. Ik zal je het vervolg van het gesprek en van de geschiedenis van dat gezin besparen. Juist het leven met verschillen (in opvattingen, geloof, gedrag en noem maar op) kan zo sprankelen, hoe vermoeiend op sommige momenten misschien ook. En sowieso leren eventuele kinderen daar méér van dan dat ze alleen maar mogen naäpen wat hun ouders ( familie, kerk,buurt) in koor hun opleggen.Je weet dat ik me soms verstout om naar “verkeerde “ Youtube flmpjes te kijken. Dan zie ik enorme bijeenkomsten waarop een of andere “prekerd” de oren wast van zijn (‘t is altijd een man ) gehoor. Hij zwaait daarbij met een bijbeltje en pepert de mensen de meest absurde opvattingen in over (vooral) seks, film en internet, overgoten met een sausje dat smaakt naar gods wil. Ik tik expres god met een kleine g want deze reikt niet verder dan het beeld dat deze “prekert” ervan maakt. Behalve boos kan ik daar ook heel treurig van worden. Wat een geluk dat ik jullie en jullie kinderen in vrijheid, zonder opgelegd juk, mag zien opgroeien. Buiten de kerk, dat is waar. Daar leven erg veel goeie mensen. En als ik het verhaal van de bijbel een beetje begrepen heb gaat het daarin om het menselijke en om goedheid. Ze zitten dus goed ! Nog één ding : je schreef : met bidden heb ik niets. Je weet : ik ben ook niet zo’n bidder. Misschien verkijken we ons op de vorm. Er zijn mensen die de Heer “hun stamelende dank “ brengen en vervolgens minuten lang uitwijden. In de kerk van mijn jeugd kenden we het “lange gebed “, dat kon wel een kwartier duren. In modernere diensten struikel ik over het aantal gebeden, soms wel zes of zeven. Voor wie wil zijn ze op papier te verkrijgen. Het is mij allemaal te gelikt. Wat bidden wél voor mij is kan ik nu niet zeggen. Ik ga erover denken en wie weet kom ik erop terug. Geniet je weekend. Lieve groet, je vader Bas.
Zaterdag 15 juli 2017
Er zitten heel oude gegevens in ons brein. Ik doelde daar gisteren al op in mijn brief aan Karin. 2,5 miljoen jaar geleden is ons soort (mensen) ontstaan in Oost-Afrika in zeer verschillende gedaanten. Ze zwierven uit over de aarde en hebben uiteindelijk vele duizenden jaren naast elkaar bestaan. Zo’n 10.000 jaar geleden was alleen de “wijze mens “ (de homo sapiens) nog over. Die zal zo genoemd zijn vanwege het gebruik van zijn hersenen. Die omvatten nog geen 3 % van zijn lichaamsgewicht maar verbruiken , zelfs als het lichaam in ruste is, wel 25 % van de energie . Dit lees ik in mijn boek. Wat geloof betreft maakten we een ontwikkeling door. Eerst zagen we overal geesten in die werden aanbeden om ze gunstig te stemmen. Toen werden het vele goden voor wie de mens de knieën boog. Zij vormden de schakel tussen een oppergod en de mens en bekommerden zich vooral om menselijke belangen zoals vruchtbaarheid, gezondheid, voorspoed, oorlogswinst enz. Ruim 3000 jaar geleden ontstonden er godsdiensten die één god kenden. Zij veroverden als christendom en islam de wereld. En wee je gebeente als je er andere goden op nahield. Maar de mens is hardnekkig en ons genenbestand laat zich niet zomaar wegpoetsen. Want al die verschillende goden, dat was toch wel handig. Een handelsreiziger heeft andere goddelijke steun nodig dan een boer. Een soldaat moet het voor zijn gevecht van een andere godheid hebben dan een vrouw die een kind baart. Wie de liefde bedrijft en daarbij een god aanroept zal een andere bedoelen dan wie een vreselijke ramp overkomt. Dan kun je als christendom wel zeggen dat die goden niet bestaan maar onderhand. In het Rooms Katholicisme hebben ze de heiligen ervoor uitgevonden. Of je nu een sleutel kwijt bent of op jacht gaat, er is een heilige voor die je kunt aanroepen. Beroepen als vissers of dokters , bouwvakkers of hoeren hebben ook een eigen postbus voor hun hulpvragen. En de Protestanten dan ? Ik raadpleeg nu mijn eigen herinnering : zij aanbidden één god, almachtig en hoogverheven, en hebben tegelijkertijd toch het idee dat hij zich tot in details met jouw leven bemoeit.Daar heeft hij geen tussengoden voor nodig. Die schepper van al wat leeft (heus niet alleen van de homo sapiens) houdt dus 7.5 miljard mensen in de gaten plus een miljoenen meervoud daarvan aan grote en zeer kleine dieren. Voor een beetje homo sapiens is dit onmogelijk en niet te geloven. Daarom zijn de dieren afgevallen (daargáán mijn lieve boxers ). En van die enorme mensenmenigte werden de ongelovigen niet meegerekend want die verkeren toch in duisternis . - Er zijn zelfs heel kleine (en kleindenkende ) kerkgenootschappen die doen alsof zij als enige het licht hebben gezien. - Deze heel nauwe blik op god kwam (en komt) tot uiting in gebeden die naar hem werden opgezonden. Tot in de kleinste details werd god om bemoeienis gevraagd of gedankt. “Waar menig mens eet brood der smarte, hebt gij óns mild en wel gevoed” was een geijkte regel van dank na de maaltijd. Ik heb dat altijd afschuwelijk gevonden. Zo hield de VOC dankdiensten als de rovers-schepen beladen met buit terugkwamen. Zoals er ook nú nog dankdiensten worden gehouden voor winsten die over de ruggen van “goedkope Polen “ behaald zijn. Kortom : de homo sapiens heeft nog een hele weg te gaan wil die écht “wijs” heten. Misschien mogen we hoop putten uit het feit dat een groot deel van ons brein nog niet in gebruik is. We hebben nog een evolutie te gaan.
Zondag 16 juli
Vanmiddag was ik bij de grootgrutter. Bij de kassa stond ik naast een man die zich in tijden niet had gewassen. Eergisteren had ik met hem dezelfde ervaring. De bedwelmend nare geur die om hem heen hing opende mijn herinnering. Het werkte als een soort geursleutel . Ik was 40 jaar terug in een huisje aan de kust. Samen met twee collega’s beleefden we daar een studieweek. Beiden wasten zich kennelijk zelden of nooit want per morgen kwam er een zwaardere lucht de woonkamer binnen. Om voor mij onduidelijke reden zei ik daar niets van. Wel zette ik af en toe een raampje open maar dat werd door één van beiden meestal rap gesloten vanwege de kou. Toen er één na een dag of drie aankondigde dat hij eigenlijk wel wilde gaan douchen prees ik hem de badkamer in.Helaas bracht het de ander niet op een idee. Les 1 : ga nooit met vieze mannen in een vakantiehuisje. Maar les 1 A : laat weten dat je iets onaangenaam vindt. De stinkerd bij de kassa heb ik trouwens nog niet aangesproken. Als we elkaar “ten derde male “ ontmoeten zal ik daar niet onderuit kunnen komen. Zo zwaar weegt voor mij niet alleen dat bijbelse begrip maar meer nog die lucht die anderen en mij wordt aangedaan. Benieuwd of ik het nu durf of dat ik uit slapheid weer tolerant loop te wezen. Maandag 17 juli Ik kom uit een onhandig , a-technisch gezin. Dat kan ik het beste illustreren aan de hand van de gereedschappen die wij in huis hadden. Het waren er vier. Een hamer die er alleen maar op léék. Het was een steel voorzien van een stuk ijzer met bolle kant. Knap als je daar een spijker mee kon raken, áls je tenminste de mazzel had dat steel en ijzer tijdens de slag niet losraakten en het ijzer zijn eigen weg ging en door een ruit vloog. De nijptang had zelf uit de ijzertijd kunnen stammen, zag er vermoeid uit en het lukte hem nooit om ook maar iets in zijn bek te houden. Het leek op het gebitje van een kind dat aan het wisselen is. De schroevendraaier had een gespleten rood handvat en paste in geen enkele schroef. Om de gereedschapskist compleet te maken was er ook een zaag, roestbruin , waar je alleen je vingers aan kon open halen. Ik moet eerlijk bekennen dat mijn voorraad gereedschap er tegenwoordig niet véél beter uitziet. Het heeft niet mijn hart, zal ik maar zeggen. In noodgevallen kan ik altijd zeggen dat ik de handigheid en het technische vervuft niet heb meegekregen. Ik heb ooit een psychologische test ondergaan. Toen ik voor de uitslag kwam was ik behoorlijk gespannen. Het was op een dieptepunt in mjn leven, rond mijn 50e, totaal vastgelopen in mijn werk. Ik zie nóg het gezicht van de psycholoog toen hij me stralend meedeelde : “Bas, het allereerste dat ik je moet zeggen : ga nóóit, maar dan ook nóóit een huis bouwen ! Naar wat ik van je begrijp was je dat ook niet van plan. Houwen zo ! “ Uitgezonderd met de zandforten op het strand met de kinderen wás ik ook niet zo’n bouwer. Toen ik een jaartje predikant was kreeg ik (later) via via te horen dat mijn vader mij in mijn werk meer een breker dan een bouwer vond. Dat deed zeer maar er zat wat in. Met het gereedschap dat ik toen had kon ik ook niet zoveel anders. En het moet gezegd : er viel ook heel wat af te breken, aan heilige huisjes en ver-stikkende opvattingen. Terug naar de technische kant : tot mijn verbazing zie ik bij mijn kinderen een ongewoon groot talent in het hanteren van gereedschappen en verfkwasten. Het tekort van de vader wordt dus “niet bezocht aan de kinderen” zoals de Statenvertaling zo mooi zegt. Deze genen zijn niet des Nawijns en moeten dus van hun moeder afkomen. En van het gereedschap natuurlijk. Als ik zie dat een schroef in twee tellen elektrisch in een plank wordt gedreven, dat een spijker amper de kans krijgt om z’n kop boven het hout uit te steken en dat een plank in een mum van tijd in meerdere stukken is gezaagd, dan moffel ik gehaast mijn nijptang weg. Die lijkt namelijk sprekend op die uit mijn ouderlijk huis. Dinsdag 18 juli Ik mis geen enkele uitzending van het programma First Dates op NPO 3. Een restaurantmanager in Londen arrangeert dates tussen mensen die volgens hem bij ellkaar zouden kunnen passen. Hij ontvangt ze aan de bar en later brengt hij ze naar een tafeltje waar de gasten eten en drinken wat ze willen, op eigen kosten. Het boeiende zit voor mij niet in het begeleidende commentaar of de oneliners die in het Engels , maar wel met een franse tongval, zeg maar Fren-gels, door de manager worden gesproken. Voor mij is het eerste hoogtepunt de ontmoeting tussen de dates, soms hetero, soms homo. De eerste blik waarmee de een de ander opneemt. Ik heb wel eens gelezen dat de klik eigenlijk al in de eerste 5 seconden zit. Dat lijkt me vlug maar het zou best kunnen. Vanavond zag ik een vrouw van 47 jaar het restaurant ingaan, prachtig gekleed, op superhoge hakken, zwaar opgemaakt, felle ogen. Ze ging aan de bar zitten en wachtte op haar date. De barkeeper maakte een praatje met d’r , vroeg wat voor man ze zou willen en meteen dropen de maniertjes er in haar antwoord vanaf. Een echte man moest het zijn, sterk en onafhankelijk enz. enz. Dan volgt het tweede, voor mij meest boeiende moment : de date arriveert. In dit geval een enorme kale kerel van 46, aannemer en in z’n vrije tijd schrijver van erotische verhalen. Hem wordt aangewezen wie er op hem zit te wachten. Ze zien elkaar voor ‘t eerst en dan zou ik de film vertraagd willen afspoelen. Hoe ze elkaar in een flits opnamen en eigenlijk meteen al besloten : dit is het niet ! Dat duurt dan nog een driegangen menu en heel veel drank. voordat ze naast elkaar voor de camera worden gezet en moeten antwoorden op de vraag of er een vervolg in zit. Er wordt in deze programma’s heel wat afgegiecheld. Zenuwtrekjes te over en soms zelfs zweet op het voorhoofd. De openings-zinnen zijn ook de moeite waard. Negen op de tien keer is dat : waar kom je vandaan ?, gevolgd door : wat doe je ? Er zijn honderd betere. Dat blijkt ook vaak succesvoller. Maar misschien komen die pas als de eerste 5 seconden positief waren. Zestig jaar geleden bestond dit niet, in elk geval niet in de kringen waarin ik opgroeide. Toen leerde je elkaar kennen in de kerk, op vereniging of op school. Vanaf de galerij dwaalden mijn ogen langs de banken en bleven op een gegeven moment staren. Zo begon ik en het wérd wat ! Eén van mijn broers was meer van de wereld. Waar en hoe hij de meisjes opscharrelde weet ik niet maar ik heb er heel wat bij ons thuis zien komen ( en gaan !). Die botsten dan direct tegen de openingszin van mijn vader aan : wat doet je vader ? en ben je gereformeerd. ? Net alsof hij ze in een zeef deed. Waren ze niet “fijn “ genoeg dan kwamen ze er niet door en was het : áf, mars ! Mijn broer kwam een keer aanzetten met een prachtig meisje, met wie hij ons allemaal de ogen uitstak. Ze had zelfs lippenstift op ! Dat kenden wij helemaal niet. Het enige wat ik ooit op lippen had gezien was boter op de koortslip van vader’s secretaresse. Déze lippenstift heeft trouwens niet lang gezeten. Want zelfs voordat zij de gebruikelijke openingszin van vader kreeg had hij haar al meegenomen naar de keuken waar hij de verleidelijke kleur met het vaatdoekje verwijderde. De vaatdoekjes van toen roken naar de middeleeuwen en gingen mee tot ze op de draad versleten waren. Het is de enige keer dat ze bij ons in huis is geweest. Ik vrees dat mijn broer ter afsluiting een tekst uit Spreuken heeft meegekregen waarin gewaarschuwd werd voor “de lippen van de vreemde vrouw die druipen van honingzeem “. Geen idee wat het is maar het klinkt eng. En bij het programma First Dates zou mijn vader méér werk hebben dan alle obers bij elkaar.
Donderdag 20 juli
Ongeveer een jaar geleden liet ik me door Bert van Schaik overhalen om nog een keer in Leersum te preken. Goede Bert is helaas gestorven maar die preekbeurt is blijven staan. Zijn opvolger heeft trouwens een aparte manier van uitnodigen : hij stuurt een lijstje met “open zondagen” en laat geïnteres-seerde predikanten intekenen. Gelukkig hoef ik aan zoiets niet mee te doen want ik stop dit jaar met preken. Ik deed het nog heel spaarzaam, twee, hooguit drie keer per jaar. Ik noem het “preken “ maar dat woord stamt uit oude tijden. Het gaat natuurlijk om een hele dienst. D.w.z. liederen, lezingen, gebeden en ook een preek. Al met al veel werk wat ik steeds moeilijker ga vinden omdat ik geen feeling meer heb met een gemeente en steeds minder met de kerk in het algemeen. Bovendien gaat het spreken (dat is iets anders dan praten) me technisch gezien niet meer zo makkelijk af. Maar goed, die ene keer wil ik dan nog graag vervullen. In het voorjaar begon ik er al over na te denken. Losjes, er zat nog geen spanning op. Ik koos voor een aloud verhaal uit de Joodse bijbel, bij ons het Oude Testament. Heerlijk om met zo’n verhaal in gedachten te stoeien zonder dat er meteen iets mee moet. En zo verstreken er maanden. Maar volgende maand is het zover dus roep ik mezelf op tot de discipline die ik vroeger had. Dat valt tegen. Mijn dagen zijn zo heel anders gevuld en vliegen voorbij. En ‘s nachts is er mijn nachtboek, zo langzamerhand een trouwe vriend geworden aan wie ik mijn verhalen kwijt kan. Dat wordt dus nog een hele dobber.Eén lichtpuntje : het verhaal dat ik koos dringt zich steeds meer aan me op. Bijbelschrijvers cirkelen rond een geheim. Ze verpakten die in meesterlijke verhalen. Als je dat vergelijkt met de Koran verkies ik toch verre de Bijbel. Het spannendste vind ik om onze ervaringen en belevenissen tegen die oude verhalen aan te leggen, te laten schuren tot er vonken overslaan. Af en toe zie ik een paar vonkjes. En nu maar hopen dat dit geen oogafwijking is maar al een klein vruchtje van de geest. Vrijdag 21 juli Binnen de R.K.kerk is een discussie gaande over een glutenvrije hostie. Ik wist niet wat ik las ! Maar ‘t is écht zo. In conservatieve hoek (en daar mag je Rome bij rekenen) is men vóór gluten. De verandering van het brood in het lichaam van Christus kan niet glutenvrij. Reden : 2000 jaar geleden zaten er ook gluten in. En dus moet dat zo blijven. Net zoals zowel bij de R.K. als bij streng vrijge-maakten en andere conservatieve protestanten de vrouw niet op het altaar of op de kansel hoort, omdat dat destijds óók niet kon. Hoe gek wil je het hebben ? In “Trouw “ van vrijdag schreef een RK diaken gelukkig een beter verhaal. Niet die hostie op zich is lichaam van Christus maar de groep mensen die samen brood breekt en deelt. Zoals ook het opgestane lichaam van Christus niet een lijk is waar nieuw leven is ingeblazen maar gevormd wordt door mensen die zijn verhaal verder brengen, in woord en daad. De bijbel vertelt dat in mythische verhalen, wonderschoon en soms heel plastisch. Wie daar feiten van maakt komt tot absurde standpunten (hosties met gluten b.v.) die nét zo langs de diepe bedoeling van de Bijbel schieten als moslims langs die van de Koran wanneer zij anderen en zichzelf om het leven brengen vanwege een hoger doel. Tot slot van deze week het vervolg van de briefwisseling met mijn dochter Karin. Mijn lieve vader, Vreselijk wat je in je brief aan mij schreef over de pastoor die werd opgeroepen om zijn nummertje af te draaien bij het eucharistiegedeelte van de afscheidsdienst die jij leidde. Mensen (de meeste toch) verdienen een zorgvuldig afscheid. Maar vooral degenen die hun geliefde moeten missen, moeten daarna het gevoel hebben dat het niet beter had gekund. Jij hebt aan alle afscheidsdiensten die je hebt voorbereid met de families alles gedaan om de overledenen en hun nabestaanden recht te doen. Zo waardevol. Ik heb ook missen meegemaakt met een standaard liturgie waar op de plaats van de overledene 'hij/zij' stond gedrukt. Beduimelde papieren, want al intensief gebruikt. Toch geen geldgebrek, dacht ik, bij de RK. Een poppenkast met als hoofdrolspelers de pastoor en zijn misdienaren. Met kromme tenen in mijn schoenen zat ik op zo'n onmogelijke kerkbank, hopende dat het snel voorbij zou zijn. Helaas waren het nog dikke boekjes ook. Afgelopen dinsdag ben ik met een van mijn mensen en haar man naar een crematorium in een Fries dorpje gereden, alwaar afscheid werd genomen van hun jongste zoon die door een noodlottig ongeval om het leven was gekomen. Hartverscheurend het verdriet van de broze ouders te zien. Geen dominee of pastoor, alleen een fantastische uitvaartbegeleider en toespraken van echtgenote, zoon en broer van de overledene. Mooie muziek erbij.Persoonlijker en warmer dan de diensten waar wij het over hadden. Of jij de moderne kinderbijbel aan ons hebt voorgelezen weet ik niet. Harold beslist wel, hij heeft een olifantengeheugen. Met bidden heb ik niets. Op de momenten dat ik de behoefte voel iets of iemand aan te roepen, denk ik vooral wanhopige, maar ook hoopvolle gedachten. Ik brand een kaars om wat licht in de duisternis te brengen. En ik luister naar 'Sei Lob und Preis mit Ehren' van Bach, uitgevoerd door Yo-Yo Ma. Daarin zit veel zwaarte, maar ook een lichte, troostende tweede stem: 'het komt goed.' Voor mensen die wel bidden heb ik ook respect. Het zou veel oorlogen schelen als ieder mens de ander laat geloven wat hij/zij wil. Zonder dat de ander op te dringen. Een geluk dat wij hier wonen. Boeiende informatie uit het boek 'Sapiens' die je met de lezers deelt. Geruststellend en relativerend dat wij mensen nog maar zo kort bestaan, slechts een minuutje in de lange geschiedenis van de aarde. Wel met verwoestende capaciteiten helaas. Het idee dat een fruitvliegje over tig jaar geprogrammeerd kan zijn om wat dan ook uit te voeren klinkt nu nog komisch. Ik heb in de keuken een fruitvliegjesval staan. Een vrolijk geval met fruitafbeeldingen erop. Tegen het plakkerige karton zitten inmiddels een stuk of tien lijkjes. Duidelijk nog te dom om het ding te ontwijken, ondanks hun tienduizenden hersencellen. Ik wil ook nog even reageren op je Nachtboek over First Dates. Volgens mij klopt de bewering dat in vijf seconden duidelijk is of de ander 'de ware' is of niet. Bij Silvester en mij was het liefde op het eerste gezicht. Van de weinig originele openingszinnen hebben wij geen last gehad: de discomuziek op jouw en zijn personeelsfeest op Beukbergen stond dusdanig hard, dat we maar meteen zijn gaan dansen. Zoon Bas vertelde ooit een grappige openingszin:' Geloof jij in liefde op het eerste gezicht of moet ik nog een keer langslopen?' Is meteen duidelijk of de ander gevoel voor humor heeft. Een belangrijke eigenschap, vind ik in ieder geval. Dat je ook in de meest donkere dagen af en toe bevrijdend kunt lachen met elkaar. Galgenhumor soms, maar toch. Hoe serieus jouw Nachtboeken ook kunnen zijn, humor zit er altijd in. Ik lees je nachtelijke verhalen iedere morgen en het gebeurt regelmatig dat ik met mijn nog slaperige hoofd hardop zit te lachen. Wat er eventueel aan ochtendchagrijn zit, is meteen verdwenen. Dank daarvoor! Volgende week ben je jarig. Ik verheug me er nu al op je te feliciteren en hoop dat nog vele keren te mogen doen. Veel liefs, Karin
Zaterdag 8 juli 2017
“De tragedie van de mens is dat er af en toe een diepe kerf in ons bestaan nodig is om verder te komen “. Die zin las ik vanmorgen in Trouw en is de hele dag door mijn hoofd blijven dwarrelen. Een Belgische psychiater (Damaan Denijs) filosofeerde over het menselijk tekort, onze onvolkomenheid. Die staat haaks op het algemene gevoel dat wij succesvol moeten zijn en dat succes geluk betekent ( zoals : slimme kinderen, geslaagd gezin, vermogend, veel reizen, mee kunnen met de digitale, gelobaliseerde wereld). Maar zo zit het leven niet in elkaar. Je wordt regelmatig keihard geconfronteerd met de leegte, het tekort, de onvolkomenheid. Dan probeer je daaraan betekenis te geven maar dat lukt niet. Dat is niet het einde, integendeel. Het leven nodigt je uit om op weg te gaan, weer op te staan. Ik vond dat opbeurende gedachten. En heel wat realistischer dan al die geluiden dat alles leuk moet zijn en als het niet leuk ís, dan máken we het leuk Dat is (om met Trump of Wilders te spreken) een nepgedachte. We hoeven elkaar toch niet uit te leggen dat het leven van elk mens deuken oploopt ? Van licht tot heel zwaar, tussen een tegenvaller en een levensbedreigende ziekte in. Zelfs achter de bulderende lach (vooral als die vaak herhaald wordt) en de tevreden glimlach (vooral als die de godganse dag op één en hetzelfde gezicht hangt) kunnen pijnlijke ervaringen schuilen. Heel bijzonder vind ik altijd als mensen dan reageren met : waarom moet mij dit overkomen ? Of (bij gelovigen) : waarom doet god mij dit aan ? Die waarom-vraag is een onbegaan-bare vluchtroute. Het enige wat écht helpt is de uitdaging zoeken die je je inspi-reert voor de tijd die je nog hebt. Dat kunnen de dagen zijn waarop je ervaart dat je lichaam bijna op is. Het kunnen de tientallen jaren zijn voor iemand die door een ongeluk of verlies is getroffen, bij wie het huwelijk brak, die in een burn-out geraakte enz. Met een tekort kun je leven. Juist als je de onvolkomenheid aanvaardt komt er ruimte om te zoeken naar het ware, het goed en het schone, zegt de psychiater in het interview. Dat overstijgt onszelf en staat volledig haaks op het gevoel dat wij succesvol moeten zijn en dat succes geluk betekent. Misschien brengt het wel de grootste zegen of het hoogste geluk als je met je tekort verzoend bent.
Maandag 10 juli
Afgelopen vrijdag citeerde ik wat uitspraken van Maarten Luther over de echtelijke staat en wat daar volgens hem allemaal bij komt kijken. Er kwam terecht nogal commentaar . Op Luther. Er zijn best wat Eva’s die een appeltje met deze Adam hadden willen schillen. Vier eeuwen laten blijkt er nóg steeds heel wat te schillen. In de NRC las ik over de Encyclopaedie voor de huisvrouw, uit 1927. Een boekje vol tips over het schoonhouden van het huis en de omgang met het huishoudelijk personeel. Alleen dit laatste al doet vermoeden dat het een uitgave is voor de “betere kringen “ en dat “mevrouw “ die tips vooral inpeperde bij haar hulp en werkmeid. Ik ga wat citaten geven en stel me daarbij de bekakte stem voor van de vrouw des huizes die haar personeel instrueert : “ Het schapenvacht moet schoongewreven met warme zemelen, het pannenkoekmes gereinigd met sodawater en daarna geschuurd met een lapje gedompeld in Brusselsch zand, nogmaals afgespoeld, gedroogd met oud linnen en geschuurd met warm schuurzand, dat van een uiterst fijn soort moet zijn, daar men anders leelijke krassen krijgt op het blanke metaal “. Zo schijnt dit honderden bladzijden dóór te meieren. Drie bladzijden van het boekje gaan over man en vrouw, waarbij , volgens de recensent, vooral het wederzijdse onbegrip beschreven wordt. Zo begrijpt een man niet “ dat een vrouw ontstemd is wanneer ze sukkelt met haar personeel. Zo’n dienstmeisje weet b.v. niet dat ze met een vuile doek het houtwerk beschadigt, hoe ze keurig hoort te tafeldienen, hoe ze schoenen, die aan haar zorgen worden toevertrouwd, moet behandelen. “ En dan wil ze ook nog met vacantie ! “Natuurlijk is het zaak, dat zóó te regelen, dat noch het huishouden, noch de vrouw des huizes van dit personeelsverlof al te zeer de dupe wordt. “ Volgens mij had Luther in zo’n huishouden zonder moeite zijn benen onder tafel kunnen steken. Begin vorige eeuw waren de man – vrouw-verhoudingen nog niet zoveel veranderd. Mijn ouders zijn 1928 getrouwd. Misschien kregen zij van een olijke broer dit boekje wel als huwelijksgeschenk, al heb ik het nooit in de boekenkast ontdekt. Daar stond wel : “Veel vragen, één antwoord “. Daar kom ik nog wel eens op terug. Net zo goed als op een ander werk : in een verborgen hoekje op de studeerkamer van mjn vader stond het boek : Een gaaf geslachtsleven. Dat klinkt veelbelovend maar de treurigheid druipt eruit. Het was destijds niet de bedoeling dat wij, als opgeschoten broers en zussen, deze levensgids in handen zouden krijgen, maar ja, ouders zijn weleens weg en dan snuffelde ik graag in die plechtige studeerkamer. Daar vond ik ook een windbuks, achter de Dogmatiek van Herman Bavinck. Met dat schiettuig hebben mijn broer Evert en ik het avontuur beleefd toen we mikten op onze achterbuur vrouw, die bij ons thuis de bijnaam “Bathseba “ had omdat ze vaak zichtbaar lag te zonnebaden in (voor de vijftiger jaren) minimale kledij. In het boek “Gaaf geslachtsleven” stond deze activiteit, zowel van beide broers als van de buurvrouw, gerubriceerd onder “zonde “. Dat vonden wij ook maar we dachten daarbij aan iets heel anders. En dat is zo gebleven, gelukkig.
Dinsdag 11 juli
Er komt flink wat regen aan vanuit het Westen. Meteen hoor ik iemand op tv zeggen : wat een k.. weer. ‘t Mankeert er nog maar aan dat het KNMI geen code oranje afgeeft en de NS waarschuwt voor vertragingen omdat de rails nat zijn. Jaren geleden waren wij op vakantie op Kreta. De hitte stond als een muur om ons heen. Nu is het daar ook ver boven de 30 graden, in Turkije zelfs 42. Je zult er maar met vakantie zijn. Vriendinnnen van ons belden een keer op vanaf Ibiza. Daar werden ze toen ook geroosterd door een onbarmhartige zon. Of ze niet eerder terug konden, maar dat kon niet. Dat je zó kunt verlangen naar een flinke bui op je kop. Ik houd van ons weer, alle seizoenen. Deze zomer vind ik verrukkelijk. Alles zit erin. Er was nachtvorst in mei (je kon de klaagzangen van de fruittelers erbovenuit horen), droogte in juni ( boeren voorspelden kleinere oogsten en dus hogere prijzen, net als vorig jaar en het jaar daarvoor) en nu dus regen, veel regen. Als dat zo doorgaat zullen de aardappels wel weer de akker afdrijven enz. Vreemd is dat de overheid meestal wordt opgeroepen om bij te springen. Maar die overheid zijn wij met ons allen en we betalen al die hoge prijs. Waarom horen we diezelfde telers en boeren niet als de oogsten formidabel zijn ? Ik ga er vanuit dat van oudsher de meeste landbouwers christelijk zijn. Ze waren sterk georganiseerd in poltieke -en belangengroeperingen.Hun partij had het zelfs over rentmeesterschap en verwees dan naar de Bijbel. Daar staat ook in dat je vette en magere jaren hebt en dat je in die vette je moet voorbereiden op die magere zodat je dan niet zo hoeft te klagen. Trouwens : met dat rentmeesterschap valt het ook knap tegen want dat ook de landbouwbedrijven fors moeten reorganiseren terwille van ons klimaat e.a. vindt hun partij maar zozo. Daarvoor moesten we bij Groen Links wezen maar die gaan, net als de socialisten, hun idealen vanaf de zijlijn roepen, misschien wel vier jaar lang. Dat wordt een eentonig deuntje. Roemer roept “zorg “ en Klaver “ klimaat “ en dat wás het ! Met deze laatste woorden eindigt menig nieuwslezer de uitzending. Alsof die zeggen wil : ik kan er niks méér van maken en doe het er maar mee. Ik hoop dat al die nieuwgekozen kamerleden, die alwéér op vakantie moesten, door hitte of regen overvallen, tóch eens gaan nadenken of ze voor die ton per jaar er niet iets méér van kunnen maken. In dit superrijke land met dit kostelijke klimaat lopen 465.000 mensen in de Bijstand, zijn honderdduizenden werkelozen, is veel verborgen armoe en een groeiende graaicultuur, lucht en water kunnen schoner. Me dunkt, redenen genoeg hart en verstand te laten spreken en iets van : handen uit de mouwen. Wat zweten in de hitte of kletsnat in de regen kan geen enkel kwaad.
Woensdag 12 juli
T.V. uit, grote lichten gedoofd, kleine spot aan. Zo bracht ik het eerste uur van de nieuwe nacht door. Wachtend op de muis. Ik had hem al een paar keer door de kamer zien racen en wilde wel van hem af. De nieuwe val die ik had aangeschaft is al weken onbenut. Geen enkele kaassoort kan hem bekoren. Nu was het tijd voor maatregelen. Ik zette aan de ene kant van de kamer de val, voorzien van verse jong belegen. Aan de andere kant opende ik de tuindeur. Het zal beroepsdeformatie zijn maar mij schoot een bijbeltekst te binnen. Niet zomaar één. Als jongen hoorde ik in een stampvolle kerk de dominee luid en plechtig roepen : het leven en de dood heb ik u voorgesteld. Kies dan het leven ! Woorden van Mozes, vlak voor zijn dood (Deut. 30 : 19). Ik kon het niet laten deze woorden voor de muis te citeren. Dan kon die in elk geval nooit zeggen dat ie geen keus had. Net als destijds in de kerk viel er in onze woonkamer een doodse stilte. Muisstil werd het in dit geval. Na enkele minuten kwam het beestje onder de bank vandaan en nam een run richting tuindeur maar stopte halverwege. Belangstellend keek hij naar mijn schoen en kwam naar me toe. Uit vrees dat hij in mijn broekspijp zou klimmen bewoog ik een beetje met mijn voet. Hij vloog weg maar liet niet lang op zich wachten en maakte een rondje om de val. Hij liep eromheen zoals ik om een monument, interessant en nu weer verder. Met zijn derde optreden in het schemerlicht gaf hij aan wat hij eigenlijk wilde : hij stond rechtop tegen de deur naar de keuken . Dát was zijn domein. Niet de deur naar buiten trok hem aan, waar zijn familie huist (zij het inmiddels zwaar uitgedund door de poezen uit de buurt !). Toen ik opstond om hem dan maar de toegang tot de keuken te verlenen schoot hij onder onze boekenkast. Vele jaren geleden heeft een muis daar ook al eens gehuisd. Dat was een lettervreter want ik vond toen een oud boek terug wat hij half op had. Het had van dat wat dikkere papier en smaakte kennelijk naar belegen.Hij moet van de boeken afblijven en dus heb ik de keukendeur maar opengezet . Het valletje staat nu weer bij het gasfornuis maar zal daar dezelfde bezienswaardigheid blijven dat het al weken is. Dit muisje zal zeker een staartje krijgen. We zijn nog niet van elkaar af. Als kind leerde ik op den School met den Bijbel Psalm 84 : zelfs vindt de musch een huis , o Heer. Wij maakten daar graag een muis van : zelfs vindt de muis een huis , o Heer. Hij hééft het gevonden. Open blijft de vraag of het wel telkens dezelfde is en of het wel een “hij “ is en niet ook een “zij “. Want dan zal ik de hele tekst uit Deuteronomium moeten citeren : kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw zaad ! Maar dan wel graag buiten !
Donderdag 13 juli
Vanmorgen, buiten, vlak voor de tuindeur : twee piepkleine muisjes, gebroe-derlijk samen met de musjes (die we dagelijks voeren) aan tafel. Ze blikten niet noch bloosden. Die volledige tekst uit Deuteronomium werd wel erg snel in praktijk gebracht. Zúlke alerte luisteraars heb ik nooit in de kerk gehad ! Met die Psalm 84 – die ik gisteren noemde - heb ik trouwens een geschiedenis. Soms beluister ik hem nog wel eens via Youtube. 1600 Katwijkse mannen, niet-ritmisch en in de oude berijming. Dat is voldoende om de herinneringsmolen aan het draaien te krijgen. Op een warme zomeravond werd ik door een verpleeghuiszuster gebeld dat één van mijn parochianen op sterven lag. Of ik wilde komen. Toen ik ‘s avonds laat bij dat huis arriveerde stond de voordeur wagenwijd open , kennelijk om wat te laten doortochten. Er was niemand te zien. Ik liep door naar boven , kwam niemand tegen en ging de kamer binnen van de hoogbejaarde vrouw. Ze was alleen, lag moeilijk ademend in bed, met een washandje op haar hoofd. Het was bloedheet in haar kamer. Dat washandje had misschien ooit enige verkoeling gegeven maar was nu alleen maar warm en zwaar. Ik waste haar gezicht voorzichtig met koud water en ging aan haar bed zitten. Pogingen om contact met haar te krijgen hadden geen succes. Ik ben rustig gaan zitten, liet haar af en toe horen dat ik er was en probeerde wat verkoeling te geven. Ineens bewogen haar lippen en hoorde ik haar met heel zachte, breekbare stem de eerste regels uit Psalm 84 zingen, uit de oude berijming , op de adem van een stervende. Toen zij stopte heb ik het couplet uitgezongen. Gelukkig kende ik het nog. Zij zakte daarna weg in een diepe coma. Ik ga er altijd vanuit dat comapatiënten kunnen horen wat er rond hun bed gebeurt en gezegd wordt. Stilte lijkt me dan geen optie. Omdat ik wist dat zij erg hield van de christelijke liederen uit haar jeugd ben ik in haar verzameling cassettebandjes gaan zoeken. Ik vond de betreffende Psalm, met koor en orgel, en heb dat bandje aangezet. Het was inmiddels twee uur in de nacht. Voor ‘t eerst kwam er een ziekenverzorgster binnen ( o, u bent er al ! Ja , al drie uren). Zij had de muziek op de gang gehoord, het klonk zo wonderlijk middenin de nacht, ‘t leken wel engelen. Samen luisterden we de psalm uit . Even later stierf de vrouw. Net als die mus had zij haar huis gevonden, want daar geloofde ze heilig in.
Vrijdag 14 juli
(vervolg briefwisseling met mijn dochter Karin) Lieve Karin. Quatorze Juillet in Frankrijk. Feest- en treurdag. Ik zag de haantjes Trump en Macron en veel pompeus gedoe maar ook hoorde ik hoe in Nice de namen werden genoemd van alle 89 mensen die een jaar geleden door die vrachtwagen in Nice werden gedood. De zorgvuldigheid waarmee dat werd gedaan bracht me bij jouw brief waarin je vertelde over het afscheid van één van jouw mensen. Ik heb jouw toespraak gelezen en was getroffen door de liefdevolle aandacht waarmee je de man hebt getekend. Je had me al verteld over de zelfingenomen pastoor die z’n nummertje kwam afdraaien en die eigenlijk jouw verhaal tevoren even wilde censureren. Goed dat je dat geweigerd hebt. Het is mij maar één keer overkomen dat ik me mateloos geërgerd heb aan een pastoor met wie ik samen een uitvaart leidde. Ik hield de toespraak en hij was erbij gehaald vanwege het eucharistiegedeelte. Bij zoiets wordt dan een blik priesters in ruste opengetrokken. Hij kende de overledene niet en aan alles was te merken dat hij dat graag zo wilde houden. Bij het plichtmatig afraffelen van een eindeloze liturgie moest hij , telkens als de naam van de gestorvene genoemd moest worden, op zoek naar de kaart waarop haar naam stond. Ik heb me plaatsvervangend zitten schamen en dát in een RK.kerk waarin over “plaatsvervanging “ zulke hooggegrepen ideeën bestaan. Het verbaasde me trouwens dat jij toch ook bent grootgebracht (althans op school) met bijbelverhalen als feitelijk gebeurtenissen. Of werd dat zo in jouw kindergedachten aangenomen ? Ik had tóén al in mijn boekenkast een kinderbijbel staan die helemaal op de toer ging van de verbeelding en de mythen. Kennelijk heb ik daar aan onze eettafel niks mee gedaan. Zo te lezen wél met gebedjes, zelfs bij je bed op een onbarmhartige ondergrond van sisal. Waarom het bidden uit ons huis wegglipte weet ik niet. Ik kan mij hooguit mijn eigen groeiende tegenzin herinneren. Als kind ging het bij mij op de automaat. Later, op bezoek bij mensen, werd het soms een “must “, gewoon omdat het haast dwingend werd verwacht. Ik wist ook nooit zo goed waarvoor ik moest bidden. Professor Kuitert noemde in die tijd : bidden de ademhaling van het geloof. Ik herkende daar niks van, maar dat kan ook aan mijn geloof gelegen hebben. Er zijn maar heel weinig gebeden van anderen die indruk op me maakten en die me uitnodigden om aan te haken. Meestal vond ik gebeden ordinair gezeur. Vooral op kerkelijke vergaderingen en als opening en sluiting van bijeenkomsten met een christelijk tintje (“en wilt u ons dan nu weer veilig thuis brengen “) . Ik weet dat bidden door veel mensen, thuis, in kerken en kloosters, uiterst serieus wordt genomen en respecteer dat. Toen ik in het Oosters-orthoxe klooster in Chevetogne de monniken hoorde bidden kon ik roerloos luisteren naar de schoonheid van hun gezang. Ook het Gregoriaans van de Benedictijnen raakte me maar als ik de woorden las die ze zongen haakte ik af. Bidden hoort bij godsdienst maar deze laatste verandert zo hard. Misschien niet in Rome of op de Biblebelt waar ze preekschuren tekortkomen maar over het geheel genomen zie je het in elk geval in ons land marginaal worden. Ik vind dat niet erg. Ik lees momenteel het boek “Sapiens “ , over het ontstaan en de evolutie van ons soort, de homo sapiens, de mens met hersens zeg maar. Op de wereldklok van 4,5 miljard jaar zijn wij er pas heel kort, een enkel minuutje voor 12. Wat religie betreft begonnen onze primitieve voorouders met animisme. Ze zagen overal geesten in, in rotsen en bergen, in wolken en bomen ( het boomknuffelen hebben we daaraan kennelijk overgehouden !). Daarna kwam het polytheïsme : veel godendom, kijk maar bij de Grieken. Voor alles hadden ze een god, voor de oorlog en de liefde, voor de handel en de drank, voor de wetenschap en de cultuur. Daarna kwam het monotheïsme : volken die één eigen vaak almachtige god hadden en die aan anderen wilden opleggen. Zeg maar gerust “willen “ want het gebeurt nog steeds, heel gewelddadig (zie de kruistochten of IS) of heel getuigend (missie en zending). Ik weet niet wat er daarna komt. Misschien wel een technische revolutie die een heel ander menstype voortbrengt, dat alle vertrouwen vestigt op eigen kunnen en creativiteit. Dat zal jouw en mijn tijd nog wel duren maar je ziet en hoort haast per dag van ingrijpende ontdekkingen en ontwikkelingen. Voor zover ik dat kan begrijpen geniet ik daar enorm van. Zo las ik vanmorgen dat de hersencellen van het fruitvliegje ( sterk aan ons DNA verwant) min of meer in kaart zijn gebracht . Dat zijn er maar enkele tienduizenden en een mens heeft er miljarden, maar toch. Beïnvloeding, manipulatie of wat dan ook moet dan toch ook mogelijk worden. Waarschijnlijk hebben wij het in onze briefwisseling over honderdduizend jaar helemaal niet meer over godsdienst. Maar dan is er vast wel wat anders. Wij raken sowieso niet uitgepraat. Lieve groet, je vader Bas.
Zondag 2 juli 2017
Withoofd is opgepakt. Dat lijkt een Indianenverhaal van Karl May maar het was nieuws vandaag.Het ging om een drugsbaron die al dertig jaar uit handen van de politie had weten te blijven. Hij vermomde zich, liet zelfs zijn hoofd bijwerken en zijn haar wit verven. Vandaar zijn bijnaam. De man heeft honderd miljoen dollars overgehouden aan handel in tonnen cocaïne. Hij zal het winst noemen maar er is veel meer verlies. Allereerst van zijn eigen vrijheid maar dat kan mij niet schelen. Ik zit bij verlies toch meer te denken aan het verlies dat hij anderen bezorgd heeft. Hoeveel ellende veroorzaken tonnen cocaïne ? Dat valt niet eens in miljarden uit te drukken : kinderen die verslaafd en kansloos raken, kapotgemaakte gezinnen, rijen doden, schade aan leven en goed van anderen, kosten van opvang en begeleiding enz. Withoofd zal wel levenslang krijgen, zijn miljoenen zullen hem worden afgepakt. En dat is het dan. Is dat een genoegdoening voor alles wat Withoofd en zijn trawanten de mensheid hebben aangedaan ? Vroeger geloofden we nog in een Laatste Oordeel. Als kind had ik daar heel plechtige beelden bij. Een beregrote rechterstoel van goud waar God op zat, omgeven door engelen die voor even niet lief keken. Op een bureau van marmer lag een enorm boek. De poortwachters , in dienst van Petrus, lieten (in dit geval) zo’n Withoofd binnen. De man sidderde over z’n hele ziel ; z’n lijf was op aarde al verbrand. God vroeg Withoofd verantwoor-ding af te leggen over alles wat Hij las aan debetzijde in zijn Grote Boek. Withoofd vroeg om een Goddelijk Pardon maar daarvoor was hij te laat. Dat had hij op aarde kunnen krijgen. Nu moest hij naar een plaats die hij in zijn leven voor anderen had bereid : de hel. Vreselijk en nog eeuwig ook. Maar wel verdiend, vond ik. Net als elk mens had ik ook mijn favorieten voor die hel. Nu geloof ik niet meer in die eindafrekening . Het recht zal hier op aarde moeten worden gedaan of het wordt niet gedaan. Net zo goed doen we elkaar op déze planeet (een andere is er niet voor ons) hemel of hel aan. Dat neemt niet weg dat het best lekker is om even aan zo’n straf achteraf te denken. Zoals het ook heel troostend is om je te verbeelden dat een geliefde dode in de hemel is. Dat klopt weliswaar niet met het gegeven dat we stof zijn en tot stof zullen wederkeren en dat onze ziel of geest of persoonlijkheid gebonden is aan ons lichaam, maar een fantasie hoeft niet te kloppen om er toch plezier aan te beleven. Zo zag ik in mijn verbeelding vorige week ook een grote jeneverstoker voor Gods troon verschijnen. Nadat hij te horen had gekregen hoeveel mensen er door zijn drankje naar de verdommenis waren gegaan vermeldde hij met trots hoeveel mannenbroeders zondags, na de kerkdienst, gered waren door een flinke neut, waarmee ze de hel en verdoemenis uit de kerk hadden weggespoeld. In mijn hemel houden ze van die humor. Dat weet ik uit mijn eigen “natte periode”. Maandag 3 juli Trump heeft niks met het nieuws. Hij vindt het allemaal nep en schept met tweets zijn eigen werkelijkheid. Van de president van zo’n machtig land zou je dit niet verwachten. Van bange mensen wel. Niet van nature bang maar bang geworden of gemaakt. Met name als je eigen wereld klein geworden is en je voor informatie bent aangewezen op tv en radio en (helaas) in steeds mindere mate op de krant.Ongecensureerd rollen de schrikbarende nieuwsfeiten onze kamers binnen. Heftige emoties uit Syrië, wanhopige beelden van slachtoffers van aardverschuivingen uit China, een totaal uitgebrande bus waarin vele Duitse senioren een afschuwelijke dood vonden. Waar láát je al die beelden ? Dan kan de nieuwslezer er nóg zo’n vrolijk beeld achteraan zetten over wegdrijvende wc.cabines in een drijfnat Moskou en een bruggetje slaan naar de weervrouw dat het bij ons gelukkig niet zo erg is , om ons vervolgens glim-lachend en tweestemmig een fijne avond te wensen, maar die schreeuw van die vrouw uit Mosul blijft in de kamer resoneren. En de volgende avond is het die van een meisje uit Nigeria of de verontrustende taal van een muggenexpert die doodleuk de mogelijkheden van een pandemie , een wereldwijde dodelijke epidemie openhoudt. Die ene, die ‘s nachts zigzaggend om je oren zoemt, is dan ineens niet meer zo onschuldig. Dit alles maakt bang. Maar je kunt niet eeuwig bang blijven. Dus verzinnen we ontsnappingsroutes. TV uit en een lekker boek , leuke puzzel of gezellig spelletje. Iets vrolijkers opzetten kan ook nog. Tegelijk met het journaal is er Goede tijden, slechte tijden. Dat langgerekte gezeur is al jaren een redelijk alternatief voor ongeveer evenveel kijkers. Dag in, dag uit kun je toch niet met die confronterende beelden leven ? Hoe kom je daarna in slaap en wie houdt dan je nachtmerries in toom ? Trump maakt er gewoon nepnieuws van en beseft kennelijk niet dat hij met zijn “social media” gezwets nog veel grotere nachtmerries de wei instuurt. Zelf hoopte ik dat de religies weerwerk tegen al deze angst zouden leveren. Zij hebben weliswaar een verleden van bangmakerij. In hun extreme varianten is dat nog steeds gaande. Maar de moderne wijzen van geloven zouden toch veel mondiger en kritischer in onze samenleving moeten staan. Aanwezig en troostend. Scherp tegen machtsmisbruikers. Oplossingen zoekend. Het kan aan mij liggen maar ik hoor ze niet. De theologietjes zijn naar binnen gekeerd en presenteren in steeds maar nieuwe publicaties hun laatste wetenschappelijke vondsten. Mooi maar het biedt geen enkel tegengif aan de dodelijke ““muggenbeten”. Er is een tijd geweest dat we meegesleept werden door “bevrijdingstheologie “ en “theologie van de hoop” . Daarna was de liefde een poosje het één en al. Maar nu ? Ik weet het even niet. Woensdag 5 juli Je kunt tegenwoordig bejaarden kijken. Gewoon op televisie. Eén van de commerciëlen heeft ontdekt dat daar geld aan te verdienen valt, net als aan scheidingen, conflicten, schulden, rouw en opvoeding. Nu zijn dus ook de bejaarden de pineut. Een oud-judoka neemt ze figuurlijk gesproken in de houdgreep en reist met een groepje 80-plussers de wereld over waar ze op vreemde plekken de gekste capriolen mogen uithalen. En ze zijn zo vreselijk leuk en lief en ontroerend en open. Zegt de judoka. Het zal wel, als ik het maar niet hoef te zien. Ik kijk niet graag naar bagger. Liever hef ik dan het hoofd en kijk naar boven. Toen ik dat vanmorgen deed zag ik zo’n enorm vliegtuig van de Emirates over komen. Op het radarbeeld op mijn tablet zag ik dat het van Frankfurt naar San Francisco vloog. Honderden mensen, 12 kilometer boven je. Ik fantaseer daar graag over. Ook hoe ze ons landje van bovenaf zien, zo’n keurig aangeharkt tuintje waar elke kubieke meter grond al minstens drie keer is omgespit of verplaatst. De uitlaatgassen van de vier motoren zijn verpakt in prachtig witte strepen tegen hemelsblauw. Dan lijkt het niet zo erg. Ik zie op mijn schermpje dat er op dat moment wereldwijd 13.663 vliegtuigen in de lucht zijn. Samen met auto’s en schepen, met vee en mensen wordt er een verstikkende deken om de aarde gelegd. Niet het parfum waarop deze moeder zit te wachten. André Kuipers zag haar van ruim 400 kilometer hoogte en noemde haar uiterst kwetsbaar. Vaak heb ik in de nacht naar zijn ruimteschip gekeken als dat met een snelheid van 8 km per seconde van West naar Oost over ons land trok en anderhalf uur later opnieuw aan de horizon verscheen. Als hij de andere kant op keek zag hij een ijzig groot heelal. Vroeger keek ik daar ook graag naar. Soms met m’n telescoop. Vooral in Frankrijk waar je met het blote oog al niet verzadigd werd van zien. Karin en ik gingen graag op satellietenjacht, we spotten er soms 20 in een half uur. Maar het grootste genoegen schiepen we in het traceren van sterrenbeelden, met de haren van Berenice als hoogtepunt. Zo’n zachte, haast geheimzinnige verschijning tussen een verbijsterende hoeveelheid sterren. En dan te bedenken dat dat allemaal zonnen zijn en dat ze in aantal de zandkorrels op aarde overtreffen. Daar kijk ik toch liever naar dan naar bejaarden die mallotige kunstjes doen waar een puber zich al voor zou schamen. Mijn opa hoeft niet , met een woeste helm op ,een wildwaterbaan af te roetsjen of met een bloedgang op een hondenslee door de sneeuw te schieten. Ik heb trouwens nooit een opa gehad en nu ik het zelf al bijna 37 jaar ben zal ik het zeker niet doen. Daar is de tijd van leven me te kostbaar voor. Bejaarden moeten zich niet te kijk laten zetten Vrijdag 7.7.2017 Je kunt je laten zegenen via de computer. Je mag zelf kiezen of dat door een vrouw of een man gedaan moet worden. Ik hoorde het vanmorgen via de autoradio in een uitzending over Wittenberg. Luther probeerde daar 500 jaar geleden de Rooms Katholieke kerk te hervormen. Dat pikte de paus c.s. niet, Luther werd de kerk uitgezet en zo bleef alleen de Hervorming over. Dat gaan ze vieren , daar in Wittenberg. Er zit geld in. Zo kun je bier proeven zoals het smaakte in Luther’s dagen. Bevalt het dan kun je een six pack kopen. Daarmee loop je dan even langs het computerscherm en laat je je computergestuurd zegenen. God is met je. En dat six pack natuurlijk. In mijn boekenkast staat een oud exemplaar (uit 1883) van Veertig Leerredenen van Luther. Ik zocht naar iets aardigs over het bier dat hij gaarne dronk maar vond het niet. Wél over het huwelijk en dat mag er toch ook wezen. Als je gebed om een vroom echtgenoot is verhoord en de ouders ermee instemmen “beproef dan in Gods naam uw geluk en ga vrijen ! “ Hoe moeten man en vrouw in de echtelijke staat leven ? Hoe onderhoud je als man een vrouw ? De wereld kan dan wel zeggen dat het een “etend pand “ is “maar de man moet zijn vrouw verzorgen , evenals een vader zijn kind “. Daartoe zal de man “vlijtig moeten arbeiden , niet naar de kroeg lopen en op een mooien avond met zijn vrouw vechten omdat hij geen geld meer heeft om door te brengen “. Hij moet “haar liefhebben als zijn eigen lichaam, haar niet als voetveeg beschouwen, gelijk zij dan ook niet geschapen is uit enen voet, maar uit de ribbe des mans, midden uit zijn lichaam ; zodat de man haar niet anders mag beschouwen als zijn eigen lichaam of vleesch. – Heb geduld met haar en doe, zoals de wijngaardenier met zijn zwakken wijnstok; als men dezen wil opbinden, daar hij op zichzelve te zwak is, evenals een vrouw, opdat hij vrucht moge dragen, dan neemt de wijngaardenier daartoe geen grote ijzeren wagenketting of een zwaar kabeltouw, maar een lenig strooitje en bindt hem daarmee vast. Zo ook moet men de vrouw regeren; niet met grove knuppels, dorschvlegels en uitgetrokken messen, maar met vriendelijke woorden en gebaren. De vrouw moet twee stukken lijden of doen. Het eerste is “met smart kinderen baren - daarbij gaat het erom dat “het kind behouden blijft, ook al mocht zij er zélf onder sterven. Troost u dan met Gods wil en vaar heen in Zijn naam. Gij sterft dan in een edel werk “. Daarnaast “moet de vrouw de man onderdanig zijn en hij zal haar heer zijn . Dat is dat de vrouw niet naar haar eigen goed-vinden mag leven, gelijk geschied zou zijn als Eva niet gezondigd had. Zij heeft haar man verleid en daardoor de heerschappij verloren. Het wil mij voorkomen dat vrouwen liever de smart van de zwangerschap ondergaan dan dat zij haren mannen onderdanig zijn. Zó graag heersen vrouwen van nature . De vrouw is niet uit het hoofd geschapen opdat zij niet regere over de man en daarom moet zij een bedekking op het hoofd dragen, dat is een sluier, ten bewijze dat zij niet vrij is, maar onder de gehoorzaamheid des mans staat. Zij moet zich gewillig laten buigen en leiden, zoals de wijngaardenier wil ; en zulks met een strooitje ! Zoo moeten ook de vrouwen zich door hare mannen zachtkens met woorden laten leiden en trekken, opdat de grote en grove slagen en kastijdingen mogen uitblijven. “ Hopelijk is de lezer(es) duidelijk dat de zinnen die voorzien zijn van aanhalingstekens niet van mij zijn. Wel leuk om te zien of er iets veranderd is in die 500 jaar en zo ja wat en waar. Niet alleen de Islam maar ook het Christendom heeft genoeg donkere hoekjes en nissen waar dit soort mannenpraat wordt uitgeslagen. Al of niet onder invloed van enkele six packs bier. Best goed om dit in het Lutherjaar ook te vermelden. En laat die computerzegen maar zitten. “God bless America” is al erg genoeg. Tot slot de voortgaande briefwisseling tussen Karin en mij. Karin is an de beurt: Dag mijn lieve vader, Knap hoe je zelf zo veel voor elkaar krijgt op de computer. En in gevallen waarin het niet lukt, zijn we dicht in de buurt, zoals afgelopen zaterdag. Een troost voor jou dat het ook mij even duurde voordat het probleem was opgelost. Gelukkig bankier je via Internet, want de banken worden schaars. Of de gebouwen staan er nog, maar zijn slechts een paar uur per week open. Er wordt vanuit gegaan dat iedereen via Internet zijn zaakjes regelt en dat degenen die dat nog niet doen binnen een aantal jaren overleden zullen zijn. Hoe zij tot zich tot hun dood moeten redden, mogen ze lekker zelf uitzoeken, daar kunnen de dikke bankdirecteuren niet wakker van liggen. De kosten die zo bespaard worden, zullen vast fijn aan hun bonussen worden toegevoegd. De veranderingen op andere gebieden zijn ook enorm, al hoor ik meerdere van mijn mensen zeggen dat criminaliteit, angst voor de toekomst (is deze wereld wel goed genoeg voor onze kinderen?) er vroeger ook al waren. Nu zijn we met veel meer mensen en komt alles via tv, internet en kranten tot ons. Maar dat er minder respect lijkt te zijn voor elkaar, is wél opvallend. Kortere lontjes, weinig begrip en compassie voor anderen. De wereld verhardt en is onverschilliger. Zoals je in je Nachtboek van dinsdag schreef is er geen antwoord op. Politici en kerken zijn bezig met hun eigen ikken en belangen i.p.v. zich met elkaar sterk te maken en er iets aan te doen. Geld en macht zijn de belangrijkste drijfveren van mensen en ook dat is niets nieuws. Mijn leven zag er al heel anders uit dan het jouwe. Het zingend bidden op mijn knietjes ’s avonds voor mijn bed op de harde sisalmat bevatte dezelfde woorden als jouw avondgebedje. Mijn opluchting na het langgerekte Aaaamen was vooral dat ik mocht gaan staan. Het patroon van de vloer stond dan in mijn knieën en onderbenen afgebeeld. (Was overigens snel verdwenen, wánt nog een fris jong huidje. Dat is nu wel anders, het kan even duren voordat bijv. slaaprimpels zijn weggetrokken.) Aan tafel voor en na het avond eten baden we zingend hand in hand als gezin. (Tijdens de maaltijd moesten we trouwens opletten dat jij ons niet attendeerde op een onzichtbare bijzondere vogel in de tuin, want zodra we ons omdraaiden om te kijken was onze bal gehakt verdwenen….. Of tijdens het ontbijt was jouw ei foetsie en stond er een lege dop in jouw eierdop. De spanning als je er dan met je mes op ging tikken! Grote lol. Dezelfde geintjes haalden wij uit met onze kinderen en zij met ons.) Al tijdens mijn puberteit zijn we met het bidden gestopt. Hadden Ina en jij daarover gepraat of was het gewoon ineens voorbij? Op de lagere school geloofde ik nog alles, bijvoorbeeld dat het kwaad in de wereld kwam doordat Eva van de verboden vrucht had gegeten, dat Jezus voor onze zonden was gestorven, dat de Ark van Noach echt had bestaan en Delilah Simson kaalschoor en hij daardoor zijn kracht verloor én dat de aarde in zes dagen was geschapen. Toen ik ouder werd geloofde ik dit alles niet meer. En jij hebt me geleerd dat het er niet om gaat dat de bijbelverhalen écht gebeurd zijn, het is geen geschiedenis, net als je als kind in sprookjes gelooft, maar op een gegeven moment heus wel snapt dat een wolf niet kan praten, geen mensen opeet en ze daarna weer levend en wel uit zijn buik worden gehaald. De diepere betekenis van bijbelverhalen biedt zo veel rijkdom, goud dat o.a. door jou werd opgedolven. Een ui die gepeld werd tot de diepste laag. En zo blijken die aloude verhalen door mensen bedacht, verteld en opgeschreven nog steeds actueel. Onzin om de moraal die toen heerste ook nu nog toe te passen. De mensen en de wereld zijn veranderd. Maar de kern van alle verhalen, worden zoals je ten diepste bedoeld bent en de ander liefhebben, recht doen, blijft zijn waarde behouden. Ik geloof erin dat we het als mensen met elkaar moeten doen en er na onze dood niets meer is. God bestaat dankzij ons en niet andersom. ‘Mijn mensen’ zijn zonder uitzondering katholiek opgevoed. Toeval. Slechts één daarvan gelooft in de hemel en dat ze haar man en ouders weer zal terugzien. Daardoor is ze niet bang om te sterven. Dat geloof kan ik benijden. Ik ga er ook helemaal in mee als ze erover praat. Alle anderen hebben om verschillende redenen afstand van kerk en geloof genomen. Een van mijn mensen is afgelopen zondag overleden. Ik had met hem open gesprekken o.a. over geloof en de dood. Hoewel hij niets meer met kerk en geloof had, antwoordde hij op mijn vraag waar zijn afscheidsdienst gehouden zou moeten worden: ‘in de Vituskerk, natuurlijk! Dat afscheid was gisteren in de kapel bij de kerk met een traditionele mis. De voorbereidingen met de pastoor waren moeizaam, want de teksten die een dochter had uitgezocht werden door hem afgekeurd en hij heeft daarna zelf de teksten gekozen. Het was eigenlijk een spagaat tussen de wens van de vader en het afscheid dat zijn kinderen voor ogen hadden. Toch is het een mooi afscheid geworden, mede dankzij een sopraan die prachtig Erbarme dich en een Ave Maria zong. Ik heb persoonlijke woorden gesproken om hem te herdenken, mede namens zijn vrouw en kinderen. Het gedicht dat jij aandroeg van Dietrich Bonhoeffer en ik zowel aan het begin als einde voordroeg is ontroerend mooi. De band die hij en ik hadden was bijzonder. De pastoor had mijn toespraak graag van tevoren willen hebben, maar ik heb hem ontweken. Geen censuur! Ik heb vaak aan je gedacht. Toch spanning van tevoren, die compleet van me afviel toen ik achter de katheder stond. Diep ademgehaald, rustig en duidelijk gesproken met af en toe een pauze. Mensen die me na afloop bedankten, dat deed goed. Van jou weet ik dat het regelmatig gebeurde dat de begrafenisondernemer hartelijk werd bedankt, maar ze jou domweg ‘vergaten’. Wat een katterig gevoel is dat geweest. Nog pijnlijk om aan terug te denken. Thuis een wat leeg gevoel, maar ook fijn dat het achter de rug is. Lief dat je me belde om te vragen hoe het was gegaan. Een intensieve periode achter de rug, nu weer even in het ‘gewone’ dagelijkse doen komen. En vanavond komen Agnes en jij eten, heerlijk jullie bij ons te zien. Liefs, Karin
Zondag 25 juni 2017
Zag net (een deel) van een gesprek met een collega die predikant met een bijzondere missie wordt onder homoseksuelen in Amsterdam. Sympathieke man, zelf ook homoseksueel, afkomstig uit een Leger des Heils gezin. Omdat zijn geaardheid in het Leger destijds nogal moeilijk lag, heeft hij via studie in Kampen de weg van de PKN-kerk gekozen. Hoe positief ik dit allemaal ook vind, het blijft vreemd dat , ook in de kerk , homoseksualiteit nog steeds apart wordt behandeld. Rond tien procent van de mensheid is homo of lesbisch. Dat de kerken daar moeilijk , zelfs afwijzend (en nog veel erger) tegenover hebben gestaan is bekend. Ook de teksten waarop ze zich beriepen. Dat het een gruwel was in Gods ogen en zo. Maar dat wordt van veel meer menselijke eigen-schappen of gedragingen gezegd. Scheiding kan óók niet, net zo min als oplichting, doodslag of afgunst. Voor deze laatstgenoemde ondeugden werden trouwens minder teksten geciteerd dan wanneer het om homoseksualiteit of scheiding ging. Merkwaardig. Of juist typerend voor gemeenschappen waarin de burgerlijke moraal vooral seksistisch was ingekleurd ? Eén van mijn Kamper leermeesters zei eens op een Haagse preekstoel in jaren ‘60/’70 van de vorige eeuw dat wij van een aantal zaken méér weten dan de apostel Paulus. Hij noemde met name de homoseksualiteit. Dat vond ik een verfrissende opmerking. In wat nu de PKN heet verschenen toen ook baanbrekende publicaties die een begaanbare weg hakten in de rimboe van vooroordelen . Het duurde vervolgens nog tientallen jaren voordat ook officiëel binnen die kerk het onderscheid tussen homo’s en hetero’s werd opgeheven. Dat de RK kerk daar nog niet aan toe is zegt genoeg over haar achterlijke opvattingen op het gebied van seksualiteit. Daar zijn niet alleen homo’s de klos maar vrouwen net zo goed. Die door mannen geleide kerk heeft trouwens genoeg geestelijken in dienst die hun geaardheid niet verhullen. En laat niemand beweren dat ze “het “ niet praktiseren. Dat is net zo’n leugen als de bewering dat alle priesterss celibatair zijn. Hoeft ook niet want het staat nergens. En áls het al ergens in een bijbeltekst gesuggereerd zou worden, dan is er niks op tegen om te zeggen dat we nu, 2000 jaar later, wel beter weten. Maandag 26 juni Afgelopen nacht reisde ik van de ene droom naar de ander. Veel mensen gezien en veel beleefd. Met een Chinees gezin in hun zeer luxe auto naar Bunschoten gereden op zoek naar een….Chinees (restaurant). Zij stonden ergens in de polder en pa was achter het stuur onwel geworden. Niemand kon het stuur overnemen , daarom mocht Ik rijden. Ik vond dat zó leuk dat ik als een zichzelf verrijkende taxichauffeur grote omtrekkende bewegingen heb gemaakt. Uiteindelijk belandden we in dat restaurant waar ik een kop koffie kreeg aangeboden en een uitgebreide maaltijd. Het smaakte allemaal nergens naar maar ik kreeg wel een forse rekening op mijn bordje. Een andere droom was ingrijpender. Ik liep in een Duitse stad met mijn oude togakoffertje waar niks in zat. In een oud gebouw (het ministerie waar ik in de jaren ’60 werkte) bezocht ik mijn eigen kamer maar trof daar niemand en ging terug naar buiten. Ik liep langs een groot park en zag op een muurtje een lichtbruine handtas staan. Er zat alleen maar een zwart portemonneetje in met een bankpasje op naam van mevrouw Morsse. Terwijl ik dat pasje bekeek werd het om me heen steeds donkerder en overal slenterden louche figuren rond. Eén van hen ging achter me staan en had duidelijk trek in dat pasje. Ik ben opgestaan en wilde hard weglopen maar dat lukte me niet. Mijn lijf was toen ineens echt oud. Gelukkig werd het wel lichter en zag ik aan het eind van het laantje een schitterende stad in Mondriaan kleuren en motieven. Toen pas realiseerde ik me dat ik m’n koffertje kwijt was. Tijd dus om wakker te worden. En eens na te denken over de vraag wat dat koffertje voor me betekend heeft. Ik vouwde er altijd mijn toga in op, de eerste nog met befjes, een later model enkel met stola’s. Daarbovenop legde ik m’n preek en dan toerde ik naar de kerk. Soms dook ik een vluchthaven in om even te controleren of alles klopte en de bladzijden van mijn preek wel op de goede volgorde lagen. Waarom droeg ik hem eigenlijk ? Om te accentueren dat ik niet namens mezelf op die preekstoel stond ? Maar ik wilde zo graag mezelf zijn. Was het zelfbescherming ? Maar tegen wie of wat dan ? Gaf het status en wilde ik die wel ? Het schiep in elk geval afstand en om die reden alleen al zou ik er nu niet meer voor kiezen. Na mijn afscheid heb ik hem resoluut opgeruimd en als ik nog eens dienst doe, dan in gewone kleren. De grote liturgische woorden en gewaden zijn niet meer aan mij besteed. Het koffertje is leeg en ik ben het nog kwijt ook. Wat zo’n droom allemaal kan opleveren !
Dinsdag 27 juni
Ik kreeg de vraag of ik ook wel eens de weg ben kwijt geraakt. Verdwaald dus. Letterlijk herinner ik het me maar van enkele keren. Als joch van 12 verhuisde ik naar den Haag, tegen de duinrand aan. Mijn eerste sprint was richting zee. In het gebied, waar ik later met mijn eerste vriendinnetje elk pannetje leren kennen, leek toen nog elk duin op de ander. Of ik in paniek raakte herinner ik me niet. Wél dat een koddebeier in het groen me via de politiepost aan de Laan van Poot richting Pauwenlaan duwde. Nog net vóór de val van de Muur verdwaalde ik op de Oostduitse rondwegen van Berlijn. Ik reed een Lada en viel dus wat dat betreft niet op maar mij benauwden de bijna lege tank en nergens borden. Pas na ruim 40 kilometer was er een eerste aanwijzing en even later ook een pompstation. Dat leek op thuiskomen terwijl er nog 600 km te gaan was. De laatste keer dat ik me bewust herinner was in het bos achter de dierentuin van Amersfoort. Mijn twee honden liepen los en ik in gedachten. Opeens stond ik stil , keek om me heen en had geen idee waar ik was. Dat moet een black-out geweest zijn. Ik hoorde de bekende geluiden, gillende apen in het dierenpark en de Intercity’s tussen Utrecht en Amersfoort en toch geen enkele herkenning. Een naar gevoel. De honden keken me afwachtend aan, waarom ik niet meekwam, zij wisten de weg kennelijk wel. Ik volgde ze dus maar en bleek achteraf hooguit 200 meter van m’n auto verwijderd te zijn. Wat was nou de oorzaak ? Ik had het pad dat ik al jarenlang met de honden liep ‘s een keer in omgekeerde richting gelopen en vergeten mijn brein te informeren ! En nu we het tóch over het brein hebben, er gaat geen dag voorbij of je leest over mensen die dáár de weg kwijt zijn. Ik heb het ook veel gezien in de kring mensen om me heen en in m’n werk. Hoe aangrijpend dat is hoef ik niet uit te leggen. Verdwalen ten top, met steeds minder punten van herkenning. Maar dit allemaal is niet “de weg kwijt zijn geraakt “ zoals de vragensteller bedoelde . Daar hoef ik niet voor de deur uit en mag m’n kop helder blijven. Mij is ooit de weg gewezen, in de opvoeding, op school, in de kerk en ik heb hem jarenlang min of meer gelopen. Niet altijd volgens het boekje en met zoveel mogelijk eigen inbreng maar toch. Gaandeweg verouderden de gidsen van vroeger, nieuwere dienden zich aan. Om het wat te duiden op mijn vakgebied : ik ben grootgebracht met Bavinck, Kuiper, Berkouwer en Barth en ging verder met Kuitert, Drewermann, den Heijer en Oosterhuis. Ik kwam daardoor op heel andere wegen. Nu staan de gidsen roerloos in de boekenkast, in de kerk kom ik bijna niet meer maarik ben nog steeds op weg. Hoezeer mijn levenspatroon als pensionado ook vastligt, m’n geest dwaalt heerlijk rond. Geregeld de weg kwijt maar dat ervaar ik als ronddwalen in een bos met steeds minder paden of liever nog : door weilanden zonder prikkeldraad en andere afzettingen. Prachtige vergezichten, lieflijke schaapjeswolken of dreigende luchten, striemende regen of dikke mist. En geen paniek. Ook niet nu ik afstand genomen heb van een opgelegd pandoer aan geloofsopvattingen en christelijke standpunten, die min of meer tegen heug en meug geslikt moesten worden. Godsdienst is mensenwerk. Hoe of wat ik geloof bepaal ik zelf. Bijbelwoorden stimuleren daarbij. Sommigen citeer ik met liefde, anderen roepen weerstand op. Maar de rijkste bron is de de ander, de mensen op mijn weg. Zodra er niemand meer is ben ik pas echt de weg kwijt.
Woensdag 28 juni
Zag net André Kuipers bij Eva Jinek. Hij vertelde hoe hij onze aarde vanuit het ruimtestation ISS had gezien. In 90 minuten vlogen ze eromheen. Een kleine bol in een immens heelal , ijselijk en vol straling. We zijn slechts beschermd door een dampkring en een ozonlaag. Met deze aarde moeten we het doen. Merendeels woestijnen, bergen en zoutwaterzeeën ; slechts een klein deel is bewoonbaar. Daar komen per dag 200.000 mensen bij. Je vraagt je af hoe lang houdt onze planeet dit nog vol ? Het hoogste diersoort, de mens, moet toch slim genoeg zijn om niet zichzelf om zeep te helpen. Ik lees wel in kranten over vraagstukken als overbevolking en klimaat maar zie er in de politiek niets van terug.Het gaat om economie en geld en de politici vinden vooral zichzelf erg interessant. Het lijkt net of de bezieling eruit is. Ook in het politieke hart van ons land. Vanmiddag zag ik het Kamerdebat over het eindverslag van informateur Willink. Wat een naargeestige vertoning. De ijdelheid droop er vanaf. Van de jongeheer Baudet (die nota bene uit eigen werk citeerde, dan ben je ver heen) zijn we het inmiddels al gewend. Maar nu hoorde ik de rentmeester van gods goede schepping – want dat pretendeert het CDA te zijn - een cabaretnummertje opvoeren en een sociaal- democraat kwam er wat laat achter dat hij misschien ruim vier jaar in het verkeerde kabinet heeft gezeten. Anderen waren óf boos dat ze niet mee mochten doen met het spelletje óf willen de komende jaren graag toekijken hoe ánderen het spel spelen. En zo klooien ze al meer dan drie maanden (en is de aarde weer 20 miljoen mensen rijker). Logisch toch dat “het volk “ afhaakt. Inspiratie van bovenaf (topdown heet dat in modern Nederlands) is er niet. En het kiezersenthousiasme van half maart wordt gekanaliseerd tot belangengroepjes die elkaar met een knipoog de bal toespelen. Sommigen zeggen dat een volk de regering krijgt die het verdient. Zouden zij daar rond het Binnenhof een afspiegeling zijn van ons allemaal ? Dikke ikjes op enkele vierkante meters eigenbelang. Door André Kuipers niet te zien vanaf 400 km hoogte. Maar er zijn er sinds het Kamerdebat van vanmiddag wel weer honderd duizend bij gekomen.
Donderdag 29 juni
Dag lieve Karin. Jij had het in jouw brief over het geestelijk en lichamelijk lijden van ouderen. Er is nóg iets wat mij treft bij ouderen. Namelijk : hoe zij omgaan met veranderingen. Uiteraard kun je dan denken aan de technische vooruit-gang, computers en telefoons, televisie en huishoudelijke apparaten, kortom de knopjes en de schakelaars. Eerlijk gezegd moet ik mezelf soms ook erg inspannen om één en ander bij te houden. Gisteren b.v. kreeg ik van Toon (onder die naam huist mijn energiebedrijf in onze kamer) een mail om van alles te updaten. Daaronder stond de vraag hoe ik dit vond. Veel te ingewikkeld heb ik geantwoord. In noodgevallen bel ik jou wel. Anderzijds was ik apetrots dat het me lukte via Internet de papieren te bemachtigen voor de verlenging van mijn rijbewijs, inclusief de betaling. Goed, het duurde even en er ging best wat mis, maar vanmorgen antwoordde het rijbewijsbureau toch dat alles goed was ontvangen. Jij had dit in twee minuten klaar gestoomd en jouw kinderen misschien al in één minuut, maar ik voelde me na dat kleine uurtje toch ook al behoorlijk deskundig ! Geven al dit soort veranderingen aan veel leeftijdsge-noten al irritatie genoeg, het zijn andere die voor onrust zorgen. Onze samen-leving ziet er zo anders uit dan een halve eeuw of meer geleden. Fors toege-nomen welvaart, dat zeker, maar ook minder respect voor elkaar, platvoers taalgebruik, veranderende moraal, grotere onveiligheid, overdonderende stroom aan treurigstemmend wereldnieuws, angst voor natuurrampen, die de mensheid over zich lijkt af te roepen (met de bijbehorende vraag : wat voor wereld laten we onze kleinkinderen na ?) en noem maar op. Daarnaast had en heb ik door mijn werk veel te maken met groeiende onzekerheid op godsdienstig gebied. Terwijl voor mijzelf de veranderingen op dat terrein niet hard genoeg konden gaan, ontmoette ik veel bange vragen. Het begon met : als God de aarde niet in zes dagen heeft geschapen, waar blijven we dan ? tot en met : is er eigenlijk wel een God of hebben we die verzonnen ? Als je dan bedenkt (en laat ik nu maar voor mijzelf spreken, maar het geldt voor vele ouderen) in welke onwrikbare zekerheid ik ben opgevoed. Heel mijn leven als kind was doorspekt met religie. Ik was net wakker of lag al op m’n knietjes mijn ochtendgebed uit te spreken : wij danken U barmhartig God, beschikker van ons deel en lot, voor uw hoed’en en trouwe wacht, ons weer betoond in deze nacht ! Ik kon dat binnen vijf seconden, dat wel. Er werd gebeden voor en na het ontbijt, op school aan het begin en eind van de morgen- én middaglessen, vóór en na de lunch en het avondeten .Bij het naar bed gaan werd het zingend : ik ga slapen, ik ben moe, ‘k sluit mijn beide oogjes toe, Here houd ook deze nacht over mij getrouw de wacht. ‘t Boze dat ik heb gedaan, zie het Here toch niet aan. Schoon mijn zonden velen zijn, maak om Jezus’wil mij rein. Aaaaamen. Dat laatste klonk als een bevrijding, niet zozeer vanwege die zonden (daar had je met al dit gebid toch amper tijd voor !) maar omdat het klaar was. God bewaakte ons huis, zegende het ook en als dat uitbleef ( bij ziekte of zo) werd er om gesmeekt. De kerk was vanzelfsprekend, tweemaal per zondag, en een kritisch geluid over wat daar gezegd werd hoorde ik niet in mijn kinderjaren. Je leefde en ging dood en dan was er de hemel, zo simpel was het. Roomsen ( door ons werden RK leden zó genoemd, en daarbij trokken we onze lippen op) moesten dan eerst nog door het vagevuur omdat hun goede werken toch niet toereikend waren voor een ticket naar het hiernamaals. Wij hadden Jezus die voor onze zonden was gestorven en konden dus gewoon doorlopen. Ik chargeer wat, maar wel met opzet om de enorme tegenstelling met nú aan te geven.Vanaf de zestiger jaren in de vorige eeuw begonnen alle bolwerken te kraken, ook de kerk. Conflicten , boosheid, onverschilligheid, teleurstelling en afhaken waren het gevolg. Alles wat eens zo bekend en vertrouwd en voor velen heel dierbaar was, werd in hun ogen bedreigd en bevuild door al dat “moderne gedoe” , en daar hoorden ook de nieuwe inzichten bij op kerkelijk en theologisch gebied. Ze nemen ons alles af, was een vaak gehoorde klacht. Er waren en zijn er die nog krampachtig vasthouden, anderen dwalen, zijn onzeker, zoeken maar geven niet op. Jij zult ze ook zeker ontmoeten in jouw werk. Dit hele verhaal brengt mij ook op de vraag hoe jijzelf de veranderingen hebt ervaren die er toch zeker ook in jouw tijd van leven zijn geweest. Jij bent een kind uit die roerige jaren ’60. Niet grootgebracht in de sfeer zoals ik die van mijzelf omschreef maar ik zie je nog steeds in de kerk (van Elst b.v.) zitten en nu niet meer; ik zit daar trouwens ook niet meer.
Liefs, je vader, Bas.
Vrijdag 30 juni
Ik las net de afleveringen van deze week eens door. Het soortelijk gewicht is wel wat hoger dan anders vind ik zelf. Zwaarder dus. Nu zijn de meeste nawijnen wat aan de zware kant maar dat is vooral lichamelijk. Slank , zeg maar gerust mager, waren we aan het eind van de oorlog. Moeder was toen nog 80 pond. Maar twee jaar later was ze ver boven de 100 kilo. Ik weet dat nog goed. We waren op vakantie in Koudekerke. Het was de heetste zomer van de vorige eeuw. De duinen waren nog niet overkapt met keurige trappen zoals je die nu overal aantreft. Een deel van haar kinderen duwde moeder door het rulle zand het duin op. De rest droeg tassen vol witte kadetjes en krentenbollen van bakker Izeboudt en flessen lauwe gazeuse, plus een tent en windscherm. Toen ik later de enkele foto’s die van dat gebeuren bestaan bekeek zag ik nog allemaal slanke broers en zussen. Dat is drastisch veranderd. Het goede leven heeft zijn sporen nagelaten. Maar zwaar op de hand zijn de meesten toch niet geworden. Zelfs vader zakte niet door de preekstoel in het witte kerkje in Katwijk, waar een gereformeerde bonder dat wél is overkomen. Ik vond ons allemaal wel erg serieus, soms op het zwaartillende af. Vermaak van buitenaf kenden we amper, geen sport, geen film, geen concerten, laat staan festivals zoals we die in onze tijd kennen. Mijn enige uitjes in de middelbare schooltijd waren de orgelconcerten van Feike Asma. Daar hoorde je weer Psalmen, maar dan in bewerking. Ik genoot ervan maar vrolijk kon je er niet van worden. We deden wel veel spelletjes en dat is zo gebleven.Ik geloof zelfs bij allemaal. Maar van mens-erger-je niet word je niet atletisch. Ook het bridgespel van nu vraagt weinig fysieke inspanning. Vandaar dus wat overgewicht. De positieve kant ervan is dat er bergruimte genoeg bestaat voor wat vrolijkheid, ook al kwam dat er in de afgelopen week wat minder uit.
Woensdag 21 juni.
De langste dag van het jaar en erg warm. De zon is 16 uur en 43 minuten zichtbaar. Over een half jaar is dat 9 uur minder Heerlijke lange koele nachten hebben we dan. Dat schrijft ook beter. Ik heb nu vier nachten achter de rug waarin ik wat puffend en loom naar een witte pagina op mijn pc-scherm zat te staren. Er verscheen geen letter. Ik voelde me als een drooggevallen riviertje. Nergens een bergbeekje dat nog wat water aanvoerde. Overdag waren er ideeën genoeg maar ‘s nachts waren die allemaal weggesmolten. Gelukkig zijn er dan boeken. Zelf kocht ik “Sapiens “, een kleine geschiedenis van de mensheid. Een fenomenaal boek waar ik het zeker nog over zal hebben. Dat lees ik ‘s nachts. Onder de parasol las ik in (bijna) één adem “Geraakt “ van Hans Münstermann. Wat een geweldige verteller. Haast per woord zie je het verhaal zich ontvouwen als een bloem.Ik heb er tot de laatste zin intens van genoten. Leuke bijkomstigheid is dat dat bij mijzelf als een soort vliegwiel werkt. Laat ik na vier dagen rust, lauwheid, geen zin of hoe het heten mag , voorzichtig beginnen. Gewoon met wat kleine dingetjes. Eerst is er de muis. Wij voeren het hele jaar door de vogels in de tuin. Daar eet een muizenfamilie van mee. Ik heb ooit een foto geschoten van een merel, een Turkse tortel, een houtduif en een mus, die samen met een muisje zaten te ontbijten.. Poezen van de achterburen houden het gezin klein. Misschien is dat de reden dat één familielid zijn of haar heil heeft gezocht in onze keuken. Afgelopen maandag flitste ‘t beestje voor me langs, stopte even om mij de maat te nemen maar begreep snel dat ie geen partij voor me was en vloog onder de keukenkast. Als variant op Psalm 84 (oude berijming) zong ik , tot ergernis van vader, vroeger graag : zelfs vindt een muis een huis, o Heer. Vader was bang dat hij, bij het declameren van deze psalm op de preekstoel (dat deden ze vroeger om de lengte van de dienst wat op te rekken) deze variant over zou nemen (want het is een mus die in de psalm een huis vindt !). Ik wil niet dat deze muis ons huis gezellig vindt. De tuin is tot daaraan toe maar er zijn grenzen. Bij de Praxis kocht ik ooit een nieuw model muizenval. Niet meer zo’n gevangenisprul met haakje en oog, die ook zonder muis al dichtklapt. Nee, dit is een slim stukje hard plastic dat met één beweging op scherp staat. Maandagavond zette ik hem voor ‘t eerst. Toch spannend als je de volgende morgen de keuken inloopt. Muizenval dichtgeklapt, kaas op, maar geen muis. Ik had de kaas er te losjes opgelegd. Gisteren heeft het diertje de val überhaupt niet gezien of grijnzend genegeerd. Het kan ook zijn dat de kaas te belegen was. Nu staat de guillotine klaar met een vers stukje jong belegen. Als ook dit weer zonder succes blijft is ie via de tuindeur , die de hele dag openstaat, ontsnapt en terug bij de familie. Het zou me deugd doen. Niet dat ik me schuldig zou voelen aan zijn of haar dood. Wespen, spinnen en muggen mep ik direct naar de eeuwige jachtvelden. Maar als bijen, hommels of vlinders bij ons hun huis hebben gevonden vang ik ze met zorg en zet ze in vrijheid. Ik ben dus maar een beetje beul. Of, beter gezegd, ik heb net als ieder mens goeie en minder goeie kanten.
Donderdag 22 juni
De muis heeft kennelijk het hazenpad gekozen en is het huis van zijn of haar beul ontvlucht. Prima. Kan ik me wijden aan andere zaken. Er was nog wat blijven liggen in de dagen dat ik niet schreef. Ik wil het hebben over drie dertigers. Ze vielen me op door krantenfoto’s. Macron, de nieuwe president van Frankrijk. Keurig in het pak op weg naar iets officiëels. Op enige afstand gevolgd door zijn vrouw. Ze keek wat ongelukkig ; het leek alsof ze hem niet kon bijhouden. Zoals bekend was zij vroeger zijn lerares Engels en is ze 25 jaar ouder. Dat zal hetzelfde leeftijdsverschil zijn als wat mijn Nel en ik hadden. Met “mijn Nel “ bedoel ik mijn lerares Engels op het gymnasium, die zo’n grondige afkeer van mij had dat ik nooit de kans heb gehad om stiekem verliefd op haar te worden. In geen enkele dag- of nachtdroom is ze mij ooit verschenen als verleidelijke prinses, zelfs niet als boze fee. Over haar dromen was niet eens nodig want de werkelijkheid was hard genoeg. Wat zo’n foto kan oproepen ! Een volgende dertiger in de krant was een Spaanse toreador. Hij was afgebeeld met in zijn rechterhand het afgesneden oor van een door hem gedode stier. Trots natuurlijk, maar helaas : in een tweede gevecht op dezelfde dag gleed hij uit, werd op de horens genomen en overleed. Het was dus de laatstgenomen foto van hem. Ik bekeek hem nog eens goed en schatte de man begin 50 maar hij bleek pas 37 te zijn. Reden genoeg om enigszins ontroerd te raken maar dat lukte me niet. Lang geleden heb ik een aantal gevechten via de tv gevolgd. Mijn schoonzus Rie had me er een en ander over uitgelegd zodat ik precies wist waarop ik moest letten. Maar bij elk gevecht groeide mijn afkeer. Dit was van het begin af aan een ongelijke strijd. Zo’n beest wordt met afgebonden testikels ( dan is ie lekker fel !) de arena ingejaagd en wordt door verschillende kereltjes met speertjes en lansen danig verwond. Pas daarna komt de macho – toreador het veld in om de inmiddels uitgeputte stier te doden. Vervolgens maakt hij goeie sier met een afgesneden oor en loopt daarbij met een air alsof hij in zijn eentje de wereld van een ramp heeft gered. Nu ging het dus mis, ik zag zijn foto en had niet met hem te doen. Dat is niet lief van mij. De laatste dertiger was de nieuwe kroonprins van Saoedie –Arabië, 31 pas en een mannetjesputter. Ik zag hem vooral in beeld op de tv-journaals . Als hij niet zo’n uitglijer maakt als die toreador zullen we nog veel van hem horen. Té veel misschien. Hij is van het harde soort en nogal oorlogszuchtig. Dat kan in dat olierijk gebied tot wereldbranden leiden. Eén troost voor hemzelf : hij kan de luwte opzoeken op zijn jacht ,dat hij (volgens de kranten) binnen één dag, nadat hij het voor ‘t eerst had gezien aan de Zuid-Franse kust, kocht voor 500 miljoen. Ik wist niet eens dat er zulke dure bootjes bestonden. Vrijdag 23 juni In Trouw kwam ik vanmorgen de uitdrukking “Drievoudigsnoer “ weer eens tegen. Vroeger was dat “God, Nederland en Oranje “, een combinatie waarin ik pertinent niet geloof. Nu werd de term gebruikt door een bestuurder van het Dordt College, een soort behoudend gereformeerde universiteit in de VS. De man vertelt dat zijn opleiding is gebaseerd op een drievoudig snoer. De Bijbel is hun wetenschappelijk fundament, de gereformeerde leer hun uitgangspunt en een leven in dienst van God en Jezus. Snoer één vind ik al onzinnig. Sinds wanneer kun je de bijbel een wetenschappelijke basis noemen ? Schrijvers en dichters van dat geloofsboek wisten nog geen kwart van wat een scholier in onze dagen aan kennis heeft. De wetenschap breidt zich enorm uit over alle gebieden. Ik ben het boek van de Joodse Harari aan het lezen over de Homo Sapiens. Met verwondering lees ik daarin hoeveel er al bekend is over onze mensengeschiedenis. Op de wereldklok van rond de 13 miljard jaar is pas 2 miljoen jaar sprake van een soort mens. 150.000 jaar geleden was er de homo sapiens ( mens met hersens) in Afrika, die zich 80.000 jaar later over de aarde ging verspreiden en daarbij gigantisch veel diersoorten uitroeide, tot (14.000 jaar geleden) diep in Z.Amerika toe. Overal op onze aarde zijn sporen te vinden van de gewelddadige manier waarop ons soort de macht greep ten koste van veel andere soorten. In die tijd zijn ook de primitieve godsdiensten ontstaan, waarin het draaide om goden en mensen ; dieren legden het loodje. Als je met deze kenis in het achterhoofd de Bijbel gaat lezen en keurig op bladzijde 1 begint, zie je meteen dat daar geen wetenschap wordt bedreven maar liefde , en wel voor de god die door het volk van de bijbel werd aanbeden. Ik weet ook wel dat er mensen zijn die de evolutietheorie verwerpen en het houden op een schepping in zes dagen maar noem dat geen wetenschap en zadel daar geen studenten mee op. Helemaal niet als dat ook nog gebeurt langs de lijnen van de gereformeerde leer zoals die 400 jaar geleden in Dordrecht is vastgesteld. Ik ben erin opgevoed en “wetenschap-pelijk “ opgeleid maar ben daar gelukkig ver bij vandaan geraakt. Af en toe voelt het als dwalend in niemandsland . Maar dat verkies ik boven een schijnzekerheid van een gereformeerd beloofd land, waarin god en de zijnen een één- tweetje spelen tegen de boze buitenwereld die vergiftigd zou zijn door wetenschap, vrijheidsdenken, mondigheid, eigen keuzes en noem maar op. Tot slot van het Nachtboek van deze week weer de briefwisseling met dochter Karin. Hierbij haar bijdrage : Dag mijn lieve vader, Een verrassing, twee brieven van jou achter elkaar. Dank je wel. Je nam mijn honneurs waar, want hoofd en lichaam waren met verhuizen bezig. Met de geweldige hulp van Bas en Tom en vrolijke aanwezigheid van Maaike, Juul en Boet hadden we een ontspannen verhuizing. Vrienden zorgden voor een heerlijke lunch. Bloemen van vrienden en een van mijn mensen werden bezorgd door bloemist en beide buren, een warm welkom in een fleurig huis. We wonen hier nu bijna een week en kunnen ons geluk niet op. Ook omdat het nu wat rustiger wordt. We merken dat we geen twintig meer zijn! Het huis voelt als thuis mede door alle vertrouwde spullen en prullen Met veel interesse heb ik artikelen gelezen over 'ont-spullen'. O.a. de Japanse Marie Kondo weet daar wel raad mee. Een van haar adviezen: Foto's maken van de door je kleuters ooit gekleide schaaltjes, de van plastic gemaakte gifgroene suikerklontjestang, de servettenhouder, vingerverfschilderijen, de eerste babypakjes, gekregen snuisterijen en dit alles op een USB-stick bewaren en de spullen weggooien. Niets voor mij. Mijn motto is: het eet geen brood. Zodoende zijn er ook in dit huis weer dozen met daarop ' sentiment' geschreven en vind je overal 'dingetjes' Een huis zonder die persoonlijke spullen is wat mij betreft een showroom waarin iedereen zou kunnen wonen. Mijn zwangerschap zou een zware kerk vroeger (en nu!) niet goed bevallen zijn. Triest hoe die oude lieve vrouw nog steeds geëmotioneerd raakte door de 'schande' van vroeger. Mooie reactie op jouw opmerking dat ze nog wel steeds naar de kerk ging: ‘Ik ben er nooit voor de mensen heen gegaan en blijf er ook niet voor weg’. De oom en tante (in Kampen) van een van mijn mensen moesten trouwen. Toen de baby, Aaltje, vlak na de geboorte stierf, had een familielid gezegd dat dat maar goed was. Nog is zij daar boos over: ' Fijn gereformeerd en dan zoiets zeggen, dat valt toch niet te rijmen?!' Aan zwangerschapsgymnastiek heb ik zelf één heel uur deelgenomen. In een tuinbroek van Silvester zat ik daar tussen de bloemetjesjurken die het over klachten hadden als spataderen en aambeien, waar ik helemaal geen last van had. Bij de boekhandel kocht ik een boek over zwangerschapsgymnastiek en oefeningen voor in het kraambed om zo weer redelijk strak in het vel te komen. Voldeed prima en scheelde een hoop gezeur. Ook tijdens de volgende zwangerschappen heb ik dit soort bijeenkomsten vermeden. Ik zie voor me hoe je achter de kinderwagen liep, af en toe quasinonchalant. Wat een verschil met tegenwoordig! Baby's hangen op buiken of ruggen van de vaders, papa's joggen achter de buggy alsof ze niet weten hoe snel ze het kind ergens moeten dumpen....Maar inderdaad, ook nog steeds ongemakkelijk uitziende mannen die een kinderwagen duwen alsof ze er eigenlijk niet bij horen. Je tweede brief over ouder worden heeft me ook aan het denken gezet. Een geluk ouder te mogen worden, als je denkt aan zovelen die dit niet mee zullen maken. Baby's, kinderen, jonge mensen die nooit last zullen hebben van ouderdomskwaaltjes, want veel te jong gestorven. Jij hebt er te vaak mee te maken gehad in je werk. Het enorme verdriet van ouders en familie. Dan neem je de klachten voor lief, hoe lastig of pijnlijk ze ook zijn. Heerlijk te weten dat je het leven zo geniet. Het is te merken ook. Wát een energie. Inderdaad, ik zie in mijn werk mensen die lijden aan het leven. Geestelijke en lichamelijke achteruitgang valt hen zwaar. Een niet-reanimeren- en euthanasieverklaring geeft enige rust dat er ooit een einde aan zal komen. Een enig P.S. schreef je, ik zag de verbijstering bij de welgestelde heer voor me. Leuk dat jullie de uitdrukking nog steeds gebruiken. En ja, van mij mag je het zó zeggen.....Reken erop dat als je mazzel op dreigt te raken en alles minder wordt, ik er ben. Zou niet anders willen. Maar ik wens jou (en mij) toe dat dat nog even zal duren. Mag ik het zó zeggen? Leuk dat jullie zondagmiddag komen in ons nu bewoonde huis. Dikke kus, Karin
Maandag 12 juni 2017
Ik had ook bakker kunnen worden. Dat zit uiteindelijk in mijn genen. Mijn opa Drewes was het. Hij was allang dood toen ik uit de oven kwam maar toch. Vakantiebaantjes in mijn puberteit brachten mij drie maal aan de deegtrog of achter de bakkerskar. En thuis cake bakken, soms zelfs eeen appeltaart , was een groot plezier. Ik heb me er daarna niet verder in verdiept. “Heel Holland Bakt “, met die man die constant “lekker “ roept en die vrouw die haar beste eigen klant is, , was niet aan mij besteed. Het is theologie geworden. Had het geen psychologie moeten zijn ? In deze twee zinnetjes schuilt een bijna levenslang proces. Na een naïeve periode (althans wat geloof betreft) in kindertijd en tienerjaren begon een soort weggroeien bij kerk en traditie. Eerst letterlijk doordat ik een baan kreeg bij de overheid. Toch meldde zich weer de “roep “ om predikant te worden. Ik begrijp nog steeds niet wat dit is geweest. Roeping ? Ik zou het niet weten. Ik kon het bij mijn toelating tot het ambt (zo heette dat) ook niet uitleggen. Met behulp van de Amsterdamse School beet ik mij vast in de boeiende constructie van de teksten in de Bijbel. Vandaaruit maakte ik mijn preken. Ik genoot van de boeken van Nico ter Linden die vanuit deze zelfde insteek werkte. Bij hem kwam ook sterk het psychologsch inzicht naar voren, Dat inspireerde mij steeds meer, vooral toen ik geen eigen gemeente meer had maar als geestelijk verzorger werkte in het leger. Daar zaten ze niet op heilige teksten te wachten ( “kan je dat eten ?“ , zou algauw een tegenvraag zijn) maar op aandacht. Meer en meer raakte ik geboeid door publicaties over psycho – en gedragstherapie, met name als hun bevindingen gekoppeld werden aan bijbelverhalen. Ook eigen ervaringen met psycho-therapeuten openden mij de ogen voor het grote belang hiervan. Wat heb ik veel van hen geleerd, ook over mezelf. Het kostte me dan ook geen enkele moeite om in voorkomende gevallen gemeenteleden door te verwijzen naar zo’n deskundige. Ik zou het iedereen gunnen. Waarom wél je auto jaarlijks bij de APK of je lijf om de zoveel tijd (of bij pijn) onder controle en niet je hele ziel en zaligheid geregeld onder de loupe. Met vragen als : hoe gaat het echt met je, hoe zit je in je relatie, welk verleden hangt er aan je, waar ben je bang voor, slaap je goed, droom je veel enz. ? Ik lees graag de boeken van de Amerikaanse psychotherapeut Yalun. Hij komt nogal ijdel over maar is vooral een vakman. De manier waarop hij met zijn cliënten een proces doorgaat vind ik adembenemend. Om jaloers op te worden. Ik wou dat ik dát gekund had. Grote woorden uit de godsdienst (zoals bevrijding, hoop, rechtvaardigheid, falen, verzoening) had ik dan niet vanaf een preekstoel hoeven brengen maar heel praktisch in de vertrouwde ruimte van een gesprek onder vier ogen kunnnen uitpellen. Dus mocht dat hugenootje uit de 17e eeuw nóg een keer incarneren dan zal het in die hoek zijn. En onder m’n stoelkussen liggen de bijbelverhalen. Daar zit ik op. Benieuwd wat het gaat worden.
Dinsdag 13 juni.
Het bankje stond er nog. Met uitzicht op de Stichtse rotonde bij Amersfoort. Ik reed er vanmiddag langs en een stroom herinneringen kwam op gang. Vele jaren geleden bezocht ik elke week een vrouw die in een psychiatrische kliniek was opgenomen. Als het even kon nam ik haar mee voor een wandeling. Ze liep moeilijk, had te kleine voeten voor een groot lichaam, maar gearmd kwamen we toch een redelijk eind. Zij was nogal schuw en klapte helemaal dicht als ze een gesprek moest voeren waarop de ander haar aankeek. Al lopend naast elkaar lukte het haar , weliswaar stamelend, haar levensverhaal prijs te geven. Halverwege onze wandeling stond dat bankje. Samen starend over het grote verkeersknooppunt en de bloeiende heide zetten we ons gesprek voort. Daar zat veel pijn in, opgelopen door belediging, mishandeling, miskenning, verwaarlozing en liefdeloosheid. Haar leven leek één grote afgang. De gouden bergen die haar waren beloofd brachten haar enkel dodelijke lawines . Bergaf was het kernwoord van haar geschiedenis. Je hoort het vaker en in sombere buien denk ik het zelf ook : leven is van de berg af gaan, naar beneden. Alles wordt minder enz. enz. Ik ga er niet op door want dan praat je mekaar letter-lijk de put in. Op een keer kreeg het gesprek met die vrouw een boeiende wending. We gingen bergop ! Ze liet dingen achter zich, keek er anders op terug. Ze nam bochten waardoor sommige vreselijke ervaringen even uit het zicht verdwenen. Ze steeg door mistflarden heen. Kreeg steeds meer horizon. Zag nog wel de diepe dalen maar steeds minder in detail. Ze werd verleid door vergezichten en kreeg weer hoop. Ik weet niet of het dit beeld was – het leek een soort Gestaltverhaal – waardoor ze werd opgetild maar wat ik wél weet is dat zij haar bitterheid teboven is gekomen, de kliniek mocht verlaten en in een ander deel van ons land een nieuw bestaan heeft opgebouwd. Bij het verhaal van die berg moet ik altijd aan Mozes denken. Een man, die volgens de mythe in de bijbel, tegen wil en dank het volk Israël uit het doodsland Egypte bevrijdde. Hij was “uit het water getrokken “ (want dat betekent zijn naam, u weet wel : in dat biezen kistje), sleepte zijn eigen volk door het water van de Schelfzee, en ging met hen de woestijn in . Met maar één doel : Beloofd Land. Dan volgt een boeiend verhaal ( zie Exodus) over alle ervaringen onderweg, zijn ontmoeting met de Heilige maar ook zijn driftbuien tegenover een koppig volk. Voor hem eindigt de reis óp een berg. Als hij achterom zou kijken was daar de woestijn met dat morrende volk. Maar keek hij vooruit dan was daar Beloofd Land. Hij is er nooit in geweest maar het had hem wel de moed gegeven om vol te houden. Misschien is dat ook wel de les : niet het doel maar de reis ernaartoe is leven. Beloofd Land is geen ommuurd paradijsje voor je zelf, zelfs geen hemel, maar het Noorden op je kompas. Wat goed dat het bankje er nog stond. Het brengt me nog eens op een gedachte.
Woensdag 14 juni
“De tolk van Java “ heb ik uit. Of uit… eigenlijk lukt dat bij zo’n boek niet. Dit blijft hangen en gaat in m’n gedachten door. De schrijver heeft 240 bladzijden ingeruimd voor de memoires van zijn vader. Daaromheen schrijft hij zijn eigen verhaal. Hoe hij zijn vader heeft ervaren en diens waanzin heeft bevochten. Als zijn vader dood is eindigt hij zijn boek met deze zin : Ik vecht niet langer, ik hou ermee op. Wat heeft deze auteur mij ontroerd en wat heeft het verhaal van zijn vader mij geschokt. Op de omslag van het boek wordt het een autobio-grafische mokerslag genoemd, die de cliché’s over Nederlands – Indië verpulvert. En dat is zo. Ik heb van jongsaf aan vele verhalen gehoord van oud-militairen die in Indië hadden gevochten. Het werden Politionele Acties genoemd maar het was natuurlijk gewoon oorlog. Als je vroeg naar hun ervaringen dan kwamen de cliché’s : mooie “vrouwtjes “ (alleen dat verkleinwoord al !) en lekker eten. Als ik dan doorvroeg over de oorlog bleef bij iedereen stelselmatig de mond gesloten en de lippen verzegeld. Tot op het sterfbed toe ! Ruim dertig jaar geleden vertelde een huisarts me dat een patiënt hem foto’s had laten zien uit die tijd. Gruwelijke beelden van Nederlandse jeeps met de koppen van onthoofde Indonesiche strijders op de koplampen gezet, op weg naar een volgend dorp. Kregen ze dáár geen medewerking van de bevolking dan waren hún hoofden aan de beurt. ISIS heeft het van geen vreemde ! In dit boek komen dergelijke acties gedetailleerd aan de orde. Al zou maar 10 % van de memoires van zijn vader feitelijk kloppen, dan nóg is de wreedheid hemeltergend. Stel je eens voor dat het voor 100% klopt…Er zijn na de oorlog onderzoeken geweest – Nederland is een net land - , zelfs een Parlementaire Enquête. Mogelijk is er nergens gelogen maar de waarheid is nooit verteld. (Die indruk heb ik wel vaker bij dat soort officiële onderzoeken). Natuurlijk, het was oorlog (hoe onterecht ook) en oorlog is niet voor lieverdjes maar máák het dan ook niet lief, met die vrouwtjes en dat eten. Ik weet nog goed dat ik bij het verschijnen van de verfilming van Oeroeg van Hella Haase, in ons kerkblaadje Indië- veteranen en belangstellenden uitnodigde om samen die film te gaan bekijken. Ik hoopte vooral op het gesprek daarna. Ik ben alléén gaan kijken. Misschien zit ik zelf wel eens wat veel in het verleden te roeren maar dat lijkt me nog steeds stukken beter dan het verzwijgen , ontkennen of veel mooier te maken dan het was. Het verleden heeft ons gevormd en reikt tot aan onze dood. Verzwijgen, ontkennen en mooier maken dan het was kunnen je leven en ook het leven van de mensen om je heen verwoesten. Dat heb ik uit dit boek geleerd.
Donderdag 15 juni.
Zolang er godsdiensten bestaan, is er gedoe over het einde van de wereld. Daarmee wordt gedreigd en je doet er maar het beste aan je heil te zoeken bij dit of dat geloof. Via Youtube kun je ze horen en op het tv kanaal Family zie ik er de meest gruwelijke gesprekken over. Oude statenvertalingen liggen dan open en lugubere teksten worden als feitelijke voorspellingen geciteerd, net zoals fundamentalistische moslims teksten uit de Koran putten om hun afschuwelijke gelijk aan te tonen. Het “einde der tijden “ is in deze kringen een populair begrip. Ik heb altijd gedacht dat het einde der tijden heel persoonlijk is en samenvalt met je eigen dood. Die kan een ander bespoedigen met een bomaanslag . We kunnen hem als mensheid zelfs over ons afroepen door moeder aarde naar de verdommenis te helpen maar dat heeft niets van doen met die zwarte profetie over een godheid die dat eens even zal regelen. Ik vind dat een buitensporige bangmakerij. Nu lees ik vanmorgen in mijn krant dat ook de godsdienst van het geld (hoofdgod Mammon) deze angst voor het einde der tijden (of het einde van hun eigen tijd als miljardair) kent. Enkele superrijken in de VS bouwen onder hun villa’s bunkers . Daarin liggen voorraden levens-middelen én wapens ! Één heeft er zelfs een hondenuitlaatpark in gebouwd , een kweekvijver voor vis en een biscoop. Die wapens zijn nodig uit vrees voor de medemens. Immers, het kan zijn dat het “volk “ zich tegen de rijken keert en dat is even wat anders dan een godheid of een virus of een gigantische zwerfkei uit het heelal , die de hele wereld kunnen vernietigen. Tegen medemensen kun je tenminste de wapens opnemen, vooral als die het gemunt hebben op het einde van jouw tempel. Als ik beelden van officiële gelegen-heden in de VS zie, wordt er vaak afgesloten met de woorden : God bless America. Waarom God dat zou moeten doen weet ik niet. Haïti of Venezuela, om maar eens wat te noemen, kunnen ook wel wat blessing gebruiken en anders zijn er in Afrika nog landen genoeg die er misschien wel meer recht op hebben. Maar als die Amerikanen dit menen van God en bless en zo dan nemen ze toch ook wel een bijbeltje mee in die bunker. Je kunt toch niet de godganse dag in die biscoop van je blijven hangen, met een gebakken visje op schoot en een uitgelaten hond aan je voeten. Ik heb dan een leestip en ruk daarvoor, tegen mijn principe in, een tekst los uit de heilige Schrift. Lees Amos 6 over hen die neerliggen op bedden van ivoor en rondhangen op hun banken, die wat pingelen op hun luit alsof ze David of Moricone zijn, die wijn uit de fles drinken en zich van op tot teen besprenkelen met de duurste parfums – het zal gedaan zijn met hun weelderige banketten ! Meer zeg ik niet. Ik stel voor dat we na deze lezing even stil zijn – want stilte is veelzeggend - en dan heb ik nog wel een liedje (718 uit Liedboek): niet voor schuren (of bunkers) is er vruchtbaarheid, maar opdat op aarde niemand honger lijdt. En dan gaan we als de monniken in Chevetogne aan het eind van de dag plat op de grond en zingen gesmoord : Maar wij rijken, ach, wij blijken hard en onverstoord. Open onze oren, Heer, opdat wij horen ‘t roepen aan de poort. Zó werkt dat God Bless. Vrijdag 16 juni. Dag lieve Karin. Jij bent eigenlijk aan de beurt maar je bent aan het verhuizen. Je apparatuur ook en dus neem je even pauze. Die ga ik benutten. Ik eindigde vorige week mijn brief aan jou met opmerkingen over ouder worden en wat daar allemaal voor nodig is. Dat vulde ik niet verder in. Eigenlijk kun jer niet eens zoveel aan doen, aan ouder worden. Het valt je toe of niet. Daar zit geen enkele verdienste achter. Mazzel dus, tenminste als het leuk ouder worden is. Ik heb veel mensen gekend die het heel moeilijk vonden. Die het alleen-zijn niet aankonden of die veel te lijden hadden. Dan duurde het oud-zijn lang. Schrij-nend vond ik het als mensen naar onze begrippen veel te jong hun leven moesten opgeven. Soms plotseling maar vaker na een aangrijpend ziekbed. Je zag nog het verlangen in hun ogen naar leven, in hun stem hoorde je nog nieuwsgierigheid naar hoe het zal gaan met iedereen en alles om hen heen en op de wereld. Eigenlijk hóórt het dan niet, de dood. Dat wilde ik het liefst uitschrééuwen als het kinderen of veel te jonge mannen of vrouwen betrof. Voor zover ik dat heb meegemaakt ken ik de meeste namen nog : Jan, Wijnand, Henny, Jan Hein, Carolien, Klaas ,Elle, Roderick, Henk, en Henny. Zelfs twee levenloos geboren babies , van wie ik helaas niet eens meer weet of ze al een naam hadden, heb ik nog in mijn geheugen staan. Hun allemaal was het ouder worden niet gegund. Alleen dát feit al maakt me bewust hoe kostbaar de tijd is die ik mag doorbrengen. En hoe ! Ik hoef jou niets te vertellen nu jij door je werk op veel plekken komt waar de ouderdom overschaduwd wordt . Wat is er dan voor mij veel licht. Alles doet het nog, hoofd en hart, lever en longen, ogen en oren en noem maar op. Goed, er kraakt en piept wel eens wat maar dat vormt geen enkele belemmering om volop van het leven te genieten. De actieradius wordt kleiner maar dat vind ik niet erg, integendeel. Ik ben graag in mijn eigen bedoening, met de mensen van wie ik houd, bij vrienden die mij kostbaar zijn. Zo mogelijk houd ik ook nog af en toe contact met enkele leden van mijn laatste gemeente, die voorgoed een plekje bij me hebben. Lezen en tv.kijken vind ik zalig, autorijden is een hobby, net als boodschappen doen en koken, af en toe een lease-hond en als ‘t moet met een snoeischaaar in de tuin of met de auto naar de wasserette. En vooral niet te vergeten (hoe zou ik kunnen) : regelmatig jullie leuke snuiten zien. Zó ouder worden is een zegen, zouden ze vroeger gezegd hebben. Ik gebruik dat woord hier niet. Want waarom zou die zegen dan aan anderen onthouden worden ? Mazzeltov lijkt mij een goed woord. En áls het minder wordt ? Mag ik het zó zeggen : dan spreken we elkaar nader !
Lieve groet, je vader Bas.
P.S Die uitdrukking “mag ik het zó zeggen “ heeft in ons huis een speciale betekenis. Agnes en ik waren na een kerkdienst een keer op de koffie genodigd bij een zeer welgesteld echtpaar in een krankzinnig grote bungalow. Ons huis kon in hun hal draaien ! Het gesprek ging op zeker moment over moderne theologie. De man des huizes had , integenstelling tot zijn vrouw, daar nogal grote moeite mee. Voortdurend kwam hij met een wonderlijke mengeling van oudgereformeerde gedachten en modern aandoende uitdrukkingen. Die leidde hij telkens in met een geaffecteerd : “Mag ik het zó zeggen “? Nadat dat enkele keren gebeurd was onderbrak ik hem met de woorden : nee, dat mag je niet ! Hij keek me verbijsterd aan want in zijn positie was hij dit soort commentaar niet gewend. Enige jaren geleden heeft hij zijn ouder worden voltooid. Wie weet leest hij “van bovenaf “over mijn schouder mee en mompelt hemels : ik zal het zó zeggen, die Bas komt er nog wel achter ! Ik laat me verrassen.
Zaterdag 3 juni 2017
Ik ben momenteel gevangen door het boek “ De tolk van Java “ , van Alfred Birney, winnaar van de Libris Literatuurprijs 2017 en de Henriëtte Roland Holst prijs. Een boek dat ik moeilijk kan wegleggen omdat ik de schrijver niet in de beklemmende toestand wil laten zitten en er kennelijk op hoop dat zijn leven verbeterd is als ik op blz 532 ben aangeland. Zijn vader komt uit Nederlands – Indië en heeft daar in en na de oorlog alles meegemaakt wat een mens niet zou moeten willen. Het heeft hem totaal misvormd. Het woord Post Traumatisch Stress Syndroom bestond nog niet, laat staan dat er enige behandeling voor was. Deze man sticht in Nederland een gezin dat vervolgens door hem mateloos wordt geterroriseerd. Elke klap, elke dodelijke opmerking naar echtgenote of één van zijn vijf kinderen draagt sporen uit zijn verleden. Ergens in mijn hoofd zweven de woorden “de zonden der vaderen worden bezocht aan de kinderen “ .Of dat een bijbeltekst weet ik niet, ‘t zou zo maar kunnen. Maar in dit geval klopt het zeker, vooral die bezoeking. Ik heb het zelf in mijn verhalen wel eens over pijnlijke ervaringen in mijn jonge jaren maar dat verbleekt bij al het lichamelijke en geestelijke geweld wat de schrijver van dit boek is aangedaan. Het is nu twee uur in de nacht, ik ga weer gauw lezen, in de hoop dat het hem inmiddels wat beter gaat.
Zondag 4 juni
Rondom ons dorp zijn twee meisjes van 14 dood gevonden. Op landelijke en lokale televisie zag ik verbijsterde gezichten van leeftijdsgenoten. Dit is teveel. Meteen vragen als : in wat voor wereld leven we waar dit kan gebeuren ? En het ene nieuws is nog niet voorbij of je ziet het andere uit Londen en Syrië en Afganistan en het meeste zien we niet. Wat krijgen kinderen veel voor hun kiezen. Als ouders en ouderen wil je ze toch allemaal een veilige wereld bieden, tijd om gelukkig te zijn en onbezorgd maar haast per dag wordt die wereld geschokt door lugubere feiten. Ik betrap mezelf daarbij op het zeer afgesleten cliché dat het nooit anders is geweest. Dat zal wel maar er zit zo weinig troost in en al helemaal geen protest dat het zo niet hoort. Mijn wereldbeeld als jongere was zo beperkter. Ik had mijn kleuterjaren in de oorlog, maar die oorlog was buiten en mijn speelveld was in het veilige binnen van ons huis. Als Lagere Schoolkind was een klein deel van het stadje Kampen mijn leefgebied. Daar speelde ik , en af en toe was er een knokpartijtje met roomsen of openbaren. Zelfs de kerkstrijd ging aan mij voorbij ! Uit mijn puberjaren herinner ik me de februariramp in ’53 maar beelden bleven me amper bij, zorgden zeker niet voor nachtmerries en riepen ook geen vragen op. De oorlog in Congo, de Suezcrisis, de Hongaarse opstand, ik hoorde ervan via de radio maar het was erg ver van mijn bed. Pas in de 60’er jaren , met name door mijn werk op het Ministerie, werd mijn wereld groter, maar toen was ik al in de twintig. De televisie kwam, de moord op Kennedy gebeurde voor onze ogen, we zagen de Russen Praag binnentrekken en Israël vechten om llijfsbehoud. De wereldgeschiedenis kwam in huis en dat is alleen maar toegenomen tot de haast bizarre hoeveelheid feiten en gebeurtenissen die we dagelijks voorgeschoteld krijgen. En : elkáár voorschotelen, want haast iedereen heeft zijn eigen camera op zak . In die wereld leven we. Zijn de mensen slechter dan vroeger nu we zoveel ellende te zien krijgen ? Ik denk van niet maar we zijn wel met veel meer en we zien meer. Al die onnodige doden, die rijen slachtoffers van geweld dat mensen elkaar aandoen, daarover las ik vroeger soms in de krant, hooguit als getal. Nu roepen die indringende beelden om reactie. Waarom ? Hoe is het in godsnaam mogelijk ? In wat voor wereld leven we ? Je zou de kinderen zo’n betere gunnen, maar helaas. Hier moeten we het mee doen.
Maandag 5 juni
Ik geloof dat ik vroeger heel mooi over de hemel kon zingen. “In de hemel is het schoon “ b.v. en “Boven de starren daar zal het eens lichten “. Heel soms ook : “Daar boven juicht een grote schaar van kind’ren voor Gods troon “. Dat liedje verwerkte mijn vader wel eens in een gebed aan tafel en dan dacht hij aan zusje Alie, die ik zelf nooit heb gekend want ze was al heel jong overleden, ver voor vóór mijn geboorte. Zij was een mongooltje, zoals we dat toen noemden. Ik vond het best een ontroerend beeld, zo’n meisje met twee vlechtjes en een brede lach, dansend in hemelse zalen. Met mijn zingen is het verder niks geworden. Ik heb één keer mogen optreden met een knapenkoortje samen met mijn jongere broer Juul . We zongen “Stille nacht “ en hij was vooral goed in de hoge noten . Ik zat daaronder en door het roken zakte ik later steeds lager. Trouwens , ook die hemel kwam naar beneden. Op zich is daar niks mis mee want wie wil er nou géén hemel op aarde ? Jammer genoeg is dat voor velen weer te hoog gegrepen.. Het zijn hooguit momenten of periodes dat je dat zó kunt beleven. Maar de hemel als zalig oord boven onze hoofden is voor mij verdwenen. Ook het idee dat ik daar eeuwig zou moeten verblijven na m’n dood. In Trouw schreef een theoloog uit Groningen daarover. Meteen kwamen er reacties dat hij daarmee het hart uit het christelijk geloof wegsneed. Dat valt wel mee. Hemel en eeuwigheid zijn poëtische begrippen, die moet je niet overvragen en er zeker geen plaats- en tijdsbepaling aan geven. Jezus zegt ergens : wie in mij gelooft hééft eeuwig leven. Dat is een kwaliteit van bestaan, iets van een andere orde dan het graai- en grijpwerk van dikke ikken. En hemel is voor mij een weg naar het onbekende, het goddelijke. Bestaat dat dan ? Geen idee maar de weg ernaartoe is spannend. Die loopt door onze levens heen, hier op moeder aarde, en op die weg kunnen we elkaar iets van hemel aandoen. En er is niks op tegen om dat in je verbeelding uit te breiden tot over het graf. Als dat troost geeft en helpt moet je dat zeker niet laten. Wij mogen met dát doel best onze eigen hemel bedenken. Niet als beloning, zoals sommigen menen, maar als zalf op de wond.
Dinsdag 6 juni Lieve Karin.
Vandaag 37 jaar geleden was het jullie trouwdag. Jij en Silvester waren mij ruim 4 maanden voor, want in oktober van dat jaar trouwden Agnes en ik. Jullie waren trouwens op nóg een punt voor : jij was hoogst zwanger. Tegenwoordig zeggen ze dat in meervoud . Dan had ik moeten zeggen : jullie waren zwanger maar dat vind ik kul. Jij droeg het kindje en samen verwachtten jullie die baby. Net zo goed vind ik dat gepuf van kraamheren op zwangerschapsgymnastiek een mallotige vertoning. Dat moge ouderwets van mij zijn maar dat ben ik graag op sommige punten. Toen jij baby was ging ik wel met jou in de kinderwagen wandelen . Dat was in 1962 redelijk modern. En áls er momenten waren dat ik er wat moeite mee had ( vraag me niet waarom) , dan stuurde ik de wagen met één hand en liep er min of meer naast. Dan leek het net alsof de moeder even onzichtbaar was gemaakt. Ik zie het sommige vaders nog steeds doen. Nog even terug naar het begin : als jij lid was geweest van een zware kerk was je er op die trouwdag niet zo genadig en vrolijk vanaf gekomen. Dan had je voor het front van een meegnuivende gemeente in de kerk schuldbelijdenis moeten afleggen omdat je voorechtelijk had liggen klooien ! Wat werd zo’n meisje dan voor schut gezet ! In een bejaardenhuis (waar jij tegenwoordig ook geregeld komt) heb ik eens een gesprek gehad met een heel oude schat van een vrouw, die , nóg met tranen in haar ogen, vertelde hoe dit háár was overkomen. Op mijn vraag waar haar a.s. man op dat moment was, antwoordde ze : die zat achter in de kerk tussen zijn ouders ! Alsof je alleen kunt “klooien” . Ik heb naar die vrouw toe wél mijn bewondering uitgesproken dat ze nog iets met de kerk te maken wilde hebben. Ach, zei ze, ik ben nog nooit om de mensen naar de kerk gegaan. Dus blijf ik ook niet voor ze weg. Leuk hoe je beschreef dat jullie kinderen op school leerden hun mond open te doen. Dat het niet meer als last werd ervaren - zoals bij jou en vroeger ook bij mij - dat er kritische vragen werden gesteld. Broer Gabe vroeg me vandaag of ik last heb gehad van deze en andere ervaringen waarover ik in mijn nachtboek schrijf. Mijn antwoord is : ja. Of het ook oplucht door erover te schrijven ? Dat weet ik niet. Enkele wezenlijke gevoelsstromen zullen er bij mij niet door veranderen. Wél kom ik in mijn denken en doen tot andere uitkomsten. De weg daarnaartoe illustreer ik graag met ervaringen en belevenissen uit mijn verleden. Prachtig vond ik jouw beschrijving van je “spreekbeurt “ bij mijn afscheid. Nooit geweten dat je geoefend had o.l.v. Tom. Het deed mij meteen denken aan uit-vaartdiensten die ik in diezelfde kerk verzorgde. Vaak waren er kinderen die in de voorbereidende gesprekken aangaven wel iets te willen zeggen over hun overleden moeder of vader. Een gedicht of een gedachte. Maar ze aarzelden of ze het wel konden en durfden. Ik deed dan precies hetzelfde als wat Tom met jou deed : schrijf maar op wat je zeggen wilt en dan gaan we samen de kerk in, jij achter de microfoon en ik achter in de kerk. Diep ademhalen, tot ver in je buik, zodat je niet te snel je lucht kwijtraakt en gehaast en onverstaanbaar gaat praten. En áls het straks echt zover is, kijk dan als je begint net over de mensen heen, anders klap je misschien meteen dicht. En geef mij voor de zekerheid een copie van jouw woorden. Als het je dan toch niet lukt neem ik het over. Het ging bijna altijd goed. Nu gaan jullie naar jullie zoveelste huis. Het ziet er prachtig en vooral heel gezellig uit. Ik hoop dat jullie er minstens zo oud mogen worden als ik nu ben en dan nog vele jaren als het even kan. Maar ik hoef jóú niet te vertellen wat daar allemaal voor nodig is.
Liefs, je vader, Bas.
Woensdag 7 juni
Televisie noemen ze wel een venster op de wereld. Met al die kanalen barst het van de raampjes. Ik keek laat in de avond al zappend door twee van die kijkgaatjes en zag een voor mij onvoorstelbare wereld. Op een toeristenstrand in Kenia lopen zwarte mannen rond , Beach Boys noemen ze zich , die tegen betaling hun seksuele diensten aanbieden aan oudere Westerse dames, die daar door een cruiseschip heen zijn gebracht. Behalve geld hebben die vrouwen ook alle denkbare drugs bij zich om die jongens in hun plooien te krijgen. Die hebben op hun beurt de shots nodig om dit werk te verrichten. Ze doen het omdat ze geld nodig hebben voor het onderhoud van hun gezin (!). De meesten zijn besmet met HIV. Ze gebruiken condooms, maar dan niet om die vrouwen te vrijwaren van hún besmetting maar vanuit het bijgeloof dat je nóg een HIV- virus kunt oplopen. Een kleine hulpverleningsorganisatie probeert in het kielzog van die cruiseschepen te redden wat er te redden valt maar komt niet verder dan het verstrekken van schone naalden. Er waren ook hartverscheurende gesprekken met de echtgenotes van die jongens, die er maar vrede mee moesten hebben dat hun man met dít werk geld verdient. Ook de kans dat hij er met zo’n rijke weduwe vandoorgaat of zelf ten onder gaat aan drugs of HIV is levensgroot, dus hun vrouwen leven in grote angst. Wie zal dan voor hen zorgen ? Wisten ze dan niet bij hun trouwen wat hun bruidegom uitvoerde ? Vermoedelijk niet. Ze raakten eerst veel te jong zwanger, gingen toen (maar) trouwen en hij zocht een “makkelijke “ manier om zijn gezin te onderhouden. Over gevoelens heb ik de mannen in elk geval niet gehoord. Ja, één keer, toen er een zei dat hij “money” verkoos boven “love”. Toen keek ik door een ander raampje en zag een huwelijksmakelaar in Thailand. Daar kwamen hongerige Westerse mannen op af, op zoek naar een volgzame vrouw. Niet zo’n Westers type met de broek aan, die over manlief de baas speelt, maar één die lief is en behaagt. Echt, ik heb met kromme tenen maar ook met tranen in de ogen van het lachen (leedvermaak !) een Brit aan het werk gezien die zich met een dikke portemonnaie had aan gemeld bij een datingbureau dat door een sluwe westerling geleid werd. Die had in zijn computerbestand wel duizend “dames “ in de aanbieding. Hij koos er drie uit. De eerste was amper binnen of hij begon al te zeggen dat hij van haar hield, dat ie zich een 50/50 verhouding voorstelde, dat ie een huurhuis had tot aan zijn dood enz. enz. De vrouw verstond geen woord Engels en keek naar de man alsof het een bronstige neushoorn was. Hij zat bovendien aan haar wat helemaal geen gebruik schijnt te zijn in Thailand. Toen hij daarop gewezen werd door de tolk maakte hij schaapachtige buigingen met de handen tegen elkaar, net zo charmant als wanneer je mij een Weense wals ziet dansen. Hoewel, dit was erger : een wild beest dat een soort gebedshouding aanneemt komt heel bedreigend over ! Dat werd dus niks. Nummer 2 ook niet maar de 3e was binnen een dag met deze figuur getrouwd nota bene en wacht nu op een visum voor Engeland. Daar zit haar bruidegom inmiddels weer in zijn huurhuis, te wachten op zijn dood. Óf wordt het toch de Thaise vlam die nieuw leven komt brengen ? Met die prangende vraag doofde ik de tv en sloot de vensters. Ik ben maar een glas melk gaan drinken.
Vrijdag 9 juni
Je zit in een gezelschap, aan tafel b.v. , en voortdurend hoor je pingeltjes en zie je hoofden naar beneden buigen. Je dacht dat je met iemand in gesprek was en haar of zijn aandacht had, maar dat valt tegen. Binnen de kortst keren word je ingeruild voor dat pingeltje. Ik maakte het een keer mee dat ik met een groep van tien mensen gezellig dacht te eten maar opeens merkte dat zeven van de tien voor zichzelf waren begonnen , met hun smartphone of hoe zo’n ding ook heten mag. Bij de grootgrutter hoorde ik een man contact zoeken met het thuisfront terwijl hij bij de wasmiddelen stond . Luid en duidelijk vroeg hij waar hij de pindakaas moest zoeken. Ik kon het niet laten hem een potje vlek-verwijderaar aan te wijzen. Erger vind ik als iemand bij de kassa staat te bellen, met volstrekte minachting voor de kassière. Die krijgt van mij de scherpste opmerking die ik op zo’n moment kan bedenken. Nu is er in Denemarken iets uitgevonden dat het gebruik van smartphones moet beperken. Je kunt een app installeren die bijhoudt hoe lang je niet belt. Voor elke belloze periode van (ik dacht) 20 minuten krijg je bonuspunten die je dan , als je er genoeg hebt verzameld, kunt inwisselen voor iets leuks. Ze vergeleken het met een nicotinepleister tegen roken. Zou het helpen ? Wat is het toch dat mensen de godganse dag bereikbaar willen zijn of gevolgd willen worden. Ik hoorde vanmiddag nog een jonge man op de radio vertellen dat zijn “vrienden “ de hele dag kunnen “volgen “ wat hij aan het doen is. Wat is daar zo interessant aan ? Wel ‘s van een eigen leven gehoord, stilte waarin je tot jezelf komt, intimiteit die je met niemand wilt delen ? Als je leest, tv kijkt, studeert, je hobby uitoefent, met je hond wandelt of sterrenkijkt enz. enz. moet je juist niet gevolgd willen worden. Telefoon en tablet staan bij mij dan lekker uit ! Ik schakel ze pas in als ik contact wil zoeken, wikipedia wil raadplegen (fantastisch !) of een spelletje wil doen. Die Deeense app hoef ik niet. Al dat mallotige gebel mag wat mij betreft net zo aangepakt worden als het roken. En nu steek ik een heerlijk sigaretje op en verstuur dit nachtboek. Van geen beiden heb je last. De rook blijft aan deze kant van de lijn en het nachtboek kun je deleten.
Donderdag 1 juni
We waren enkele dagen op Walcheren. Zo ongeveer de 20e keer. Telkens als we “de klok van Arnemuiden “ hebben gezongen koersen we eerst richting boulevard Vlissingen. Dan passeren we de grote trap met de twee leeuwen. In 1946 ben ik daar als jochie van 8 op foto vastgelegd (toen iets uitzonderlijks), zittend op de rechter leeuw. Ik kijk hem in het voorbijgaan nog steeds even aan en vermoed een knipoog. Daarna is er de Schelde die zich wijd opent voor de Noordzee. Ze lokt schepen vol handelswaar uit China binnen, enorme reuzen van meer dan 300 meter lengte. En tegelijkertijd draagt ze schepen naar de horizon volgestampt met auto’s voor de Britten. Ik kan het nooit laten ook even langs de enorme terreinen te rijden waar die voertuigen bij duizenden zijn opgesteld. Ze worden via het spoor aangevoerd uit België en dit keer had ik de mazzel dat ik zag hoe de wagens één voor één van de trein af werden gereden. Een uiterst routinematig klusje maar toch kon het me boeien. Daarna was er Walcheren. Velden vol gewassen, bermen rijk versierd met klaprozen , slingerweggetjes van dorp naar dorp en in elk centrum een dikke kerktoren. Op die van Koudekerke na want die is rank en staat al vanaf 1947 als zodanig op mijn netvlies. Ik zag dat torentje tóén vanuit mijn slaapkamerraam in de vakantiepastorie en kreeg altijd een wee gevoel als ik de klokken hoorde. Iets soortgelijks beleef ik in Veere. Daar speelt op het statige stadhuis uit de 16e eeuw een carillon. Ik ga er dan op een bankje zitten om die klanken goed in te drinken. Op het beeldscherm van mijn verleden verschijnt dan vanzelf het carillon uit Kampen. Als kind speelde ik onder die toren en één keer mocht ik mee met de beiaardier. Hij liet me de trommels zien waaruit spijkertjes staken die een mechaniek in werking zetten dat uiteindelijk per toon een klok aantikte. Dit is duidelijk geen technische beschrijving maar misschien is de bedoeling duidelijk. Daarna hamerde de klokkenist met vuisten op houten “toetsen “ en strooide zo allerlei melodieën uit over de stad. In Veere was het op het hele uur een muziekstuk van Bach, maar dan uit zo’n “trommel” . Ik was de man die daar op een bankje zat mee te neuriën naast een heel dik Duits echtpaar dat elkaar gevulde koeken zat te voeren, met aan onze voeten enkele musjes die de kruimels verzamelden. Dat van die musjes beleef je in Zoutelande optimaal : daar zijn terrassen en daar is een straat. Óf je zit en kijkt naar wie er langs lopen óf je loopt en weet dat je bekeken wordt. Toen wij de rol van zittende toeschouwer hadden waren we in gezelschap van talloze mussen die je lekkernij op tafel tot op enkele centimeters naderden ; zij waren niet meer van de kruimeltjes maar verkozen het grote werk. En langs ons liepen de zakken patat en de forse ijsjes met slagroom ; ik voelde me steeds slanker. Vrijdag 1 juni (1) Dag mijn lieve vader, Dank voor je lieve brief. Mijn eerste verjaardagscadeau. Wat bof ik dat je zo van me houdt. Mijn verjaardag is inmiddels achter de rug. Zondag vierde ik het. Het was een kostbare dag. Mijn vader en moeder, Agnes, de kinderen en kleinkinderen, broer en zus en allemaal bij elkaar. Wat een rijkdom. Ik heb van ieder moment genoten en geniet nog na. Het verschil met de kinderen van nu en ‘vroeger’ is groot. Vinger opsteken in de klas was nodig om iets te mogen zeggen. Mooi pech als je werd overgeslagen, zoals jou dus ook regelmatig overkwam. Twee vingers opsteken betekende dat je dringend naar de wc moest. Als ik dan genegeerd werd, ging ik gewoon. Op de middelbare school was het niet anders. Kritische vragen stellen werd niet op prijs gesteld. Toen ik tijdens de wiskundeles (veel abacadabra voor mij) vroeg of je daar nu bruggen mee kon bouwen, moest ik de klas uit! In een gesprek met de wiskundeleraar daarna zei hij dat ik ‘m in de maling nam. En dat was zeker niet het geval. Hij vond het gewoon lastig denk ik, zo’n kind dat haar mond opendeed. Kim, Bas en Tom zijn naar een basisschool gegaan die volgens Jenaplan werkte. Vieringen speelden een grote rol. Iedere vrijdagmiddag konden kinderen op het podium zingen, dansen, toneelspelen: wat ze maar wilden. Ouders waren dan welkom. Zo zag ik Kim op haar vijfde zittend op het podium Jip en Janneke voorlezen. Of ze was verkleed als Madonna en deed een dansje op een hit. Iedere maandagmorgen was er ‘kring’ en kregen de kinderen de gelegenheid over hun belevenissen in het weekend te vertellen. De klassen bestonden uit groep 1 en 2, 3, 4 en 5 en 6, 7 en 8. Kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar dus. De jongste kinderen werden door de oudere geholpen. Ieder kind werkte op zijn of haar eigen niveau. Ik heb als ‘hulpmoeder’ in de bovenbouw van dichtbij gezien hoe goed dat was. Een ontspannen sfeer in de klas en wie hulp nodig had, vroeg de leraar of mij. Spreekbeurten waren heel gewoon. Als ik aan die van mij terugdenk, staat nog het zweet me in mijn handen. Weken van tevoren was ik me al aan het voorbereiden en sliep ik slecht van de zenuwen. Jouw spreekbeurt over de tunnel onder het Kanaal had ik wel willen horen. Wat enig dat hij er is gekomen. Ik hoop dat je lerares Engels nog leefde toen de tunnel klaar was (in 1994, ik zocht het even op) en ze nog even aan jou heeft gedacht. Met spijt en berouw van haar eeuwige 4 voor jouw werk. Reken maar dat ik het spannend vond om bij jouw afscheid te spreken. De dag ervoor ben ik met zoon Tom naar de kerk gegaan om te oefenen. Hij zat achterin te luisteren en gaf me tips die ik opvolgde, net zo lang tot het goed ging. (In zijn werk ‘doet’ hij geluid en beeld, audiovisio wordt dat genoemd, en begeleidt hij bijv. popartiesten en directeuren van bedrijven, dus hij wist waarover hij het had). Goed voorbereid met mijn toespraak uitgetypt scheelde dat de helft van de zenuwen. Zoals jij je preek altijd helemaal had uitgewerkt met iedere punt en komma op de juiste plaats. Je stond (en staat nog af en toe) er dan rustig en sprak helder en duidelijk. Een paar mensen wisten van je onzekerheid, ik ook, maar daar was niets van te merken. Ik heb ook weleens ‘mogen’ luisteren naar een dominee die een paar trefwoorden op een gebruikte enveloppe had geschreven en daaromheen een heel verhaal hield. Er kwam geen eind aan, een hele rol King pepermunt was niet genoeg. Híj viel in herhalingen en zijn gemeente in slaap. Nog even over ons huis: iedere avond na ons werk en in de weekenden werken we er. Over 15 nachtjes mogen we er slapen. Agnes en jij volgen onze werkzaamheden vanaf het begin, zo leuk. We zijn nu in de opbouwende fase. Bij Ikea hebben we 18 Billy’s gekocht in twee maten. Hiervan knutselen we nu met veel schreufjes een boekenwand in elkaar. Nog even en alle dozen met mijn vriendjes mogen uit de garage en krijgen dan de plaats die ze verdienen. Pas dan is de woonkamer compleet, want boeken horen erbij! Tot zondag, als jullie weer komen kijken. Liefs, Karin
Zaterdag 20 mei 2017
Tijdens de kerkdiensten in Blomberg (Duitsland) in het Militair Tehuis speelde af en toe een organist die verliefd was op een Engelse song. Tot zijn grote vreugde stond het in het toen pas verschenen Liedboek van de Kerken in een wonderschone vertaling van Barnard. Zelfs in het allernieuwste liedboek, wat ik zelf nogal elitair vind , is het opgenomen als lied 726. Hoor, een heilig koor van stemmen, staande aan de glazen zee. Te pas en te on-pas vroeg hij om dat lied te laten zingen. Met te on-pas bedoel ik wanneer tekst of gelegenheid eigenlijk geen bodem gaven aan dit lied. Maar de organist kon zó smekend kijken dat ik dacht : ach, wat geeft het ? De kerkgangers zingen het als lijsters en we zijn hier niet met verantwoorde liturgie bezig maar met de verdediging van het vaderland. Enkele kilometers verderop was het IJzeren Gordijn en daarachter zaten boze Oostduitsers en Sovjets die maar wát graag ons dit zingen wilden afnemen. Zó werd het ons tenminste verteld. Dus wat konden we het best , zonder vuurkracht maar met vuur , door dat gordijn heenknallen ? Die Engelse hymne natuurlijk. Tegen alle verdrukking en vervolging in want daarin waren die communisten meester. Dat was ons ook verteld. Het lied gaat over een machtige afloop van deze aardse strijd. Het is allemaal licht en glorie en vrede. Best wel (!) lekker zingen eigenlijk en ik beken maar eerlijk dat melodie en tekst nog regelmatig door mijn geheugen zweven. Komt door Blomberg. Zo heb ik ook nog iets veel banalers wat mij bijna dagelijks te binnen schiet. Dit keer geen lied of melodie maar een alledaagse opmerking. Hij werd gemaakt in Elst, 45 jaar geleden, toen ik op bezoek was bij een bevriend echtpaar. De vrouw des huizes vroeg of ik koffie wilde en op mijn “ja, graag “ ging ze naar de open keuken. En nóg hoor ik haar tijdens het koffiezetten zeggen : ik zal er voor jou een extra schepje indoen. Haar man was vertegenwoordiger bij D.E. en het zal dus sowieso al een een vijfsterrenpak geweest zijn, waaruit ze putte (heel anders dan ons eigen merk van de Supermarkt), maar dan nog dat extraatje ! Waarom blijft dit hangen ? Elke morgen als ik koffie zet doe ik verdorie een klein extra schepje in het filter. D.E. heeft over al die jaren een dikke bonus aan mij verdiend , door die ene stem uit het verleden. Maar wat wás het lekker ! En dat is het nog. Enkele jaren later zijn we een keer naar Boedapest geweest, nog iets verder achter het Ijzeren Gordijn, en hadden daar een B&B bij een piloot van de Malev (zeg maar de Hongaarse KLM ). En wat hadden we meegenomen? Geen bijbels of stichtelijke literatuur, zoals ordentelijke christenen deden, maar koffie, van DE ! Op de laatste ochtend van ons verblijf had ik op elke hoek van de keukentafel een pak neergezet. Bij ons ontbijt rook je de zalige geur van Douwe. Het heilig koor van stemmen heb ik toen maar even gelaten. Zondag 21 mei En of de duvel (of een engel) ermee speelt komt dat hiernamaals vanwaaruit dat heilig koor ons toezingt vanavond ter sprake. We zitten gezellig te bridgen en ineens komt de vraag naar me toe wat er na ons leven is. Misschien had ik me op de vlakte moeten houden en mooi invoelend moeten antwoorden, zoals : waarom vraag je dat ? Of : wat denk je zelf ? maar daar was de vraag te direct voor. Dus antwoordde ik precies zoals ik denk : hiernamaals ? Alles wat je bedenkt is prima, als het je maar goed doet. Fantaseer er maar op los. Hoe mooier de fantasie des te troostender kan het wezen. Niemand weet het immers ? Wetenschappelijk gezien is het misschien over en uit als je gestorven bent ; je bent uit sterrenstof samengesteld en je moleculen zullen over miljoenen of miljarden jaren overal in het heelal zijn terug te vinden. Maar daar heb je nú niks aan als je denkt aan iemand die je hebt verloren en die je zo lief was. Een mens is toch meer dan stof ? We hebben het dan over geest of ziel of bewustzijn en dat alles maakte die ander in combinatie met haar of zijn lichaam zo kostbaar. Dat moet toch ergens bewaard en geborgen zijn ? Toen de aarde nog plat was en de hemel nog een koepel waarachter de ruimte van God was, leek het allemaal wat eenvoudiger voor te stellen. We hebben er schitterende kunstwerken aan te danken én liederen met gouden poorten en dito straten en zo. Ook verbeeldingen vol dreiging en helse taferelen. De kerk heeft er in de loop van de eeuwen ook wel een potje van gemaakt. Mensen werden kort en klein gehouden vanwege dat hiernamaals. Het ging zelfs zover dat zij leek te bepalen of je wél of niet in die hemel kwam of eeuwig in een hel moest branden. Die domme pedanterie is voorbij, wordt in elk geval door de meeste mensen niet meer serieus genomen. Natuurlijk staan er in de godsdienstige boeken verhalen die aanleiding gaven tot dat soort gedachten maar dat zijn niet meer dan verhalen van verbeelding en dus erg afhankelijk van de primitievere tijd van leven. Met het woord “verbeelding “ bedoel ik niet de arrogantie (“ wat verbeeldt hij zich wel ? “), maar het voor jezelf in beeld brengen van een fantasie of gedachte. Er lijkt mij niks op tegen om in onze tijd met onze eigen verbeelding te werken. Zo verbeeldde Karl Barth ( toch een stevige kerkgeleerde) zich dat hij na zijn dood eeuwig Mozart zou luisteren. Dat zou hem op aarde op den duur toch de oren uitkomen maar in de hemelse concertzaal wordt ook verveling leuk. Ik vond en vind het altijd prachtig als bij een afscheid troost wordt gevonden in het mooiste wat men voor de dode kan bedenken. En zolang deze bedenkers leven en in hun herinnerig deze ver-beelding wordt gekoesterd is die “hemel “ er. Daarna zouden we wel verder kunnen zien maar dat hoeft dan niet want dan zijn wij er ook niet meer. Maar daar wil ik nog even niet aan denken.
Maandag 22 mei
Wij hadden thuis in de veertiger jaren van de vorige eeuw (wat klinkt dat vreselijk oud) een zeer ouderwetse grammofoon. Zo’n vierkante kist, niet met zo’n toeter bovenop waar het geluid uitkwam, maar met twee luikjes aan de voorkant die je kon stellen. Opzij zat een slinger om de motor op te draaien. Een zware arm, voorzien van een naald, moest je op de plaat zetten. Toen de naalden eens op waren heb ik een spijkertje “ontkopt “ en erin gezet. Die deed het ook. Ik herinner me maar één plaat : Eine kleine Nachtmusik “ van Mozart. Grijs gedraaid die plaat. Uiteraard viel die arm wel eens uit m’n vingers en dat veroorzaakte dan een putje in het vinyl (of was het bakeliet ?) van de plaat. Die nachtmuziek kan ik me dan ook niet meer voorstellen zonder putjes ! Ik moest hieraan denken toen ik vanmorgen in de krant las dat “we zo verknipt zijn geraakt door dat machtige, zwijgende bestel “ uit ons verleden. Ik schrijf daar vaak over en laat dan ook de putjes horen. Niet altijd een plezier voor oor of oog maar het hoort wél bij de plaat van mijn leven. Ik hoor ook delen van de plaat van anderen en hoor dan soortgelijke beschadigingen. Ik noem er een paar : denken dat je perfect moet zijn en je dan wegschamen voor een mislukking. Een diepgemeende opmerking maken en dan te horen krijgen : ga jij je mond eens spoelen of : werd jou iets gevraagd ? Een dichter uit zware kring, die intens worstelde met een gevoel van godverlatenheid, angst en depressie, kreeg na zijn dood alsnog te horen dat “het wroeten in de eigen ziel, het ronddwalen in het eigen ik, een ankerplaats zoeken in een ándere bodem dan die van het gelovig aanvaarden van Gods beloftes, wel tot radeloosheid móét brengen “ . De dichter had zijn donkere kant dus voor zichzelf moeten houden en meeglimlachen met hen die het allemaal zo zeker (zeggen te ) weten. Een heel diepe beschadiging op de plaat van veel levens is de seksuele moraal waarmee de gelovigen werden opgezadeld. Heel vreemde opvattingen (zoals : seks is alleen voor gehuwden) werd zonder blikken of blozen als bijbels aangepraat. De enorme onderdrukking van dat oerverlangen creëerde een soort onderwereld waarin je enige opluchting zocht. Ik zeg expres “onderwereld” , omdat inmiddels steeds meer aan het licht komt tot welke excessen dit heeft geleid. Ook en vaak met name in kerkelijke kringen waarin de rigide moraal buiten alle werkelijkheid stond (en helaas ook nog staat). Laat ik toch vrolijk afsluiten : toen een jongeman op zijn “zonden des vleesches” werd aangesproken door de ouderling van zijn kerk, die hem een huisbezoek bracht, en daarbij als bijbeltekst meekreeg dat “ons lichaam een tempel van de heilige geest is “ , wees de aangesprokene met enig enthousiasme op de enorme bierbuik van de kerkdienaar, met de woorden : daar mag ú dan wel eens aan denken ! Heerlijk ! Doet mij denken aan een ouderling die mij een bezoek bracht. Hij legde bij binnenkomst met een klap zijn bijbel op tafel. Ik pakte die meteen op en gaf hem terug en zei dat ik er zelf ook een had en dat dit nooit een goed gesprek kon worden. Dat huisbezoek duurde geen minuut. Dinsdag 23 mei Als ik op mijn fietsje naar de grootgrutter peddel kom ik langs het huis van Bianca. Zij is de logopediste die me na de operatie in 2012 weer goed op spraak hielp. Door de ontmoetingen met haar kwamen er destijds bij mij ook weer herinneringen boven aan mijn eerste spraaklerares vijfig jaar geleden. Beiden zijn voor mij belangrijk geweest. Ik moet vaak aan hen denken als ik nieuwsuitzendingen volg van de Amerikaanse zender CNN . Daar zitten enkele vrouwen achter de nieuwstafel met zulke schelle stemmen dat het zeer doet aan je oren. Zoals veel uit Amerika doet dit verschijnsel zich ook steeds meer bij ons voor. Wij volgen tijdens de maaltijd altijd Twee Vandaag. Volgens sommigen een doodzonde, om tijdens het eten de tv aan te hebben, maar wij vinden het heerlijk. Even afgezien van de lichaamstaal (die ook erg interessant kan zijn) praten wij mensen met de mond. Dat lijkt meer een open deur dan het is want ook op die Nederlandse zender hoor je meer en meer die vreselijk schelle stemmen waarbij het lijkt alsof ze met geweld door de neus praten. Nergens een mooie o- of a-klank. Het is alsof hun stem bovenaan hun gehemelte blijft plakken. Als je daar eenmaal op gaat letten gaat het allemachtig irriteren en is wegzappen noodzaak. Doen alleen vrouwen dit ? Ja. Mannen hebben weer andere afwijkingen. Zo is er bij SBS één die de ij (of ei) niet kan uitspreken. Hij geeft commentaar bij voetbal. Dan hoor je zinnen als : “hai laikt wel niet goed bij zain hoofd door die bal over de zailain te werken. Heel goed dat de schaids hem daarop waist.” En hadden we niet ook een zanger die (tevergeefs) zong : blaif bai mai ? Ik vind het zonde van onze taal. Logopedie zou een vak op school moeten zijn , net als gymnastiek en zwemmen. En als we dan toch het vakkenpakket aan het uitbreiden zijn , doe er dan ook muziek bij. Dat zou de kwaliteit van veel vooral goedwillende muzikantjes , die als jong talent naar voren worden geschoven, kunnen verbeteren. Om dit alles mogelijk te maken zou je als samenleving en politiek andere scholen moeten willen. Nu zie ik op ons dorp roomse kindjes in de rij naar een sportzaal scharrelen voor een uurtje in de week. En verderop zie je protestantse kindjes bibberend een zwembad verlaten, die dan worden afgelost door openbare kindjes En om drie uur in de middag gaan ze allemaal naar huis. Ik zie in mijn fantasie op elk dorp en in elke wijk één grote campus met schoolgebouwen, sportzalen, zwembaden, muziek- en toneel gelegenheden, bibliotheek en cantines , gebouwd rond sportvelden waar de jeugd de hele dag terecht kan. Het leerkrachtenkorps zou dan uitgebreid moeten worden met vakmensen op al die gebieden. En echt : ik zou er zeker een stemlokaal aan toevoegen, maar dan voor logopedie.
Woensdag 24 mei
Ik ben nooit zwanger geweest. Zal het ook nooit worden. Hooguit was ik schijnzwanger van Hertog Jan of zijn broer Heineken. Ik ken dus ook niet het gevoel van ná een bevalling. Maandenlang leefde een vrouw met een levend wezen in zich en ineens is dat weg. Dat is toch leegte ? Barnard beschrijft in zijn dagboeken hoe hij op zondagmiddagen in een put belandde. Ik herkende dat. Noemde m’n preek ook altijd m’n kindje. Het had een tijd in me gewoeld, ik was er soms misselijk van geweest, pijn in de maag en moeilijk slapen, maar het groeide en uiteindelijk bracht ik het dan op zondag ter wereld of beter : ter kerke. (In Elst heb ik zelfs 27 keer twee van die kinderen het licht laten zien op één zondag. Niet tegelijk als tweeling maar los van elkaar, één in de vroege morgen en de ander aan het begin van de avond.) Mij gaat het nu om het gevoel daarna. Mensen mompelen wat tegen je bij het uitgaan van de kerk en dan was er dat gat waarin je viel. Barnard heeft daar echt onder geleden. Dat wil ik van mijzelf niet zeggen, althans zo noemde ik het destijds niet. Ik spoelde en lachte het weg, deed wat gedaan moest worden en wat de gemeente van me verwachtte en zorgde ervoor weer snel zwanger te worden want de volgende zondag moest er weer bevallen worden. En dan moest het de toehoorders nog bevallen ook , anders bleven ze weg ! Doodeng eigenlijk. Alsof ik kwam optreden. Ik ben daar wel eens heel wrevelig mee omgegaan en heb toen de gemeente een spiegel voorgehouden met de vraag wat er eigenlijk van hén verwacht werd.Bij zingen en bidden, bij “offeren” (dat waren die centen in de zak) en eerbied. Die preek viel niet goed. Dat was te hard, zei ook mijn mentor in die dagen. De mensen moesten met een goed gevoel naar huis, niet te zeer geschokt, liever dierbaar aangesproken dan in de war gebracht. Niet dat mijn goede mentor dit zei, maar dat was volgens mij het algemene gevoel.Ik hoop er niet al te zeer aan te hebben toegegeven en tóch mooie kindjes te hebben doorgegeven. Ik ben trouwens wel erg blij de leeftijd te hebben bereikt dat ik deze zwangerschappen niet meer hoef te torsen. Het scheelt ook leegte.
Donderdag 25 mei.
Eigenlijk is het al de 26e, half twee in de nacht. 55 jaar geleden was jij net op deze wereld. We komen je er dit weekend hartelijk mee feliciteren. Je was een prachtige baby, ruim 5 pond, vertederend klein met donker haar.Ik vind echt niet alle babies mooi. Daar zitten heel rimpelige exemplaren tussen die het echt van de toekomst moeten hebben. Maar jou ( en later ook je broer en zus) vond ik uitschieters. Of zal elke ouder dat zeggen ? Er is in elk geval een pracht mens gegroeid uit dat kleine hoopje kwetsbaarheid dat ik destijds liefdevol in handen kreeg gelegd. Geloof dat nou maar; dat helpt mee om angst en onzekerheid te overwinnen. Het soort dromen waarover je schreef herken ik maar al te goed. We moeten er onze vriendin de psychologe maar eens over raadplegen, alleen vrees ik dat zij er zelf ook last van heeft. Ik kijk vaak met plezier naar tv-programma’s waarin kinderen hun woordje doen. Wat een vrijmoedigheid ! Die is mij vroeger niet aangeleerd, integendeel. Vinger opsteken als je iets te zeggen had was de norm . En als je in een klas van dertig kinderen zat was het dus 29 keer voor niks. Ook in het ouderlijk huis werd niet naar je mening gevraagd. Vaak maar goed ook want mijn gedachten en ervaringen weken nogal eens af en dat zou narigheid geven. “Dat doen wij niet “, “zo denken wij niet “ waren in huis, op school en in de kerk de geijkte uitdrukkingen. Zo vroeg ik op catechisatie (dat was onderwijs van de kerk aan de jongeren, voor ons verplicht) eens aan de dominee waarom er in de catechismus (dat was de lesstof, stamt uit de 16e eeuw !!) , bij de behandeling van het 7e gebod ( “gij zult niet echtbreken”) voornamelijk over “onkuischheid in gebaren, woorden, gedachten en lusten ” wordt doorgezeurd. De rest van het catechese-uur heb ik op de gang doorgebracht. Alleen al het woord “lusten”mocht je zelfs in een bijgebouwtje van de kerk amper uitspreken. Toch was er haast elke zondag doop ! Toen ik zelf catechese moest geven waren de jongeren (van jouw leeftijd) al heel anders. Ik dacht ook op school, maar als ik jouw brief goed lees is dáár jouw zelfvertrouwen niet erg opgekrikt. Toen ik jou met je broer en zus bij mijn afscheid in 2010 op het podium zag staan voor een volle kerk wist ik eerlijk gezegd niet wat ik zag. Dat straalde daar een hoeveel-heid zekerheid en vrijheid uit waar je “u” tegen kon zeggen. Ik weet wel, dat kan ook buitenkant zijn. Ik denk niet dat ik op de preekstoel erg onzeker overkwam, maar de mensen moesten eens weten. Alleen ingewijden wisten daarvan. Spreken in het openbaar is nooit mijn favoriete bezigheid geweest, op preken na, maar die kon ik tot en met de punt en de komma voorbereiden. Ik vind dat predikanten dat móéten doen anders wordt het gauw gezwam. Ik zag pas op tv een collega die “deed het “ helemaal uit zjn hoofd. Hij rende heen en weer op het podium, begaf zich soms in de gangpaden, alsof ie een krop sla aan de man moest brengen. Literair was het helemaal een wanhoop. Dat kan ook niet anders want je kiest uit jouw woordenschat wat toevallig bovendrijft. Er zijn maar weinig sprekers in staat om voor de vuist weg echte diepgang in taal te bereiken. Tot slot hierover een memorabel moment uit mijn eigen verleden. Op het gym moesten we in klas 3 voor de klas een spreekbeurt houden in het Engels over iets dat met het Britse Rijk te maken had. Het liefst natuurlijk over een beroemde schrijver of dichter. Zoals je weet had ik een vreselijke lerares in dat vak. Ik was 15, een eenzame puber met een puistenkoppie, zonder enige interesse in welke verheven gymnasiale gedachte dan ook. Ik vond een boekje waarin gefilosofeerd werd over de mogelijkheid van een tunnel onder het Kanaal. Caesar had daar al aan gedacht in de laatste eeuw vóór Christus’ geboorte, Napoleon had hem ook graag willen hebben en de Duitsers zeker. Maar zou die er ooit komen ? Het boekje liet de vraag open. Nou, ik niet ! Met verve heb ik dus in 1953 al de komst aangekondigd van een pipe under the sea of zo. Ik moest mijn keuze voor dit onderwerp verantwoorden en heb toen in van Gaalengels wat gefluisterd over Engeland dat op deze manier toch weer wat dichter bij het continent zou komen. Het waarderingscijfer zal een 4 geweest zijn, want voor Engels kreeg ik altijd een 4 , zelfs als ik de béste klasgenoot een vertaling voor mij liet maken ! Dit zal jouw vier assertieve kleinkinderen niet meer overkomen. Niet alleen omdat die tunnel er inmiddels ligt ( en mijn lerares Engels ook), maar vooral omdat we in de tijd toch wat zijn opgeschoten. En nu hoor ik leeftijdsgenoten (en jonger ) mompelen : ja maar ook doorgeschoten ! Wat vind jij ? Laat je dit weekend lekker fêteren, je hebt het méér dan verdiend. Liefs, je vader, Bas. Vrijdag 26 mei Mijn schoolvriendje Herman de Haan en ik zetten af en toe een telefoon-verbinding tussen elkaar op. We namen dan twee kartonnen rolletjes, die overbleven als het wc-papier op was , plakten daar aan één kant heel dun paper op, bonden liefst dun ijzergaren om een naald, die we door dat papier heen prikten en trokken de draad dan strak.Als je dan in dat toetertje sprak kon de ander je in zijn toetertje horen. Hoe langer de draad des te leuker natuurlijk. En als je de ander niet verstond dan schreeuwde je gewoon wat harder buiten de toeter om, zoals sommige mensen nu nog telefoneren : die praten zó hard dat ze die telefoon eigenlijk helemaal niet nodig hebben. Nu hebben we de luxe van elk haar of zijn eigen telefoon op zak , inclusief camera, rekenmachine ,encyclopedie enz en dat alles in één apparaatje dat kleiner is dan dat toetertje wat ik had. Prachtige dingen kun je ermee doen. Alleen word ik gek van die overdreven communicatie. Wat is dat voor rare ijdelheid b.v. dat je overal te volgen moet zijn ? Of dat je over alles en nog wat jouw mening moet geven in imbeciele taaltekens die de inscripties van de oermens amper overstijgen ? En dan heb ik het nog niet eens over het gevaar wat kinderen lopen die iets te open en bloot zichzelf prijsgeven. Want we mogen er als mensheid dan technisch enorm op vooruit zijn gegaan, de wereld is er niet veiliger op geworden. Maar waat zeur ik. Toen Herman en ik onze telefonverbinding aanlegden had de wereld net een vreselijke oorlog achter de rug, met tientallen miljoenen doden. Veilig was het toen ook niet.
Dinsdag 16 mei
Drie dagen geen geest. Zo voelde het. Onzin natuurlijk want lezen b.v. ging prima. Maar er kwam van binnenuit niks los en dat voelt éérder als armoe dan wanneer er niets kan worden opgenomen. Dat laatste was trouwens teveel om op te noemen. De weekendkranten waren geweldig, de sport spannend genoeg, heerlijk de beelden van Feyenoord ingedronken. Dirk Kuyt als nieuwe messias, voor even dan , want voor elke messias geldt “hosanna” gevolgd door een “kruisigt hem “. Lee Towers als koorleider en tallozen als diepgelovige navolgers en meezingers. Met de race van Max Verstappen was ik gauw klaar want zijn auto stond binnen een halve minuut na de start kapot in de grindbak. De wielerronde van Italië besteeg de eerste berg; een Colombiaanse berggeit bereikte vóór allen uit de top, net op het moment dat Kuyt de schaal omhoog hield. Maar toen ik die nacht voor mijn pc zat was er geen geest. Ik kreeg nog net een melding aan de gemeente Amersfoort voorelkaar. Over een dode eik, die vlak bij een speelplaats in onze straat staat. Die ging vorig jaar in één dag ter ziele, liet de blaadjes hangen , verkleurde via geel naar bruin en kwam dit voorjaar niet meer tot leven. Wegens gevaar van vallende takken waarschuwde ik de gemeente. Die antwoordde de volgende dag al dat het geen gevaar kon ! Knap dat ze dat van achter een bureau kunnen zien. En áls er dan ooit iets misgaat, een dode tak die een kindje beschadigt, dan is niemand verant-woordelijk. Gelukkig heb ik dan mijn mailtje nog ! In onze gemeente hebben we ook last van de Japanse duizendknoop, een snel bloeiend onkruid. Deze plant met sterkte wortels kan veel schade toebrengen aan gebouwen en wegen en overwoekert al het andere groen. We kregen er zelfs een folder over in de bus. Met het verzoek : meld ons wanneer je die plant ziet. Ik zag hem, vlakbij, om de hoek, in de gemeentetuin en deed als brave burger mijn plicht. Ook op deze melding reageerde de gemeente direct . Nu ga ik hun plan van aanak volgen. Uitroeien heeft geen zin want elk stukje wortel dat achterblijft zorgt voor nieuwe aanwas. Ze gaan de stengels injecteren met glyfosaat. Nooit van gehoord maar het klinkt eng genoeg om deze strijd in de gaten te blijven houden. Toch inspireerde dit alles niet tot het schrijven aan mijn nachtboek. Ik ben op zoek gegaan naar het waarom en heb gevonden. Onlangs ontdekte ik een klein euvel rond de plek waar ik – naar ik dacht – aan een aneurysma was geopereerd. Een afspraak met de vaatchirurg werd vervroegd naar deze dag. Hij hielp me snel uit de droom : dat aneurysma zat veel dieper in mijn lijf en wat ik nu voelde was een kleinigheid die hij bij verdere groei met plezier wilde weghalen. Zo’n plekje blijkt voor mij te functioneren als een soort afvoer in de gootsteen. Alles trekt daarnaar toe. Het is net als wanneer je een echt probleem hebt dat je hele gedachtenwereld in bezit neemt. De buitenwereld noemt je dan afwezig. Maar in werkelijkheid ben je overwoekerd door een soort Japanse duizendknoop, hoe klein ook begonnen.
Woensdag 17 mei.
Toen de oostelijke Flevopolder net was aangelegd ging ik daar bijna dagelijks met onze boxer en de bouvier van de buurvrouw naartoe. Ik had een mooi weggetje langs het randmeer ontdekt. In de maand mei was het daar volop genieten van koekoek en nachtegaal. Met name de laatste soort breidde zich jaarlijks uit en na verloop van 15 jaar kon je van het ene gezang naar het andere lopen ; op elke honderd meter was er wel een nest. In diezelfde tijd gingen wij elke zomer twee weken op vakantie naar de Côte d’Azur. Daar zongen ze ook, mogelijk op z’n Frans maar ik merkte geen verschil. Tot diep in de nacht steeg uit de vallei hun gezang op, met een aarzelend begin en dan het volle werk, zoals ze dat in orgeltaal noemen. Dat gezang hoor je niet alleen met je oren, dat daalt tot diep in je ziel of hoe dat ook heten mag. Vanavond lokte het weer ons naar die polder. Bedaard (iets wat je je zonder honden kunt permitteren) zaten we net op een bankje of daar meldde zich de koekoek. Ook zo’n geluid dat de ruimtes áchter de gehoorgang opzoekt. Daarna liepen we op het Nachtegalenlaantje. Hoog in de bomen meldde een zanglijster onze komst, zwartkopje, merel en fitis gaven er nog een toontje bij en toen klonk ineens diep uit de bosjes, na dat aarzelende begin, het welluidende lied van die prachtige kleine zanger. En daar sta je dan te genieten, met een neus vol meidoorngeur en met natte ogen. Dat zijn intense momenten. Op weg naar huis kwamen we langs een ooievaarsnest en even verder zagen we een koppel zwanen met zeven heel kleine jongen, belicht door een roodkleurende zon die op het punt stond in een wolkengrijs bed te gaan liggen. Op het beeldscherm thuis zag ik wat die wolken vannacht gaan brengen. Daar zul je morgen ons mensen over horen. De vogels niet, dat zijn echte natuurliefhebbers. Die accepteren zon én regen en zingen gewoon door. De koekoek doet dat zelfs al vóór de buien uit.
Donderdag 18 mei.
Broer Gabe belde n.a.v. mijn geschrijf op 10 mei. Ik had het er toen over dat mijn vader in 1940 veldprediker was op de Grebbeberg en dat hij zijn grote gezin (8 kinderen, waarvan de oudste nog geen 11 jaren jong) had meege-nomen naar Amerongen. Broer Gabe was toen 8. Hij herinnert zich nog dat vader na de verloren slag op de Grebbeberg met zijn oppasser naar huis kwam. Daar trokken ze snel hun uniformen uit en begroeven die met alle militaire spulletjes in de tuin en vertrokken westwaarts naar Gouda. Enige tijd later rukten de Duitsers op door Amerongen en kwamen ook bij ons huis. Uiteraard waren ze op zoek naar gevluchte militairen. Moeder en haar acht kinderen moesten het huis uit , dat vervolgens grondig werd doorzocht. Er werd niets gevonden. Aan moeder zal ongetwijfeld de vraag zijn gesteld waar haar man was en ik neem maar aan dat zij in haar beste Duits verteld zal hebben dat hij op een belangrijke kerkelijke vergadering was in Gouda. Ik was toen bijna twee en zal ongetwijfeld mijn liefste glimlach hebben getoond of het op een mateloos schreeuwen hebben gezet om de Duitsers te verjagen. Ik kan het allebei, nog steeds, al zal ik een niet gemeende glimlach tegenwoordig net zo min gebruiken als een ongeremde schreeuw , of hooguit als het echt nodig is ! De Duitsers zijn in elk geval vertrokken al bleven ze daarna nog vijf jaren in het land. Ons gezin is na enkele weken teruggekeerd naar Apeldoorn. Ik herinner mij dat vader daar nog één keer is opgepakt. Ik moet een jaar of vijf/zes geweest zijn en zie mezelf nog staan, bovenaan de trap, terwijl hij beneden in de gang een soort plunjebaal met kleren oppakt en vertrekt. Mogelijk was hij aangegeven door een NSB’er die elke zondag aantekeningen maakte van vaders preken ; niet om doordeweeks zijn geestelijk leven op peil te houden maar om uitspraken die de bezetter niet welgevallig waren door te geven. Vader is toen enkele dagen vastgehouden in een voormalig klooster, waar destijds de Gestapo huisde en na de oorlog de Politieacademie is gevestigd. Of het tóén was of bij een andere gelegenheid weet ik niet maar mij staat een verhaal bij dat vader is afgevoerd naar Arnhem voor nader verhoor en dat hij – toen daar niks uitkwam – buiten Arnhem op de hei is gezet en maar moest zien hoe hij thuis kwam. Dat zal lopend geweest zijn. Aan het eind van de oorlog heeft hij dat aardig kunnen rechtzetten. Een Duitse soldaat, op weg naar de Heimat, vluchtend voor oprukkende Canadezen, pikte toen zijn fiets uit het kerkportaal. Wij zaten net aan tafel. Ik denk dat elke broer ooit beweerd zal hebben dat hij het als eerste zag, maar ik was het. Vader sprong overeind, rende naar buiten en beval op z’n Duits : Halt !. De soldaat verstijfde en bracht op bevel de fiets keurig terug. Nu mocht hij lopen. Moeder had minder geluk. Zij was op de fiets naar Borculo geweest om daar bij bevriende boeren wat te fourageren voor haar grote gezin (inmiddels 9 kinderen). Toen ze op de terugweg vlakbij huis was, werd ze staande gehouden door een Duitse patrouille. Haar fiets werd gevorderd, eieren en bloem mocht ze houden. Hoe ze smaakten staat me niet bij, net zomin als het voedsel wat we uit de gaar- keuken haalden. De enige herinnering aan eten heb ik van vlak na de oorlog. Dat witebrood en die geur. Nog steeds eet ik op zaterdagmorgen wittebrood en nooit zal ik vergeten daar even aan te ruiken.
Vrijdag 19 mei
In het Kamerdebat hoorde ik deze week weer enkele malen de oproep van de ene partij aan de ander om “over de eigen schaduw heen te springen “. Moet je ’s proberen ! Lukt niet. Ik vind dat zo’n vreemde uitdrukking. Moest dit keer denken aan een regel uit Psalm 121 : de Heer is uw schaduw aan uw rechterhand. Ook geen makkelijk zinnetje maar daar kun je tenminste over filosoferen. Een schaduw rechts betekent toch dat het licht van links komt.Maar dan blijft het toch nog steeds je eigen schaduw. Of die Heer is zo groot dat hij hij met dat licht in zijn rug zijn schaduw over je heen laat vallen. Maar dan ben je eigenlijk zelf nergens meer. Kan toch ook niet de bedoeling zijn. Blijft over dat de Heer zélf het licht is en dat je je schaduw aan hem te danken hebt. Misschien zijn er nog meer mogelijkheden maar over die schaduw heen springen is in elk geval onmogelijk. Ik doe zo lekker alle lichten uit. Heb ik ook geen schaduw meer en kan ik in het donker nog eens fijn nadenken over de heerlijke brief die Karin mij ten antwoord schreef. Dag mijn lieve vader, Het is zeker goed dat we elkaar vaak zien en niet alleen omdat onze gedachten niet in alle brieven passen! Een groot geluk dat we zo dicht bij elkaar wonen en zo even bij elkaar aan kunnen wippen. Een mooi verhaal over het weerzien met je kleuterjuf op Bevrijdingsdag. Jammer dat je verliefdheid wreed werd verstoord door de verhuizing naar Kampen. Wie weet had je anders net als Macron gewacht tot je volwassen was en was je met haar getrouwd. Voor mij een geluk dat er een eind kwam aan deze liefde, anders was ik er niet geweest. Karl Heinz, de buschauffeur die de kinderen van de militairen naar de Nederlandse middelbare school in Hessisch Oldendorf reed, was mijn eerste grote liefde. Hij bracht ons drie keer per week en dan was mijn dag goed. Hoe zijn hoofd deinde op de bewegingen van de bus, hoe hij lachte; ik was hoteldebotel. Totdat op een dag zijn volwassen zoon meereed. Mijn verliefdheid was in een klap over. Ik besefte toen hoe onbereikbaar hij was, want veel te oud. Vreselijk hoe de ‘moffenmeiden’ en plein public werden kaalgeschoren en beschimpt. Behalve blijdschap en opluchting na de bevrijding waren er wraakgevoelens en woede. Wel voor te stellen, maar heel primitief. Ik hoor van ‘mijn mensen’ ook verhalen over ‘goede’ Duitsers, die de oorlog vreselijk vonden. Heimwee hadden en het nut van de oorlog niet inzagen. Niet moeilijk voor te stellen hoe die jonge mannen verliefd werden op meisjes hier en andersom. Toevallig dat er in Trouw een artikel stond over zelfvertrouwen. Angsten overwinnen helpt om het te verkrijgen. Stukje bij beetje. Spreken in het openbaar bijvoorbeeld was voor mij een grote angst. Bij jouw afscheid als dominee, bij het afscheid van mijn schoonouders, op feesten, heb ik me daaroverheen gezet met in mijn achterhoofd dat het niet om mij ging. Het gevoel te moéten spreken overheerste mijn angst. En daarna het gevoel: ik heb het gedaan! Ik droom soms dat ik naakt in het openbaar ben. Op een station, bij AH, bij jou in de kerk en op nog meer plekken waar je toch liever iets aan hebt. Mijn uitleg is dat ik weleens bang ben door de mand te vallen. Dat ik helemaal niet zo goed ben in wat ik doe en dat dat uit zal komen. Ik herken jouw onzekerheid en ook de kwetsbaarheid voor wat anderen van je vinden. Eén rotopmerking doet twintig complimenten teniet. Een compliment ontvangen vind ik trouwens moeilijk, al is het over iets banaals. ‘Wat heb je een leuke jurk aan’. ‘Ja, was in de uitverkoop’. Nu probeer ik te zeggen: ‘Dank je wel’. Wie weet zeg ik over tien jaar: ‘Ja, hè, ik vind ook dat ie mij fantastisch staat’. Dus ik dank je voor je lieve woorden en complimenten. Ik geniet ervan. Je krijgt er ook een paar terug. Ik vind het knap hoe je je leven na de ingrijpende operatie aan het plaveiselcelcarcinoom weer hebt opgepakt. Manmoedig, zonder klagen, terwijl het toch niet mee zal vallen om je tong als een dode lap in je mond te hebben liggen. Praten je soms moeite kost en eten niet meer vanzelfsprekend is, maar zorgvuldig gedaan moet worden om verslikken te voorkomen. Je staat onvoorwaardelijk voor mensen klaar als ze je nodig hebben. Trouw en met een luisterend oor. Je bént er gewoon. Ik heb dat al vaak meegemaakt in mijn leven. Rots in de branding. Heb ik je daarvoor wel genoeg bedankt? Ik doe het voor de zekerheid nogmaals. Dank je wel voor je onvoorwaardelijke steun in welke situatie ook.
Liefs, Karin
Zaterdag 6 mei 2017
We vielen laat op de avond in een VPRO-serie waarin het leven en vooral het koningsschap van Beatrix verbeeld werd. Erg boeiend. Laat in de nacht zapte ik nog even langs de commerciëlen en ving enkele samenvattingen op van waarzeggerij-programma’s. Astro- tv heet dat. In snel tempo werden enkele succestories gepresenteerd. Een jonge vrouw belde met de vraag hoe het met haar overleden vader was en of hij wel wist dat zij opnieuw zwanger was. Oh, meid, hij staat hier naast me en glundert helemaal ! En hij belooft dat ie bij de bevalling aanwezig zal zijn. Vrouw helemaal in tranen en de volgende beller meldt zich alweer. Het is volgens mij allemaal flauwekul maar onderhand… Want ik open net mijn pc en zie een mail van ene Amanda. Ze is Medium en ze heeft mij uitgekozen. Omdat haar naam betekent : een vrouw om van te houden, heb ik toch Agnes maar even ingeseind. Stel je nu eens voor dat ik met een jaloerse, achterdochtige vrouw zou leven, dan was ons heerlijke huis meteen te klein. Nu kon er een verrukkelijke lach doorheen. Terug naar Amanda : zij wil mij helpen en schrijft “het is geen toeval dat jij nu deze e-mail leest. Ik heb jou uitgekozen omdat ik voel dat je bijzonder bent. Op korte termijn gaan er veranderingen komen. – Je kunt dit beter niet op z’n beloop laten. In mijn visioen heb ik gezien dat de impact op de gebeurtenissen in je leven groot zullen zijn. Ik wil je voor deze dingen behoeden. Wacht niet te lang, de tijd dringt. Liefs, Medium Amanda “ Wonderlijke zinnen zijn dit. Ze deden me meteen denken aan de ouwe Johan de Heer liedjes uit begin vorige eeuw. Over tijd die dringt en niet te lang wachten en zo , want voor je ‘t weet slaat je uur en worden enge visioenen werkelijkheid. Amanda wil er dan nog wel wat tegen doen en me behoeden maar tegelijk ziet ze dingen gebeuren en dan komt er ook nog “de impact op de gebeurtenissen bij “, het kan niet op bij Amanda. Toch ga ik maar niet van haar houden. Integendeel : ik zal haar verre van me houden. Ik ga haar wissen ! \
Zondag 7 mei
Vanmiddag heerlijk op m’n fietsje door Hoogland gescharreld,vooral om bomen te zien en te ruiken. Verrukkelijk als je van de ene bedwelmende wolk in de ander terechtkomt. En dan al die kleuren. Alleen al van de kleur groen zijn er honderden tinten. Elk voorjaar weer ontroert me dat. Verwondering alom. Misschien neemt die bij mij zo langzamerhand ook een veel grotere plaats in dan geloof. Ik zag net weer twee gesprekken op tv waarin er steeds werd doorgezaaagd over wel of niet geloven. Ik verplaatste mezelf in de rol van de ondervraagde en zou op veel meer vragen gewoon “nee “ hebben geantwoord. De krampachtigheid waarmee oude mythische bijbelverhalen verdedigd worden verbaast me. Natuurlijk is die aarde niet in zes dagen geschapen, dat wil het scheppingsverhaal helemaal niet duidelijk maken. En wat een blunder om de eerste woorden van de bijbel (“in den beginne”) zomaar te vereenzel-vigen met de oerknal. Dat lijkt modern maar is appels met peren vergelijken. Nog even en God is een zwart gat waarin hemel en aarde ooit verdwijnen. God kwam pas ter sprake toen er levende wezens waren die woorden bedachten en taal maakten. Daarin zochten zij woorden voor de verwondering en de pijn die hen ten deel viel. Het werd taal van liefde maar ook van protest en verbolgenheid, gericht aan een macht die de mens boven zich dacht. Dat werd hun godsdienst. Hadden we het daarbij maar gelaten. Helaas is die godsdienst vervolgens aangegrepen als machtsmiddel waarmee de ene groep mensen de ander eronder hield. Met wetten en geloofsartikelen, aannames en dogma’s en noem maar op. In West-Europa hebben de Verlichting en in het spoor daarvan het verzet tegen die doctrines geleid tot een enorme geloofsafval, zoals dat genoemd wordt. Maar in de VS, Afrika en delen van Azië is die combinatie van macht en geloof nog schrijnend groot. Wel hoor je bij ons steeds meer zeggen : ik geloof wél dat er iets is ! En dat is dan vooral als het gaat om een leven na dit leven. Dat “iets “ heeft nú geen enkele betekenis. Maar als het er nú niet is, waarom dán wel ? Wat is er tegen “niets “ na je dood ? In ons leven is er toch genoeg. Begin maar eens met die verwondering. Maandag 8 mei Ik houd van klassieke muziek maar mijn smaak is kennelijk beperkt want soms hoor ik iets wat ik met liefde en tempo wegdraai. En dat terwijl anderen daar met doodernstige en af en toe zelfs wat verzaligde gezichten naar zitten te luisteren. Zo zag ik net een concert voor 9 cello’s ; acht werden via een computer ten gehore gebracht en een klassieke juffrouw speelde de solopartij live. Het zei en deed me totaal niets maar ik zag wel een zaal vol mensen die ernstig luisterden ; sommigen bewogen zelfs hun hoofd op een zacht ritme. Klaarblijkelijk heb ik toch trekken van een cultuurbarbaar, ondanks mijn liefde voor het klassieke genre. Het moet voor mij toegankelijk zijn en me raken. Ik ben maar een eenvoudige ziel. Hetzelfde ervaar ik bij schilderkunst. De oude meesters kunnen me boeien, ook door Picasso en Dali ben ik getroffen, bij Karel Appel waren het de woeste kleuren die me deden verlangen naar tekenlessen op school, maar dan met enorme potten verf en grote doeken. Maar mijn tekenleraar durfde niks. Eén keer kreeg hij het voor elkaar dat we als klas naar het Mauritshuis mochten. Die Stier van Potter begreep ik wel maar daar hing toen ook iets van Vader en Zoon. Daar stond zelfs een bankje voor waarop mensen roerloos naar dat doek zaten te staren. Voorzover ik mij herinner waren het twee grote strepen, één horizontaal en één vertikaal, die elkaar doorsnéden. Later bleek dit kunstwerk maandenlang op z’n kop te hebben gehangen maar dat maakte mij niks uit want ik begreep er geen zier van. Bij vader en zoon had ik trouwens heel andere gedachten. Op het doek was er ruimte genoeg open om die daarop te verbeelden. Misschien zaten de toeschouwers dat in hun gepeins wel te doen en is het voor mij bij een gemiste kans gebleven. Op gebieden van wetenschap en economie ervaar ik dat gevoel van tekortschieten ook wel maar daar kan ik tenminste iets aan doen. Dat kun je bijspijkeren al zal me dat op met name exacte gebieden moeilijk vallen. Gisteren legde een astronoom uit wat een “zwart gat “ is. Ik versta de man, ken de woorden maar begrijp er geen tittel of jota van. Zwaartekracht, stelling van Pythagoras, H2O, allemaal geleerd maar snappen ho maar. Bij mijn leraar schei- en natuurkunde op het gym waren de proeven het leukst : die gore stank in het lokaal en die twee halve bollen, die je niet van elkaar kreeg. Maar voor de rest bekoorde mij alleen dat hij sigaretten rookte en dat ik hem na klas 4 niet meer hoefde te volgen. De alpha’s mochten zich bijna helemaal richten op de talen. Een talenwonder ben ik absoluut nooit geworden maar van alle kunsten is het wel mijn grootste liefde, maar dat is een verhaal apart. Dinsdag 9 mei De examens beginnen. En u mag best weten : ik ben een beetje jaloers. Niet op het examen-doen op zich, want dat vond ik vreselijk. Mijn eerste was het toelatingsexamen tot het gymnasium (dat bestond in 1951 nog). Vanwege de verloren jaren in de oorlog moest ik de hoogste klassen van de lagere school in versneld tempo doen. Klas 6 en 7 (deze gold als voorbereiding op het voortgezet onderwijs) in één jaar.Bij die overgang van 6 naar 7 tuimelde ik in cijfers, soms net over de rand naar de onvoldoendes. En toen kwam daar dat toelatingsexamen. Ik kwam in korte broek en was alle bravour van de eerste jaren lagere school kwijt. Ik slaagde met de hakken over de sloot (7,6,6,5) en begon toen aan een carrière op het gym die het niveau van zesjes nooit te boven is gekomen. Elk jaar weer was het zwoegen en trekken om dan op het nippertje over te gaan met hoofdzakelijk 6 dubbel minnetjes. Als ik in het begin gewoon één keer was blijven zitten had mijn ziel (of geest) kunnen bijtrekken en was mijn schooltijd een stuk ontspannener geweest. Mogelijk had ik dan ook wat meer van de leerstof gesnapt ! Het eindexamen was voor mij te hoog gegrepen en moest een jaar later opnieuw. Wat een kostelijk jaar was dat en een ontspannen eindexamen. Nu hoor ik van stress. Dat zal best, dat hoort ook zo. Dat zal toch zeker niet komen door het aantal vakken want dat is fors gereduceerd. Ik vrees dat de kandidaten van nu veel meer afleiding hebben gehad dan wij destijds. En daar ben ik best een beetje jaloers op. Ook zijn ze veel assertiever dan wij destijds. Wij waren vooral gehoorzaam. En áls we een keer “ondeugend” waren (zo heette dat toen) stonden er behoorlijke straffen op, op school en thuis. Dan láát je het wel. Het liefst zou ik dus nú examen doen en die stress nam ik op de koop toe. Woensdag 10 mei 77 jaar geleden vielen de Duitsers binnen. Ik was nog geen twee. We woonden indertijd tijdelijk in Amerongen omdat mijn vader veldprediker was op de Grebbeberg en kennelijk zijn gezin in de buurt wilde hebben. Eigenlijk heb ik nooit zijn verhalen gehoord over die tijd. Er is toch vier dagen gevochten, er zijn honderden jongens gesneuveld ; in de nalatenschap van mijn vader vond ik begin jaren ’70 een doos met oorlogsherinneringen. Het meeste daarvan heb ik aan musea gegeven. Er zaten ook enkele schriftjes in met namen en korte beschrijvingen. Dat waren jongens die bij hem op catechisatie waren in de mobilisatiemaanden voorafgaande aan de oorlog. Hoevelen daarvan hebben die vier dagen overleefd ? En wat is hun op die catechisatie verteld ? Toch niet dat de Heere erin zal voorzien ? Ik ontmoette 45 jaar na de oorlog in Soesterberg een vrouw die twee broers op de Grebbeberg had verloren. Ze waren zwaar protestant dus dikke kans dat hun namen ook geschreven waren in die schriftjes van mijn vader. Ze staan in elk geval wel gebeiteld in de grafstenen die op lange rijen staan op de begraafplaats bij Rhenen. Onlangs zag ik een documentaire op tv over die strijd daar. Wat een enorm geklungel. Met slechte bewapening en een ontoereikend officierenkorps werden die jongens ingezet tegen zwaar bewapende en verbeten nazi’s uit een land dat enkele jaren daarvoor nog als een bevriende natie gold, waartegen je niet mocht protesteren ! Wat een onnozelheid eigenlijk. Is de situatie veranderd ? ik weet het niet. Ik hoor wel een grote bek tegen Rusland. Dat land mag wel oppassen want wij hebben wel zés tanks ! Veel griezeliger vind ik dat welke oorlog ook via de computers zal worden beslist. Telkens zie ik hoge omes met goudomrande petten of uniformmouwen verkondigen hoe leep de “vijand “ is op dat gebied.En dus ? Wat doen ze ? Klagen, roepen om meer geld, i.p.v. zélf proberen minstens even slim te zijn. “Onze “ oorlogen zullen niet meer op een Westeuropees slagveld worden uitgevochten ; dat zou meteen het einde van onze beschaving zijn. Onze samenlevingen zijn dermate kwetsbaar dat ze als een kaartenhuis zullen instorten. Daarom zullen we al ons verstand en onze slimheid moeten inzetten om oorlogen onmogelijk te maken. Niet alleen hier, maar ook in landen aan wie we de conflicten ( en de doden en de vluchtelingen) lijken te hebben uitbesteed.
Donderdag 11 mei
De nieuwe president van Frankrijk is 39, slechts twee jaar ouder dan mijn kleindochter. Dan kan je zien dat je oud wordt. De man is getrouwd met een vrouw die 25 jaar ouder is. Zij was zijn Engelse lerares en hij werd als 15-jarige leerling destijds op haar verliefd. Ook bij haar sloeg een vonk over en toen hij op leeftijd was zijn ze gehuwd. Ik houd van die verhalen en vooral van mensen die zoiets aangaan en zich niets aantrekken van wat “men “ er van vindt. Van mijn leermeester Breukelman heb ik geleerd dat “men “ niks voorstelt. Hij merkte dit op n.a.v. een bijbeltekst waarin “men “ (ten onrechte, want verkeerd vertaald) voorkomt. Men bestaat niet en heeft geen mening ! Moet je ook niks mee te maken willen hebben. Door die Franse president dacht ik wél terug aan mijn lerares Engels, bij wie ik als 15-jarige in de klas zat. Nel heette ze. Ondanks het aanzwellen van de golven hormonen is er nooit één vonkje geweest. Wel leuk om te bedenken hoe die vreselijke lessen van die vreselijlke vrouw ánders waren geweest als er wél iets gespeeld had. Dan had ik mij in Keats en Shelley verdiept, was ik in Shakespeare gedoken en had ik me duizend en één citaten eigen gemaakt om haar te behagen. Nú zat daar een strenge dame, met het haar strak naar achteren verwerkt in een soort van knot, waar altijd pieken uithingen. Ze liep op zeer stevige stappers, droeg veel kleren en was ergens tussen de 50 en de 100 jaar, al die zeven jaren dat ik haar lessen bezocht en zij voor mij een bezoeking was. Zij was “licht Hervormd” en haatte Gereformeerde domineeszoontjes. Ze kon zich mateloos opwinden , dát wel, maar dan alleen als ze het gevoel had dat er normen en regels waren geschonden. Dan riep ze uit : “dat dóét men niet “. Je zult begrijpen dat zij mij geen liefde voor de Engelse taal heeft bijgebracht. Geen van de docenten van toen muntte trouwens uit in het overbrengen van liefde voor hun vak. Behalve de leraar Nederlands en dat is dan ook mijn taal geworden. En met Nel heb ik nooit het Torentje bestormd, dus is het tóch nog goed gekomen ! Vrijdag 12 mei 2017 Dag mijn lieve dochter. Het is maar goed dat we elkaar regelmatig zien en spreken want ik zou met brieven niet toekomen om alle gedachten uit te wisselen. Uit jouw laatste brief haal ik twee onderwerpen. Ik begin met de makkelijkste : mijn herinneringen aan de bevrijding in 1945. Ik was een knul van zes jaar oud. We hadden als gezin ruim een week in de kelder van de pastorie geleefd omdat het bovengronds te gevaarlijk was vanwege schietpartijen. Toen we eindelijk weer boven waren moesten we nog wel binnen blijven. Ik heb slechts vage beelden van wegtrekkende Duitsers, die ik door de vitrage heen oostwaarts zag sukkelen. Ze waren doodop. Ik heb nooit het gezicht van zo’n soldaat gezien. Dat in tegenstelling tot na de oorlog (tot nu toe) toen we de ene tronie na de ander in kranten en boeken kregen voorgeschoteld. Ik volg tegenwoordig Himmlers hersenens heten Heydrich en zie voortdurend de foto van Himmler, met zo’n geleerd brilletje en ondoordringbare ogen. Griezelig. Van binnenrukkende Canadezen herinner ik mij niets. Wel van volksoploopjes rond “ moffenmeiden “ ; meisjes die het met Duitse soldaten hadden aangelegd en door de “goede “ Nederlanders werden kaalgeschoren en bespot. Voor alle brave burgers die aan de bezetter hadden verdiend of die zich hadden gedrukt om maar niet op te vallen was er geen straf. Het beste beeld dat ik van die tijd na de bevrijding heb blijft voor mij de intocht van de koningin die haar plekje op ‘t Loo weer innam. Ik schreef er eerder over. Het meest dierbare moment was voor mij het weerzien met mijn kleuterjuf (we hadden twee jaar geen school gehad). Mijn verliefdheid was enorm toegenomen en rechtvaardigde alleszins de sprint die ik in haar richting nam, vlak voordat de koninklijke auto langs reed. Op Youtube vond ik net een filmpje waarop je hare majesteit Wilhelmina in die auto ziet zitten. Ze boog zittend , vanuit haar heupen, naar het volk, als een houten klaas. Een moeder die haar kinderen vijf jaren in de steek had gelaten en nu weer de scepter ging zwaaien. Maar dat voelde ik toen allemaal niet zo ; ik had mijn juf terug. Niet voor lang want we verhuisden naar Kampen. Je schreef ook dat je last hebt gehad van een laag zelfbeeld en weinig durf. Wat spijt het mij dat het ons in de opvoeding kennelijk niet gelukt is je voldoende basis te geven voor een positievere kijk. Je kunt het ook als een repeterende breuk zien want ik herken het ook bij mijzelf, zij het dat ik het , soms zelfs met verve, poogde te camoufleren met een grote bek. Mensen die van me houden, fijnzinnige therapeuten en vrienden hebben me op weg geholpen om te gaan met de man ín dat camouflagepak.Het is weer vast niet toevallig dat vandaag in Trouw een artikel staat van een psycholoog over de vraag : Hoe krijg ik basisvertrouwen ? Zelfvertrouwen is niet aangeboren. Het hangt vooral samen met het veel of weinig ervaren van angst. Vooral de angst er niet te mogen zijn. De psycholoog, Fred Sterk (auteur van het boek “Denk je sterk “) adviseert je angsten te leren hanteren. Angst zegt niets over wie jij bent en is dus nooit bewijs dat je iets niet goed doet. Staar je vervolgens niet blind op de “blinkende buitenkant “ van anderen, zegt hij. Gelukkig heb je daar geen last van. Jouw imitatie van zogenaamd geslaagde figuren en winkelende huppeltrutjes in veel te grote auto’s is daarvoor te treffend. Ga “positief evalueren “ en kijk wat je wél geflikt hebt en aan wie je dat te danken hebt : juist, aan jezelf ! Blijf bereid om bij te leren en stel je grenzen. Met angsten leren omgaan is een manier om wijsheid te vergaren en dat is een levenslange klus. Zeg ik, in eigen woorden, tegen jou en mezelf. Want net als iij kan ik ook precies de momenten in mijn leven aangeven waarop ik het beetje grond onder m’n voeten dát ik had, voelde wegzakken. Als ik een keer zin heb om eens lekker te klagen schrijf ik daar misschien nog wel eens over. Voor nu houd ik het erop dat je méér dan geslaagd bent in het leven. Je kreeg deze week bij het afscheid van één van “je mensen “ in het crematorium grote complimenten van de familie. Zo leuk dat je je er verlegen bij voelde. Maar geniet er ook van. Want het is groei en oogst tegelijk.
Veel liefs, je vader, Bas.
Zaterdag 29 april
Vanavond heerlijk naar een bokswedstrijd gekeken. Dat was jaren geleden. Het is ook helemaal geen sport voor mij. Meer voor mannen, net als autoraces, maar die vind ik ook zo leuk. Ik zal dus wel een man zijn, zonder enige behoefte om te transgenderen, als u dat maar weet. Op mijn 18e ongeveer leerde ik van een oom – geen echte, hij was ook meer een vriend – waar ik bij het boksen op moest letten. Hij kon het weten want had zelf gebokst en was nu o.a. ouderling in de gereformeerde kerk en reed motor. Allemaal dingen waar ik thuis of in de kerk nog nooit van gehoord had. Ik ging er vanuit dat “ons soort mensen “ dat niet deed. Die “oom “dus wel. Wij volgden een bokswedstrijd op een door hem zelf gebouwd tv.toestel : een enorme kast, met het formaat van een dekenkist, en een beeldbuis van 15 bij 10 cm. Gordijnen dicht, sigaretten aan en kijken. Let op, zei hij dan, die ene valt constant aan met zijn linkse maar de grote klappen komen uit zijn swingende rechtse. Daarmee probeert hij de bewustzijnsspier van zijn tegenstander te raken en die gaat dan buitenwesten. Ook dat van die spier was voor mij nieuw. Ik vind het ook niet in mijn boeken. Moet rechts- of linksonder in je gezicht zitten, bij je kaak. Het zal wel een zenuw zijn maar in een boksring praten we natuurlijk niet over zenuwen maar over spieren ! Ik moest aan mijn motorrijdende ouderlingoom denken vanavond. Wat een prachtige wedstrijd, hij zou genoten hebben van de geweldige stoten die werden uitgedeeld. Ook van de ambiance : 90.000 mensen in het Wembleystadion, die voorverwarmd werden met opzwepende muziek en een bloedmooie juffrouw in bikini die van zichzelf al een stoot was (zo heet dat op deze mannenzender) en gelukkig geen klappen kreeg. Om af te kicken zapte ik naar een zender die een Amerikaanse opwekkingsdienst uitzond, ook vanuit een soort stadion, bomvol aanhangers. Er was geen enkele muziek, alleen maar een preek en die loog er niet om. Kort samengevat : je moet niet op jezelf vertrouwen maar op God. Tekst : Spreuken 26 : 1. In de Statenvertaling luidt die : gelijk de sneeuw in den zomer en gelijk de regen in den oogst, alzoo past den zot de eer niet ! Laat dit voorlezen met een Jan Wolkers-stem en de zin is duidelijk. Maar de predikant had een “leuke” vertaling ontdekt, waar ze graag mee werkte, de Amplified Bible, en daarin stond voor het woord”zot” (dwaas in de modernere vertalingen) : wie niet op God vertrouwt. Ze stak de draak met iedereen die aan zelfvertrouwen deed, het volk klapte menigmaal om (opnieuw) “leuke “uitspraken en zij exhibitioneerde met persoonlijke ervaringen waaruit moest blijken hoe zeer zij haar zelfvertrouwen had moeten opgeven voor vertrouwen op God. Ze liep trouwens behoorlijk zelfverzekerd op haar podium rond en vond ook dat ze er goed uitzag, wat ik wel vond meevallen vergeleken met de vrouw in bikini bij het boksen. Ik moet natuurlijk die twee vrouwen helemaaal niet met elkaar vergelijken maar heb wél grote moeite met het tegen elkaar uitspelen van die twee vormen van vertrouwen. Waarom God altijd tegenover de mens. Als er iets van God bestaat dan moet dat toch in het mensenbestaan te vinden zijn. De “vleeswording “ van het geheim is toch niet voor niks het hart van het christelijk geloof ? Laten we van “ God en mens” geen bokswedstrijd maken waarbij de mens de gedoodverfde verliezer moet zijn.
Dinsdag 2 mei
Afgelopen nacht heb ik die goeie ouwe bijbel weer eens gepakt en een brief van de apostel Paulus gelezen. Lees ik dan niet meer elke dag in de heilige schrift ? Neen, ik. Ik zoek wel eens iets op maar echt lezen even niet. Maar nu dan toch een hele brief van de apostel Paulus. Viel me eerlijk gezegd niet mee. Hij is een enorme Jezus’ fan en laat dat haast per zin weten op een zeer belerende toon. Vanavond moest ik weer aan hem denken bij het zien van een tv.programma over oplichters. Ëen van zijn uitspraken is : geldgierigheid is de de wortel van alle kwaad ; tot welke sommigen lust hebbende, zijn afgeweken van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken. Ik citeer expres de Statenvertaling (die zo dicht mogelijk bij de grondtekst zit) om het verschil met de bijbel in gewone taal te laten uitkomen . Daarin staat : “ het verlangen naar geld is de oorzaak van alles wat slecht is. Sommigen christenen wilden zo graag rijk worden, dat ze het geloof zijn kwijtgeraakt. En zo brengen ze zichzelf in grote problemen. “ Mot u nog een peul, zeggen ze bij ons in Schin op Geul . Zó vertaal je alles weg wat prikt en steekt en maak je er een zoetsappig verhaaltje van. Het gaat om gierigheid , om mensen die van hun geloof zijn afgeweken maar zichzelf mogelijk nog volop gelovig noemen. Het gaat om doorsteken met smarten en niet om jezelf in problemen brengen. Ik mag niet alles vertellen van wat ik in vertrouwen heb gehoord maar kan wel zeggen dat er heel wat belazerd is, ook binnen geloofsgemeenschappen. Daar was echt sprake van smart in de diepste zin van het woord, soms jarenlang. Omdat de ene mens voor de ander een aasgier was. Nú hoef je alleen maar het nieuws te volgen en je ziet ze. Op presidentiële stoelen, achter grote bureaux, gesteund door accountants die tegenwoordig meer vlieglessen aan roofvogels lijken te geven dan dat ze normen hanteren die aan hun eed ontspringen. Pecunia non olet, zeiden de Romeinen : geld stinkt niet. Dat zal best. Het probleem zit ook niet bij het geld op zich maar bij de stinkerds. Toch nog iets opgestoken van Paulus. Wie weet ga ik hem weer vaker lezen.
Woensdag 3 mei
Vandaag was de verjaardag van broer Juul. Hij zou 76 geworden zijn maar heeft de 66 net niet gehaald. De data van de verjaardagen van ouders, broers en zussen zittten nog allemaal op mijn harde schijf en op zo’n dag flitst het beeld van hen die er niet meer zijn vaak voorbij. Nu liggen er op mijn bureau twee foto’s van goede bekenden die pas zijn overleden. Hun familie heeft ze met zorg uitgezocht en van een ontroerende tekst voorzien, als dank voor de belangstelling. De ene foto laat een open gezicht zien met heldere ogen, die je recht aankijken. Tientallen keren preekte ik in zijn kerk en vingen we even elkaars blik ; hij was degene die me had uitgenodigd. Daar kenden we elkaar van. Hij mij van mijn preken en ik hem van de telefoontjes. Zijn afscheid heb ik in de stilte van mijn studeerkamer via Internet beluisterd. Een boeiend mens kwam door de ether. Had hem eigenlijk best beter willen kennen maar daar is het nu eenmaal niet van gekomen. Goed dat ik nog een poosje naar zijn gezicht kan kijken en naar zijn ogen, ook al zijn die dan nu voorgoed gesloten. De andere foto is van mijn lotgenoot Jan, over wie ik vorige week schreef. Heel treffend : een foto waarop je hem op de rug ziet, wegfietsend in het Drentse landschap, alleen. Uiteraard heeft een ander, die met hem meefietste, gefotografeerd, maar juist die moest afhaken omdat ze zijn leed niet aankon. Dus inderdaad : hij moest alleen. Toen hij me dat vertelde kon hij nog met één oog zien. Daar zat nog moed in en hoop en humor zelfs, maar ook een traan, want het alleen-gaan was geen keuze. Goddank was er zijn ongelooflijk lieve familie die ook met zorg en heel treffend deze foto uitzocht voor het bidprentje. Zo wordt de fotogalerij steeds voller. Ik hang ze trouwens niet op. Ik herinner mij wel consistories in kerken, waar foto’s van alle voorgangers hingen, soms zelfs in groot formaat. Ik liep er voor de dienst altijd even langs en groette de collega’s vriendelijk. Maar naarmate je verder terugging in de tijd werden hun gezichten steeds strenger. Soms op het beangstigende af. Daar zat meer leer dan leven in. Heel anders dan de laatste foto van broer Juul : een lieve man, zwaar getekend door geen gelukkig leven. Vrijdag 5 mei Lieve vader van me, Dank voor je brief. Geschreven in de nacht, zoals je dat het liefste doet. Ik zie het voor me. Gezeten op je studeerkamer aan de pc omringd met al je spullen. Een heerlijke kamer, waar ik ook af en toe ben. Dat Jan Maes mijn aanval op mijn belager prachtig vond, weet ik nog. Volgens mij wachtte hij expres even om mij van hem los te trekken. Mijn zelfvertrouwen heeft door het pesten een flinke knauw gehad. En al zei die dominee over wie jij eerder schreef dat we het vertrouwen in God moeten stellen en zelfvertrouwen niet goed is (!), ik heb er last van gehad. Een laag zelfbeeld en weinig durf. Nu is dat gelukkig anders, al steekt het soms de kop nog op. Ik heb de ingezonden brief van de domineesdochter over het besluit van de PKN-synode ook gelezen. Niet verplicht verhuizen voor dominees met thuiswonende kinderen. Ik zou dat willen nuanceren. Doe het in ieder geval niet midden in een schooljaar. Halverwege het jaar voor een klas vol nieuwsgierige kinderen staan en door de juf of meester als volgt te worden voorgesteld: ‘Dit is Karin Nawijn, jullie nieuwe klasgenoot’, vond ik niet echt een feestje. Met de kennis van nu zou je over de verhuizingen nooit alleen beslist hebben, maar Ina en ons erbij betrokken hebben. Een uitdrukking van zoon Bas is: ‘achteraf is mooi wonen’. En zo is het. Het is nu eenmaal zo gegaan en al die ervaringen hebben ons gevormd tot wie we nu zijn. Jij hebt ook heel wat verhuizingen achter de rug (werd jou en je broers en zussen ooit iets gevraagd?!). In het grote huis in de Vogelwijk, begonnen je puberjaren. De eenzaamheid die je voelde had daar waarschijnlijk ook mee te maken. De laatste ruim veertig jaren ben je honkvast. Een heerlijk huis in een dorp waar je goed kunt wonen. Groot gelijk dat Agnes en jij daar zo lang mogelijk blijven. De ruimte en die mooie tuin met prachtige vijver zouden jullie niet graag missen. Afscheid nemen van de huizen die Silvester en ik de laatste jaren hebben bewoond, was weleens lastig. De kinderen waren er opgegroeid. We maakten er van alles mee, hadden een fijne buurt. Maar uiteindelijk blijft een huis een hoop stenen en wordt een nieuw huis vanzelf weer een thuis. Dat gaan wij ervaren, we hebben nu de sleutel van ons nieuwe huis en zijn er al druk bezig. Mooi hoe je je auto’s na bewezen diensten altijd bedankte en ze even een klopje gaf. Je hebt als dominee al heel wat keren helpen afscheid nemen en zelf van veel vrienden, familie, bekenden én honden afscheid genomen. Dat je je leven snel weer oppakt is goed toch? Beter dan aan het verlies ten onder te gaan. In dromen en gedachten zijn al die zielen er nog. Het is fijn als ik over mijn schoonouders droom. Ik zie ze in alle fasen van hun leven. Maandagmorgen is een van mijn mensen overleden. Het kaarsje ging langzaam uit. Ze is 96 geworden. Een mooie leeftijd. Verstandelijk gezien genoeg reden om er vrede mee te hebben. Haar zus van 95 een van mijn mensen, vindt dat ook, maar is wel in-verdrietig. Ik was ’s middags bij haar en ze had enorme huilbuien. Excuseerde zich ervoor, alsof ze niet verdrietig mocht zijn. Het enorme verleden dat ze samen hadden leverde prachtige verhalen op. Toen haar kinderloze zus al op jonge leeftijd weduwe werd, was het vanzelfsprekend dat ze bij haar gezin met één zoon werd betrokken. Mee op vakantie, uitstapjes maken, zij hoorde overal bij. Toen ook de andere zus haar man verloor, trokken ze veel samen op. Fietsen, wandelen, zwemmen. Voor de zoon is het nu alsof hij zijn tweede moeder heeft verloren. De zussen waren zo’n eenheid dat het voor hem voelt alsof zijn moeder is geamputeerd. Het afscheid volgende week zal zwaar voor haar en haar zoon zijn. Vanmorgen was ik bij een echtpaar. Ik vroeg hem of hij herinneringen had aan Bevrijdingsdag. En óf. Met tranen in zijn ogen vertelde hij over de Canadezen die door de straat reden. Zijn moeder had hij nog nooit zo blij en enthousiast gezien. Hij mocht met een jeep meerijden tot aan het eind van de straat. Zo hoor ik van al mijn mensen hun indrukwekkende verhalen over de oorlog en het einde ervan. Ik ben van ver na de oorlog en hoop dat te kunnen blijven zeggen….. Heb jij herinneringen aan de bevrijding? Al was je nog maar een kind van zes jaar, er is vast wel iets blijven hangen. Een mooi weekend gewenst. Leuk hoor, dat jullie morgenmiddag ons nieuwe huis komen bekijken. ‘Bewonderen’ is een te groot woord, er moet nog veel gebeuren. Je zult het zien. Liefs, Karin
Zondag 23 april
Zou Pia Dijkstra van de zichzelf echte liberalen noemende club van D’66 weleens gehoord hebben van de Lazarusreflex ? (Wel te onderscheiden van het Lazeruscomplex van een alcoholverslaafde). Bert Keizer schreef erover in Trouw n.a.v. de nieuwe donorwet die met 75 tegen 74 werd aangenomen, n.b. omdat één tegenstemmer de trein had gemist. Ik herinner mij nog de geëmotioneerde Pia na de stemming, alsof ze weet ik niet wat had binnengehaald. Wat er liberaal is aan haar voorstel blijft voor mij een raadsel. Ik vind het allemaal nogal dwingend en getuigend van een mij vreemde opvatting over het mens-zijn. Alsof een menselijk lichaam niet meer is dan een zak organen ; zonde om die na het sterven aan aarde of vuur prijs te geven. En was dat ook nog maar waar. Want ná het sterven heb je niet veel meer aan die organen. Keizer schrijft : als je rustig afwacht tot alle tekenen van leven zijn verdwenen, dan kan het transplantatieteam thuisblijven, want dan zijn de organen ook overleden. Je moet er dus net vóór de dood bij zijn. Maar wanneer is iemand dood ? Het proces van sterven duurt even, ook na de laatste adem kan het hart nog even nákloppen. We spreken dan van hersendood. Dan zou het dus kunnen. Tegenstanders uit antroposofische hoek verwarden dit met een comateuze toestand en beschreven hoe stervenden die in coma waren tijdens de uitname van organen als in een soort paniek de operatieassistenten om de hals vlogen. Dat noemt men in medische kringen de Lazarusreflex (u weet wel, naar Lazarus die in een schitterend mythisch evangelieverhaal op de roep van Jezus uit zijn graf komt) . Dat zal dus bij comapatiënten ook niet gebeuren. Net zo min als dat ik geloof dat er letterlijk iemand uit de dood opstaat geloof ik in spookverhalen over orgaanuitname bij comapatiënten. Maar of iemand haar of zijn organen beschikbaar stelt moet diegene echt zelf uitmaken. Daar zou Pia en de politiek zich niet mee moeten bemoeien en al helemaal niet met 75 tegen 74 !. Over comapatiënten wil ik nog enkele herinneringen kwijt. Ik heb er zowel in mijn schoonfamilie als in mijn werk enkelen gekend. Vier heb ik na enige tijd uit coma zien ontwaken. Bij alle vier was het nadrukkelijk roepen van hun naam voor hen de impuls om hun ogen te openen. Mijn oudste schoonzus was eerst zelfs teleurgesteld omdat ze in zo’n prachtige wereld , vol ongekend licht, vertoefde. Ik kon dat licht nog in haar ogen terugzien, zó helder, ze waren bijna transparant. De meeste indruk maakte op mij een man uit mijn gemeente die twee weken lang in coma lag. Als ik hem opzocht trof ik hem met grote open ogen, maar volgens de verpleegdienst zag hij niks. Ik probeerde het uit en liep naar elke hoek van zijn kamer, voortdurend met het idee dat hij mij volgde met zijn blik. Als ik dat graag wilde geloven mocht dat gerust maar de verpleeg-kundige zag er niets in. Ze zal dan wel raar hebben opgekeken dat ik gewoon tegen hem praatte, net als voorheen, toen ik hem in het revalidatiecentrum met de rolstoel door de gangen reed, op weg naar wat buitenlucht . Ik vertelde hem wie er een kaars voor hem brandde, dat het lekker weer was, dat ik de buslijn had gezien waarop hij chauffeur was, hoe met z’n heel oude vader ging, dat we ‘m misten in de kerk en dat ik hem graag mocht. Ik zal nooit weten of hij iets heeft gehoord want hij is nooit uit de coma teruggekomen.
Maandag 24 april
“Meer voor mannen “ is de slogan van één van de commerciële omroepen. Met een diepe aardappelstem worden dan programma’s aangekondigd voor mensen die niet volwassen durven worden en toch mannen genoemd worden. Voetbalgeleuter, dikke auto-pret, schietfilmpjes en botox-meisjes, allemaal alleen voor mannen. Wie schetst mijn verbazing dat een uitgever van serieuze boeken (Royal Jongbloed) nu een Mannenbijbel op de markt brengt. Een zware dominee licht het waarom toe. “Mannen hebben interesse in de vraag hoe de dingen werken. Vandaar dat er veel kaartjes, feitjes en weetjes in staan. De nadruk ligt meer op verantwoordelijkheid dan op het relationeel denken. Mannen dragen die in maatschappij en werk, vrouwen in relaties, binnen het gezin, vanuit hun moederband. “ Ik stop met citeren want ik vind het te stomme gedachten om over te tikken. Het is net zo hijgerig als bij die omroep. De bijbel als buikspreekpop. Hij zou een actuele boodschap hebben, midden in het leven staan en naar de mens van nu toekomen. En dan ook nog helemaal passen in het superconservatieve mens- en godsbeeld van de zwarte-kousen-club. “De hoofdreden dat wij deze mannenbijbel hebben geschreven is dat we willen dat de bijbel door iedereen gelezen wordt “, zegt de dominee. Niet doen. Wij schrijven geen bijbels. We mogen en kunnen hem vertalen en proberen er iets van te snappen. Dat vertalen op zich is al een heidense klus waarmee – gelet op allerlei mallotige vertalingen als Groot Nieuws en De Bijbel in omgangstaal – steeds meer de hand gelicht wordt. En het woord “boodschap” , dat zo vaak over tafel glibbert, zou ook eens een poosje in de ijskast moeten. Is het niet de grootgrutter aan wie ik denk bij dat woord, dan is het wel dat geëmailleerde potje waarop je als kind gezet werd als de grote boodschap zich aankondigde, vervolgens de rooie kop die getuigde van ijver om er iets moois van te maken en dan de slotzang : ik ben klaar ! Zouden kerken en uitgevers niet eens klaar moeten zijn met het verhaspelen van de Heilige (!) Schriften ? Straks krijgen we nog bijbels alleen voor koningen , boeren en soldaten ( die komen er legio in voor). Alleen voor wie ? Meer voor de papierbak.
Woensdag 26 april
Vandaag is Jan begraven. Wij waren lotgenoten in het UMC maar bij hem is het zijn noodlot geworden. Jarenlang heeft de kanker hem geteisterd en uiteindelijk gevloerd. Daar was niet tegen te vechten. Ik blijf dat trouwens een vreemde uitdrukking vinden : vechten tegen de kanker. Ben je verliezer als je eraan sterft ? We reden tussen helgeel bloeiende koolzaadvelden en bermen die getooid waren met het Brusselse kant van het witte fluitenkruid naar zijn dorp. Eén kilometer vóór de bebouwde kom reed een begrafenisstoet en automatisch schoven we aan maar het bleek de verkeerde dode. Deze werd door het dorp heen naar een begraafplaats buitenaf gebracht, waarschijnlijk de Alegemene. Terug in het dorp zagen we wéér een stoet en die leidde ons naar de RK kerk. Geen plechtstatig gebouw , eenvoudig en warm. Veel mensen, want ze hielden van Jan. Hij was een echte man van het dorp, iedereen kende hem, van voetbal of carnaval, clubs waarvoor hij zich tientallen jaren heeft ingezet. Hij was humoristisch en gezellig en wist voor alles wel een oplossing. In een nachtgesprek in het ziekenhuis en later nog een keer in het zonnetje bij zijn prachtige vijver had hij me ook iets van een andere kant van hem laten zien, waar verdriet , pijn en teleurstelling huisden. Geen mens is alleen maar vrolijk. Het plaatselijke Smartlappenkoor (met de ludieke naam “Uit volle borsten”) stond op het altaar en bestond uit ongeveer 40 vrouwen. Ze werden begeleid door o.a. een accordeon. Muzikaal geen hoogtepunt, ze zakten nogal eens door de notenbalken, zal ik maar zeggen, maar hartverwarmend was het wel. Jan zou genoten hebben en dus deden wij dat nu voor hem. De pastoor moet haast gehad hebben, anders is zijn ijltempo niet te verklaren. Als toehoorders kwamen we al adem tekort, kun je nagaan. Zó jammer vind ik dat. Juist in diensten als deze is rust een belangrijk gegeven. De liturgische teksten zullen wel goed bedoeld zijn maar deden mij sjabloonachtig aan. Ze rollen zo uit de missaal of computer en het enige waar je dan op mag hopen is dat de naam van de overledene zorgvuldig is aangebracht en er niet plots een Truus of Gijsbert wordt herdacht. De overweging vereist vakmanschap. Na gesprekken met de familie heb je als pastoor , of wie dan ook die het afscheid verzorgt, de plicht om door alle feiten en data heen de mens te schilderen van wie het leven voltooid is. Dat kan zonder vertrouwelijke intimiteiten uit iemands leven weer te geven. Maar de kennis daarvan kan het portret wat je maakt wel de nodige diepgang geven. Helaas was daar in alle haast niks van terecht gekomen. Gelukkig blijft de herinnering aan die bijzondere man. In elke hemel zal hij welkom zijn. Donderdag 27 april De dag waarvan je wist dat die zou komen. Gelukkig heb ik deze stompzinnige regel vandaag niet horen zingen. Had wel gekund want het was koningsdag. Ik moet nog steeds aan dat woord wennen want zelf ben ik opgegroeid “onder” koningin Wilhelmina, groot geworden onder Juliana en samen met Beatrix oud geworden (ik ben van hetzelfde bouwjaar). Hoewel ik me nooit zo erg onderdaan heb gevoeld heb ik toch mijn bijdrage geleverd aan een aubade voor Wilhelmina in Kampen op de koninginnedag van toen (31 augustus) en ooit een glas met oranjebitter mogen heffen op Juliana in een officiersmess van de Luchtmacht op 30 april . Mijn lippen trillen soms nog na van die zelfgemaakte toetertjes waarmee we op de Nieuwmarkt in Kampen de loftrompet moesten nabootsen en mijn smaakpapillen hebben een definitieve terugslag ondervonden van dat vieze bocht. Wat ik leuk vond was dat dezer dagen allerlei 50- jarigen aan het woord kwamen die terugblikten op hún halve eeuw. Dan merk je pas dat je zelf meer dan een generatie ouder bent. Het waren vooral veel huis-, tuin- en keukenherinneringen die genoemd werden. De veranderingen in het gezin , moeders die gingen werken, de opkomst van de tv en de sociale media. De oorlogsjaren, waaruit mijn generatie stamt, worden helemaal niet meer genoemd. Toen aan een artiest, die op 4 mei bij de Dodenherdenking mag optreden, gevraagd werd of hij wel eens op een ereveld geweest was, vroeg hij wat dat was. Nadat het hem was uitgelegd kwam de vervolgvraag : zijn die erevelden ook in ons land ? Ik moest de neiging tot hoofdschudden onderdrukken en een kanonnade van kritische opmerkingen binnenhouden. Had toch geen zin want tv is een een eenzijdig medium, je kunt er niet mee praten. Misschien is die jonge man wel te feliciteren dat hij in zo’n gelukkig land leeft. Natuurlijk, er gebeuren vreselijke dingen maar het is toch vooral leuk. Moge dat zo blijven . En laten we hopen dat er geen dag komt waarvan we hadden kunnen weten dat die kon komen. Vrijdag 28 april Dag lieve dochter van me. Dank je voor je brief. Even heb ik het plan gehad om hem vanmiddag te beantwoorden. Nu ben ik blij dat niet gedaan te hebben. Het hoort echt bij mijn nachtboek. Om dat te accentueren heb ik zelfs de gordijnen van mijn kamer gesloten. Heerlijk geïsoleerd en in stilte. De buurt is naar bed, de vogels zitten op tak of nest en de nachtvluchten naar en van Schiphol gaan hoog genoeg over om ze niet te hoeven horen. Je vertelde hoe je gepest werd, met name op de Nederlandse school in Duitsland. Die ene jongen herinner ik me ook nog goed, net als het verhaal over jouw razende woede op hem. Je kent vast nog wel de twinkeling in de ogen van aalmoezenier Jan Maes. Toen hij me verslag deed van jouw uitval naar Dik kwam hij twinkelingen tekort. ! Pesters zouden sneller een flinke tik moeten krijgen. Net als voetballers die getackeld worden en dan voor de tegenstander om een gele kaart vragen, zoals Robben graag doet. Van mij zou de vragensteller meteen rood krijgen. Jouw wanhopige poging om uit Swifterbant weg te drijven in het gele babybad kan me nog steeds ontroeren. Ik las deze week in Trouw een inezonden stukje van een domineesdochter. Zij reageerde op het synodebesluit dat een predikant na 12 jaar losgemaakt kan worden van zijn gemeente en dus zal moeten verhuizen. Heel terecht pleit zij ervoor het gezin van de betrokken predikant hierbij te betrekken. De partner kan met handen en voeten verbonden zijn aan de woonplek en wat te denken van eventuele kinderen . Die hebben scholen, vrienden en vriendinnen, clubs, sociale contacten etc. Daar heb ik in jouw kinderjaren totaal niet aan gedacht. Met de kennis van nu (!) zou ik die stappen nooit in m’n eentje genomen hebben. Dan waren we nooit naar Swifterbant verhuisd (waar ik zo nodig moest afstuderen, dichtbij Kampen, waar ik zo min mogelijk kwam) en helemaal niet naar Duitsland, waar ik mijn toevlucht zocht in het luchtmachtpastoraat omdat ik dreigde te stikken in Elst. In 2017 zouden Ina en jullie drietjes gezegd hebben : zoek het fijn uit op je vluchtadressen of ga eens lekker in therapie, maar wij wonen hier. Je vroeg naar mijn verhuizingen en waar ik het fijnst heb gewoond. De eerste 18 jaar van mijn leven heb ik in drie knotsgrote pastorieën gewoond. Apeldoorn waar ik ter wereld kwam, welgeschapen schreven mijn ouders en van de HEERE ontvangen. Kampen, direct na de oorlog, naast de Hogeschool van de vrijgemaakten. Vooral de tuin staat me bij. Ik had een nest in een kastanjeboom en herinner me het gekoer van de duiven. Ik geloof dat ik daar wel plezier had, al herinner ik me van het enorme huis weinig. In 1950 werd het Den Haag, in de sjieke Vogelwijk, een vrijstaand huis (nu miljoenen waard), wat vader huurde van een weduwe op de Veluwe. 10 kamers plus een woon-keuken maar van al die kamers waren er maar drie (de kleinsten) beschikbaar voor de nog thuis wonende 9 kinderen. Vreselijk vol dus, geen privacy, die je als puber zo nodig hebt, en altijd druk. Desondanks was het toch mijn eenzaamste periode, hoezeer ik ook genoot van de prachtige omgeving, de duinen van waaruit ik ‘s nachts het gezang van de nachtegalen hoorde en in de winter de misthoorns van Scheveningen. Daarna op kamers, eerst in Den Haag om het gym af te maken, toen in Kampen, waar ik de theologie achter mijn opvoeding tegenkwam. Dat hield ik nog geen twee jaar vol. Toen weer in Den Haag op kamers, eerst alleen, later met Ina en vrij snel daarna met jullie.Na Swifterbant, Elst en Duitsland werd het Hoogland en daar woon ik ruim veertig jaar. Een huis kopen heb ik nooit aangedurfd. De huurprijs was destijds (omgerekend) nog geen 200 euro. Vanmiddag kreeg ik bericht dat het per 1 juli a.s € 999,09 wordt. Ik heb helemaal niks met dit dorp maar woon er heerlijk. Ik zou niet aan verhuizen moeten denken, iets wat jullie alle drie dit jaar heftig bezighoudt. Overigens heb ik aan het verhuizen op zich weinig herinneringen. Ik weet niet met welk gevoel ik een oude woonplek verliet. Als ik een auto inruilde gaf ik de “ex” altijd een klopje op het dak met een klein woord van dank. Dat heb ik met huizen of kamers nooit gehad. Het heeft natuurlijk ook iets van afscheid nemen en misschien ben ik daar niet zo goed in. In mijn werk heb ik heel wat keren hélpen afscheid nemen. Ik deed dat zo zorgvuldig mogelijk. Ook in de kringen van familie, vrienden , buren en bekenden heb ik al veel afscheid meegemaakt. Daar waren mensen bij die mij heel na aan het hart lagen. En toch verbaast het mij telkens hoe makkelijk ik de draad weer oppak. Net alsof ik het verdriet of de pijn om de lege plek niet durf toe te laten (zoals ze dat tegenwoordig noemen). Toch denk ik vaak aan mijn verloren zielen. Tientallen zie ik geregeld op mijn interne beeldschermen. En wie niet vergeten wil worden meldt zich wel in mijn dromen. Dit maakt het afscheid toch zachter. Maar afscheid van een huis heeft mij nooit iets gedaan. Dat zou zich voor ‘t eerst kunnen voordoen als ik weg moet uit dit huis en dit fijne kamertje waar ik zit te schrijven. Maar net als heel veel oude mensen hebben wij besloten lekker te blijven zitten . Tot de wal het schip keert . Ik heb geen specifieke vraag voor je maar ik denk dat de woorden verhuizing en afscheid je voldoende zullen “triggeren “ (zo heet dat toch in die vreselijk verengelste taal van ons ?). Liefs, je vader, Bas.
Zondag 16 april.
Pasen. Vanmorgen de tv afgetast naar Paasvieringen. Eerst trof ik de jonge Schuller. Zijn opa had destijds de Chrystal Cathedral ; kleinzoon doet het iets bescheidener, althans qua gebouw. Van hem kreeg de wetenschap ervan langs omdat die bestrijdt dat een lichaam uit de dood kan opstaan. Hij kreeg de lachers op zijn hand maar maakte in mijn ogen daarmee het verhaal van Pasen zelf belachelijk. Op de EO was het niet veel anders. Pasen lost zo’n beetje alle problemen op en het hiernamaals gloort. Bij de hoogmis was ik te laat voor de preek. Maar wat daarverder volgt is elke week hetzelfde. Iets waar ik niks mee heb. Dus op naar de Sint Pieter, net op tijd voor de groet van de Paus. De bloemen vond hij prachtig. En de mensen juichten. Wat is er toch met kerk en christenheid ? Het lijkt net alsof ze erop uit zijn om in een behoefte te voorzien en de mensen tevreden te stellen. Er zijn levensgrote problemen rond geweld en honger, vluchtelingen en onrecht. Moeten die vragen beantwoord worden met goedkope slogans over vrede en verzoening ? Of hoort die verscheurdheid bij onze mensensamenleving, al eeuwen lang en tot in eeuwigheid en is die niet gebaat bij prietpraat ? Met preken , bezweringen en zegeningen voor stad en wereld komen we echt niet verder. Het gapende gat in het hart van de mens-heid wordt niet geheeld met een boodschap voor de wereld. Ik vraag me steeds meer af wat de kerk aan het doen is ? In ons land wordt de kerk steeds kleiner ; het aantal kerkgebouwen slinkt net zo hard als het aantal boerderijen. Een kerkman noemde in een interview onze tijd een periode waarin de kerk “in de woestijn “ is. Alsof die ergen anders hoort. Het beeld ontleent hij natuurlijk aan het Exodusverhaal , waarin het volk Israël door de woestijn trok , gelokt door Beloofd Land. Toen was er een tabernakel bij de mensen, die meetrok. Meer dan dat moet een kerk niet willen zijn. Geen machtscentra , geen poeha in Rome of Utrecht, maar een plek bij de mensen, nabijheid op die zware tocht, met een glas water en een stuk brood, praktische hulp, tekenen van liefde . Zoiets. En als er dan toçh iets gezegd moet worden zoek het dan niet in het door de strot duwen van wonderverhalen als “echt gebeurd” of in woorden die al tijden lang zijn uitgehold en alle betekenis hebben verloren. Stilzijn is ook zo gek nog niet, gewoon, omdat er geen woorden voor zijn. Maandag 17 april Door Jeroen Pauw werd aandacht besteed aan het 50-jarig bestaan van de EO. Veel bekende gezichten. Zelfs de oude Dorenbosch (40 jaar terug directeur) was er. Uiterlijk heeft hij niet aan het leven geleden, in zijn denken is hij al lang gestopt. Hij vindt een gesprek over schepping en/of evolutie nog steeds uiterst belangrijk. Geen hond die daar nog zijn mand voor uit komt. Evolutie is een gegeven, schepping is poëzie. Het is als met het hart : in wetenschappelijke termen is het een pomp voor de doorbloeding van je lijf, in de poëzie is het de bron van begrippen als liefde tot en met haat. We maken toch ook geen keuze tussen de opvattingen van een cardioloog en de hartstocht van een dichter ? Dus laat die discussie over het letterlijk gebeuren van de schepping (en dan ook nog in 6 dagen) alsjeblieft zitten.Dat gewauwel heeft al genoeg ellende veroorzaakt. Maar neem die verhalen wél letterlijk, zoals ze er staan, want het is literatuur van de bovenste plank. In het verdere gesprek met de EO-leiders van toen en nu was het weer vooral Jezus om wie het voor hen draaide. Die wilden ze bij de mensen brengen, laten zien in hun programma’s en meer van dat moois. Ik word daar altijd heel kriegel van. Waarom peuteren ze de figuur van Jezus los uit het geheel van de Bijbel ? Alsof hij los verkrijgbaar is, als een soort drug, die beterschap brengt. Het wordt zo gauw een karikatuur . Vroeger werden de evangelieverhalen (waarin specifiek over Jezus wordt gesproken) ook los verhandeld. Misschien gebeurt dat nóg wel, wat God verhoede. Alsof Jezus niet zijn betekenis en vervulling krijgt uit Wet en Profeten en die gaan echt aan de evangelieverhalen vooraf. Eén van de weinige vrouwen in het jubileumgesprek (ze behoorde absluut niet tot de leidinggevenden want dat waren allemaal mannen) mag dit jaar naar Israël om daar een programma te maken over oorsprong en betekenis van het kerstfeest. Dat zal me wat worden, mischien wel net zo’n tranentrekker als met Henny Huisman destijds. Het Israël uit bijbelverhalen is een heel ander land dan die spierballenstaat die nú zo heet. Toen al had de Mensenzoon geen steen om zijn hoofd op te leggen. Wat zal je daar nú dan zoeken in een land waar stenen alleen nog dienen om muren te bouwen tegen anderen en huizen op ontvreemde grond ?
Dinsdag 18 april
Ook een halve eeuw geleden bestond er nog een IKON. Dat was een wat progressief christelijke tak bij de omroep, die zich nog niet, zoals onlangs, had veil gegeven aan de EO. Integendeel. Destijds was het een soms gerucht-makende tegenpool. In die tijd maakten zij programma’s als “Dichter bij Genesis”, “Dichter bij de profeten “en “Taalwegen en dwaalwegen “. De schriftelijke neerslag van al dit werk staat nog in boekvorm in mijn kast. Na mijn geschrijf in de vorige nacht moest ik aan deze serie terugdenken. Daarin werden bijbelse woorden, begrippen en verhalen ontdaan van stof die er in de loop van de kerkelijke traditie overheen was gelegd. Vaak hadden kerkelijke stromingen de bijbel laten buikspreken om hun eigen gelijk te halen. B.v. ter verdediging van de apartheid, de slavenhandel, de knellende seksuele moraal en de ondergeschikte positie van de vrouw. In de IKON-serie liet men de bijbel zijn eigen verhaal vertellen, ingebed in de tijd en de kennis van toen. Het won daarmee aan zeggingskracht. Begrijpelijk dat niet iedereen daar even blij mee was. Als je leest hoe bijbelschrijvers dictatoriale machthebbers , op nog meer geld beluste rijkaards of pennenlikkende ambtenaren te kijk zet, kan die op weerstand rekenen. Ik zal nooit vergeten hoe Frans Breukelman – de inspirator van die tv.serie destijds – het tafereel op de Paasmorgen uitbeeldde . Soldaten, heen en weer stampend voor een afgesloten graf om de dode te bewaken. Eén beving van de aarde, één bliksemflits, en ze waren als doden ! Daarmee zal je je land moeten verdedigen ! Luther zei dan ook : Al onze macht is ijdelheid, wij gaan terstond verloren (Lied 898).(N.B. Ik ben opgevoed met de gereformeerde gezangen. Daarin heette het : geen aardse macht begeren wij, die gaat welras verloren.Toch een pikant verschil. Bij Luther is alle macht ijdelheid, bij de gereformeerden houden we er toch een deurtje voor open : we begeren hem niet, maar áls die ons toevalt zullen we hem benutten, al is het maar voor even, want ook wij zijn sterfelijk. Zo waren we óók wel weer.) Het mooiste aan de tv- serie vond ik hoe de taal van de bijbel tot in de puntjes werd gerespecteerd. Geen tittel of jota (de kleinste tekens uit de Hebreeuwse taal) ging er verloren en zó hoort het. Dat waren de taalwegen. De dwaalwegen staan voor mijn droomwereld. Afgelopen nacht was ik terug op het Ministerie (ook een halve eeuw geleden mijn werkterrein). Het bestond nu uit één grote zaal. Ik kende er niemand meer. Iemand vertrouwde me toe dat ik gezocht werd en dat ik er goed aan zou doen om te vluchten. Maar nergens een deur. Het beste is dan toch om wakker te worden. Soortgelijke dromen heb ik over kerken en preekstoelen en heel af en toe ren ik nog steeds als snotjochie door Parijs. Niets is dan verrukkelijker dan op te mogen staan, de kranten uit de bus te halen en door het huis de roep “koffie “ te laten schallen. Al levend en lezend, kijkend en rijdend , kokend en etend,en noem alles maar op , worden dan de ingrediënten aangedragen voor nieuwe dwaalwegen in de nacht.
Woensdag 19 april
Onze vriendin Helen attendeerde me, n.a.v. mijn nachtboek van vorige week, op de songtekst van een lied van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot. Het zou bij hen in de Paasdienst een rol spelen.Daar hoor ik nog meer van. Sinds Pasen lees ik het elke dag een paar keer. De engel is gekomen. Het is een vreemde dag met onbestemde kleuren. De wind is stil, de wereld wacht op wat er gaat gebeuren. Er komt een loper aan met vleugels aan zijn voeten. Hij schreeuwt maar is niet te verstaan. Wat zou hij van ons moeten? Zeg aan de hele stad en roep in alle oren: de doven zullen zien, de blinden zullen horen. Zet nu de maskers af, laat alle tranen stromen. De regen is voorbijgegaan, de engel is gekomen. Het heeft geen zin, mijn liefste, om je haren los te maken. Het heeft geen zin om lijf aan lijf van zinnen los te raken. Dus sluit je mond weer zacht en laat de kus niet toe. Een glimlach zal voldoende zijn, die worden wij nooit moe. Sta uit de doden op al wie zijn naam hoort noemen. De uitvaart gaat niet door vandaag, geen toespraken en geen bloemen. Geloof en hoop en liefde zijn niet langer verre dromen. Er breken andere tijden aan, de engel is gekomen. Zeg aan de hele stad en roep in alle oren: de doven zullen zien, de blinden zullen horen. Zet nu de maskers af, laat alle tranen stromen. De regen is voorbijgegaan, de engel is gekomen. De raven vliegen krassend op en vluchten in de bomen. De zon gaat in de hemel op, nog nooit zo hoog gekomen.
Donderdag 20 april
Voor me ligt een interiew met de Antwerpse psychiater Dirk de Wachter. “Wij lijken het lijden verleerd, staat erboven.Het past niet meer in onze “leukigheidscultuur “. Mensen verdragen de ongemakken van het leven niet meer. Echter : onze geliefde kan wegvallen, we worden ouder, of ziek en gaan dood. Al die dingen zijn des levens, ze overkomen je. Maar wij doen alsof we alles alleen kunnen en vanuit onszelf succesvol en fantastisch zijn. Lijden past niet in dat idee van maakbaarheid, dus doen we maar alsof het er niet is. Met het wegvallen van het religieuze systeem, zijn we een deel van onze zingeving, ons rituele denken en de plaats van het lijden kwijtgeraakt. De ultieme uitdaging is : zin. Het zal ergens een plaats moeten krijgen . De zin van het leven verschijnt in de ogen van de vragende medemens. De noodzaak van de medemens toont zich in het lijden, daarom is het misschien wel extra nodig in individualistische tijden. “ Tot zover enkele regels uit dit interview. Ik had nog een ander citaat van hem op mijn bureau liggen. Dat gaat over de “dikke ik “en luidt : de dikke ik is een bunker. Als het misgaat, verdriet hem overkomt of pijn, komen er kieren in die bunker, waardoor er licht van de ander binnenkomt. De filosoof Jean Paul Sartre zei : de hel is de ander, maar eigenlijk is de hel : gebrek aan de ander ! “ Op het moment dat ik dit schrijf, half drie in de nacht, zitten drie vrouwen bij hun broer/zwager te waken. Hij is de man over wie ik op 3 april schreef. Hij mag het niet redden. De kanker vreet door in zijn gezicht, met alle pijn vandien. Het overkomt hem terwijl hij nog zo snakte naar het leven. Goddank zijn er voor hem die drie vrouwen die tot aan de rand mét hem zullen gaan. Hij én zij zullen moeten loslaten. Dat is misschien wel het zwaarste wat een mens te doen heeft. PS Drie uur nadat ik het bovenstaande schreef heeft hij het leven moeten loslaten. Vrijdag 21 april Dag mijn lieve vader, Met blijdschap jouw liefdevolle brief gelezen. Wat is het mooi dat we elkaar op deze wijze nóg beter leren kennen. Schrijvend gaat dat makkelijker dan pratend, hoewel we dat samen ook goed kunnen. Gezellig samen met jou op de kerkbank in de Westduinkerk kan ik me zeker herinneren. Evenals de truc met de pepermuntjes, van drie naar twaalf stuks. En het schrijven, rekenen en tekenen achterin je gezangenboekje. Wat enig dat ik het van je heb gekregen. Bijzonder om terug te zien. De herinneringen waren er meteen. Ik weet ook nog dat er een zangeres kwam optreden in die kerk. Ze stond op de orgelgalerij, wij zaten daar recht tegenover. Volgens mij had ze alleen nog maar haar keel geschraapt toen ze ineens weg was. Flauwgevallen of zo. Spannend was dat. De val van mijn fiets in Elst was voor mij traumatisch. Ik proefde met mijn tong bloed en stukjes tand en zand. Voor die val poetste ik drie keer per dag geheel vrijwillig en met plezier mijn tanden. Het heeft even geduurd voordat ik daar weer zin in had. En óf ik gepest ben met die stifttanden. Niet op de lagere school in Elst en de middelbare school in Arnhem, maar op de middelbare school in Hessisch Oldendorf (DL). De grootste pester was Dik Koetje. Nu denk ik dat hij zelf toch ook regelmatig de klos geweest moet zijn met zo’n naam. Hij geep iedere gelegenheid aan me te ‘pakken’. In de pauzes sloot ik me regelmatig op in de wc om rust te hebben. Ik heb geprobeerd hem uit te leggen hoe naar ik het vond dat hij me uitschold en heb hem gevraagd waarom hij het deed. Hij lachte me gewoon uit. Maar op een dag heb ik er een eind aan gemaakt. Tijdens de godsdienstles van aalmoezenier Jan Maes, die om de week op woensdag door jou of hem werd gegeven. Ik liep naar mijn plaats in de klas, toen Dik Koetje zijn been uitstak en ik languit viel. Toen knapte er iets in me en ben ik hem als een dolle stier (!) te lijf gegaan. Haren uit zijn hoofd getrokken, over zijn gezicht gekrabd, geschopt en geslagen. Jan Maes heeft me van hem af moeten trekken. Als ik het effect van deze actie vooraf had geweten, had ik het veel eerder gedaan. Nooit meer last gehad van die etterbak. Ruzies moet je uitpraten, geen geweld gebruiken, zo hield ik toch onze kinderen voor. Maar toen Bas in de zandbak bij de kleuterschool telkens met een schep werd geslagen, heeft Silvester hem het doeltreffende advies gegeven terug te meppen met een schep. Weerbaar zijn en zelfvertrouwen hebben werkt tegen pesters als Autan tegen muggen. Zelfstandig ben ik altijd geweest, zit denk ik ook in mijn genen. Ik zie het terug in dochter Kim en kleindochter Juul. Ik weet nog dat ik een plan had bedacht om uit Swifterbant, dat vreselijke, net uit de klei getrokken, gehucht te ontsnappen. Jij had me geleerd dat al het water uiteindelijk uitkomt in de zee. Het gele plastic baby bad heb ik in een sloot bij het hertenkamp te water gelaten en ik ben erin gestapt in de hoop in de buurt van Den Haag terecht te komen. Na een tijdje begreep ik dat dat niet ging lukken en heb ik het bad maar weer thuisgebracht. Waarschijnlijk leek het zo dat ik als zevenjarige best kon oppassen op Harold en Barbara. Een te grote verantwoordelijkheid misschien, maar we kregen als kinderen ook veel vrijheid en dat was heerlijk. Toen ik op mijn twaalfde zelf mocht bepalen hoe laat ik naar bed ging, lag ik er vaak nog vroeger in dan toen jullie mijn bedtijd bepaalden! In een van de knipsels die je voor mij hebt gekneesd, las ik het resultaat van een UNICEF-onderzoek naar het welbevinden van kinderen in de industrielanden: de Nederlandse kinderen zijn het gelukkigst. Ze mogen hun mening geven, worden het minst betutteld en genieten veel vrijheid. Zo zie je maar. Mijn vroege zelfstandigheid is handig van pas gekomen bij het jonge moederschap. Op foto’s van Kim en mij zie ik wel dat ik piepjong was, maar zo voelde ik me niet. Nooit bij nagedacht dat er grappen over je jonge opa-schap werden gemaakt door je collega’s. Liever jong opa, dan oud papa, begrijp ik. Ik was ‘al‘ 50, toen ik oma werd van Juul. Het was een bijzondere ervaring bij haar geboorte te zijn. Nu is ze vier en al een heel mensje. Pasgeleden vroeg ze: ‘Oma, mag ik iets in je oor luisteren’? ‘Ja, natuurlijk’, zei ik. ‘Jij bent al heel oud, hè!’ Wat moest ik inwendig lachen, zo enig. Over ruim een week krijgen we de sleutel van ons nieuwe huis. Dat wordt schilderen, lakken, schoonmaken, dozen inpakken en verhuizen. Mijn twintigste keer! Hoe vaak ben jij in je leven verhuisd en waar heb jij het fijnst gewoond? En waar vond je het helemaal niet fijn? Geen diepzinnige vragen, maar ik ben wel benieuwd naar je antwoorden. Liefs, Karin
Zondag 9 april 2017
Komt een vrouw bij de dokter. Lichtelijk doof aan haar linkeroor, maar ineens hoort ze daar helemaal niets meer. Dokter kijkt en haalt er met een pincet en een grote grijns een zetpil uit. Waarop de vrouw zegt : nu weet ik meteen waar ik mijn gehoorapparaatje heb gelaten. Waarop mijn dochter Barbara, aan wie ik die mop vertelde, me meteen haar achterwerk toekeert en roept : wat zeg je ? Een heer van 86, licht dementerend, komt op de poli voor onderzoek. De verpleegkundige wil zijn geboortedatum weten en vraagt heel diplomatiek : wanneer bent u jarig ? Hij noemt datum en jaar. Zij : in welk jaar ? Hij : elk jaar ! En Youp had in zijn column ook nog een leuke, zij het wat cynisch : als je goedkoop op vakantie wilt, boek twee weken Turkije . Dikke kans dat je er vier maanden bijkrijgt. Eén van mijn favoriete tv-programma’s is First date. Via een dating site wordt geregeld dat stellen elkaar voor ‘t eerst ontmoeten in een Londens restaurant. Onlangs was er een jongeman die zijn nervositeit wilde verbergen achter moppen. Hij had er tien voorbereid. Een mooie jonge meid meldde zich aan de balie voor de afspraak met hem. Mooi om te zien hoe ze elkaar met hun ogen opnamen en een stuntelig eerste gesprek begonnen. Er was een duidelijk verschil in achtergrond en opleiding. Telkens als er een stilte viel bracht de jongeman één van zijn moppen. Na afloop van het etentje wordt aan beiden gevraagd of ze elkaar nóg een keer willen ontmoeten. Dat bleek het geval, graag zelfs, ook van haar kant, alleen zou ze graag verschoond willen blijven van die achterlijke mopjes. De jongen keek blij verrast want hij werd dus ook zonder die flauwe kul leuk gevonden. In mijn jongensjaren kende ik een “oom” (geen echte maar ik moest hem zo aanspreken) die ook deze tic had. Je kon geen fatsoenlijk gesprek voeren of hij prikte het lek met uiterst slappe grapjes. Als hij de kamer binnenkwam hing er al een wolk van die zogenaamde vrolijkheid om hem heen. Hier ben ik en nu wordt het lachen ! Na een paar uur had ik dan een stijve bek van het geforceerd hinniken. En ik had niet het lef – zo waren wij als kinderen toen – om te zeggen doe ‘s normaal man ! Ik zag dit weekend een overlijdensbericht in de krant die door de gestorvene zélf was opgesteld, met een foto erbij. Daarop doet hij zichzelf keurig een servet voor(in de halsopening van zijn overhemd). Hij deelt mee dat hij zich van die tot die datum op aarde heeft ontwikkeld en dat die periode thans voorbij is. Indien de tijd er rijp voor is zal hij zijn ontwikkeling hier op aarde voortzetten. Ik vrees dat dit geen grap is maar moest er geweldig om lachen. Een moeilijk woord voor ontwikkeling is evolutie maar daar geloofde hij kennelijk niet in óf hij is in zijn ontwikkeling niet zover gekomen. Of spreek ik nu mezelf tegen want eerder had ik het over mezelf toch als hugenotenjongetje dat door Parijs rende ? En dan zou ik óók zijn teruggekomen om mijn ontwikkeling voort te zetten. Het blijft een interessant onderwerp om over te fantaseren . En wat grappen tussendoor houden het wat luchtig. Vandaar dat ik dáár maar mee begon.
Maandag 10 april
Op Youtube vond ik vanmiddag weer het 2e Klarinetconcert van Bernhard Henrik Crusell. Met name bij het Adagio daaruit houd ik het niet helemaal droog. Ik ben en blijf een romanticus. Het lukte me om via Bol.com er een cd van te bemachtigen. Heerlijk om straks anderen mee te verwennen. Ik zie uit naar de uitvoering van de Matthäuspassion door Reinbert de Leeuw, deze week op tv. Hij is een modern musicus , uiterst begaafd, en waagt zich pas nú, in de laatste fase van zijn leven, aan dit meest geliefde werk van Bach. Ik ben heel benieuwd naar de ontmoeting van die twee, Bach en de Leeuw. Dat zal voor mij het religieuze hoogtepunt zijn van deze tijd rond Pasen. Wat een verschil met vroegere tijden. Als schooljongen zat ik de eerste Passion uit in de Willemskerk in Den Haag. Vreselijke banken, ontstellend lange zit maar wél Anton van der Horst als dirigent, een fenomeen in die tijd. Vooral de aria’s vergden veel Geduld maar het Erbarme Dich was weer troost voor de ziel. Het slotkoor had een dubbele bodem : als we Liny, onze hulp in huis, boos wilden krijgen moesten we dat melodietje fluiten. Het is me nooit geopenbaard waaróm ze daar zo kwaad om werd. Maar nóg denk ik aan haar, als ik het hoor. Nadien ben ik nooit meer naar een live-uitvoering geweest. Radio, CD’s en TV maakten het me makkelijk om thuis te luisteren. En daar houd ik het bij. Ook de kerk ga ik voorbij deze week. Wat een verschil met vervlogen tijden ! Met name de laatste jaren in Soesterberg was deze week heel intensief. Vol met prachtige symboliek, liturgische bloemstukken, wegdragen van het licht op Goede Vrijdag, de nieuwe Paaskaars, mooie liederen en muziek. Ik zie in kerkbladen en plaatselijke krantjes de hoeveelheid diensten die er overal op het programma staan en bespeur bij mezelf geen enkel verlangen om ergens bij te zijn. Integendeel. Hoezeer ik ook de Jezusfiguur hoogacht, ik heb eigenlijk niks met die hele cultus om hem heen. Uiteraard niet met dat would-be gedoe rond the Passion maar ook niet met de toenemende stemmen in de kerk die Jezus voor het één het ál verklaren. Ben ik dan nog wel christelijk ? Want Jezus is toch de Christus enz. , je kent wel de hele riedel die haast uit een handboek lijkt weggelopen. Ik kan alleen maar zeggen dat ik iets met godsdienst heb, geboeid ben door de eeuwenoude zoektocht van de mens naar het Eeuwige en zichzelf en daarbij stuit op een lichtend hoogtepunt in de geschiedenis, n.l. Jezus van Nazareth, die de weg naar een messiaans rijk wees. Dat werd hem niet in dank afgenomen door religieuze en wereldlijke machten, wat Jezus zijn leven kostte. Dat herdenken we deze week. Tegelijk met al die miljoenen die net als hij slachtoffer werden én zijn van religieuze , politieke en economische terreur. Mijn “christelijk “ zijn zit in dat woordje “messiaans” (in oorsprong dezelfde betekenis) en niet in valse religie of moraliteit. En helemaal niet in etiketten die op allerlei organisaties of activiteiten geplakt worden.
Dinsdag 11 april
Dag lieve Karin. Het is 13 uur geleden dat je achter deze zelfde computer mijn belastingen deed. Met plezier volgde ik je snelle werkwijze en ondertussen leerde je me ook nog even hoe ik anderen (waaronder jou) kan laten delen in mooie muziek die ik op Youtube vind. Vanmiddag kreeg je al een klarinetconcert aan-gestipt. Ik vertelde je al dat jouw brief bij mij een heel speciaal beeld opriep. Jij, in een camelkleurig coatje, met capuchon, met je fietsje in de hand, op de hoek van de straat, wachtend tot ik uit kantoor thuiskwam. Het kan me nóg ontroeren ! Van die pepermuntjes als troost bij mijn weggaan ‘s morgens wist ik niet meer. Wél dat we af en toe samen in de middagdienst in de Westduinkerk zaten en ik van drie pepermuntjes door een wonderbare vermenigvuldiging er twaalf maakte. Daarmee kon je de catechismusdienst wel uitzitten. Je mocht dan achter in mijn gezangenboekje oefenen met letters schrijven. Ik heb het bundeltje voor me liggen en lees daarin : kerk, auto, paal, boek , Harlod (zoals jij de naam van je broer spelde) en Karin. Op de volgende bladzijde zie ik de vorderingen met woorden en getallen. Genetisch bepaald zijn ook je tekeningen, net zo abominabel als de mijne waren. Je schreef in je brief ook over je val met de fiets in Elst. Je was toen bijna 11 als ik me goed herinner. Apetrots en superzuinig op je mooie gebit. Plat voorover op straat en je voortanden afgebroken. Wat hadden we met je te doen. Gelukkig konden we snel terecht bij onze tandarts Maarten van Dijk in Dronten die je twee keurige stifttanden aanmat, zij het dat ze wat op je groei bemeten waren en dus wat groot. Ben je daar mee gepest eigenlijk ? Je vroeg aan het slot hoe het voor mij was om op mijn 42e al opa te worden en jou als moeder te zien. Voor mijn antwoord heb ik een aanloop nodig. Jij was al heel vroeg zeer zelfstandig. Met schaamrood herinner ik me dat we je dat zelf ook wel eens aandeden. In Swifterbant lieten we jullie drietjes, jij als oudste was net 7, heel af en toe alleen thuis, tot diep in de nacht. Ik herinner me nog levendig dat ik aan kwam rijden en in alle kamers volop licht zag branden en jullie gedrieën in de kamer. Voor mijn gemak maak ik er maar van dat je zei dat alles goed was gegaan maar eigenlijk hoor ik jullie drietjes huilen. In je puberteitsjaren ging je je eigen gang, van echt puberen heb ik eigenlijk niks gemerkt. Ook op het gebied van de liefde nam je snel initiatief.Je was er geloof ik nog vroeger bij dan ik. Met dit verschil : jij had de pil. Op je 17e haalde ik je thuis op om mee te gaan naar Beukbergen. Daar was een personeelsfeestje aan de gang met muziek die jou meer zou boeien dan mij. Daar ontmoette je jouw Silvester, die als dienstplichtig soldaat een jaar als hofmeester diende. En dat werd wat tussen jullie ! Heel bewust besloot je toen samen te gaan wonen en jong kinderen te willen. Daar hoefde je niet eens voor te bidden ; de verhoring stond bij wijze van spreken al op de stoep voordat je je binnenkamer inging. Op je 18e kreeg je Kim. Ik vond het prachtig. Zelf heb ik nooit een opa gekend en ik heb me eerlijk gezegd met alle kleinkinderen als opa onwennig gevoeld zolang ze klein waren. Ik gróéide in die rol toen ik met ze aan de praat kon. Tussen collega’s werden er natuurlijk veel grappen over gemaakt. Niets leuker dan om in gezelschap te vragen wat opa van ‘t een of ander vond. Ik hoop dat ze veel hebben opgestoken van mijn “wijze “ reacties. Daar waren leeftijdsgenoten bij die zelf nog vaders van babies waren of moesten worden. Reken erop dat ze met enige jaloezie hoorden hoe ik elke nacht ongestoord mocht slapen terwijl zij met pampers en flessen in de weer waren . Toen jullie gezinnetje voltooid was en je de kinderen met liefde en veel warmte had grootgebracht pakte je je eigen draad weer op. Je had je inmiddels door studie voldoende eigen gemaakt . Bovendien was en ben je een enorm sociaal mens. Ik weet niet meer of ik ooit heb gehoopt dat je dominee zou worden. Misschien, in een periode dat ik het zelf ook als hoogtepunt beleefde. Maar veel wezenlijker vind ik dat je van mensen houdt en voor een aantal heel veel betekent. Voor Silvester en je gezin , je kleinkinderen (je had ze lekker niet zo jong als ik !), familie en buren en in je werk. En wat je voor mij betekent ? Je weet het. Liefs, je vader, Bas. Woensdag 12 april Af en toe staat er bij onze warme bakker een enorme tankwagen . Grote slangen zijn dan uitgerold tot in de bakkerij. Hij brengt meel. Of daar meer dan één soort in zit weet ik niet maar de bakker bakt er wel veel van elkaar verschillende broden van. Mooi werk. Mijn bakkersgenen van moeders kant juichen als ze die weldaad zien. Maar omdat een mens niet alleen bij brood zal leven koos ik zelf voor ander meel. Vandaag had ik het gevoel dat die tankwagen bij mij langs kwam. In drie gedaanten. Via een artikel in Trouw over een boek van de Noord- Ierse filosoof en theoloog Peter Rollins. Het heet : Verslaafd aan God. Het zijn praktische vertellingen en voorbeelden in het anders gelovig zijn. Geloven in een God die geluk brengt is volgens hem afgoderij. En om voorbij de verslaafdheid aan een afgod te komen is Jezus niet de oplossing maar hij confronteert ons met het probleem van onze duisternis en onvervuldheid. Ik heb het artikel al drie keer gelezen en morgen krijg ik van Agnes zijn boek. Ik ga met hem verkennen hoe het bij mezelf zit. Een tweede artikel dat me oplaadde is uit de NRC van zaterdag en gaat over Eelco Runia. Het gaat over nostalgie. Dat is geen verlangen naar het verleden tóén geluk heel gewoon was, want dat was helemaal niet zo. Dat is juist het verwarrende aan dat begrip. Je moet het loskoppelen van de specifieke kenmerken van de tijd waarnaar je zegt terug te verlangen. Nostalgie is verlangen naar een tijd dat we nog een toekomst hadden. Toen geluk nog om de hoek leek te liggen. Alleen al deze zinnetjes zoemen al dagen door mijn hoofd en inspireren. Voeg daarbij de derde gedaante waaronder het bijtanken plaatsvond : muziek. Soms wil ik alleen maar orgel horen, dan weer piano, nu is het klarinet. Ik tel mijn zegeningen op Youtube : schitterende klarinetconcerten kun je erop beluisteren. Het zijn met name de Adagio’s die iets bij me teweegbrengen. Niet alleen is het smeerolie voor alle woorden en gedachten die bij me naar binnen willen.Het geeft ook ruimte van binnen. Vroeger hadden mensen een ziel. Als die in mij nog bestaat is daar de plek waar die muziek landt. Al met al genoeg “meel “ om eens te gaan denken aan een brood bakken. Over vier maanden mag ik weer een keer preken. Genoeg tijd om het deeg te laten rijzen.
Donderdag 13 april
Ik keek laat op de avond naar een indrukwekkende documentaire over de voorbereidingen van de musicus Reinbert de Leeuw op de Mattheus Passion. Ik zat met tranen in de ogen te kijken. Hoe deze man – net zo oud als ik trouwens – meent nú pas toe te zijn aan dit meesterwerk en zich verwondert over elke noot en elk woord. Hij oefende met orkestleden die dit stuk al 25 jaar spelen ( haast op de automaat) en liet hen volstrekt nieuwe elementen zien in deze compositie van Bach. Ze raakten allemaal geïnspireerd om het anders te doen. Hij liet verbanden zien tussen verschillende teksten en toonzettingen waar geen van hen ooit bij had stil gestaan. Ik moest voortdurend denken aan mijn leermeester Frans Breukelman. Wat gun ik hem deze uitvoering van de Mattheus- Passion (die vrijdagmiddag integraal wordt uitgezonden). Want zoals de Leeuw noot voor noot hiermee bezig was, zo minitieus las Breukelman dat evangelie . Voor hem was het één grote symfonie, waarin alles met alles samenhing. Woest kon hij worden als de bijbelvertalingen maar wat aan rotzooiden . Een zelfde woord, dat maar twee keer in het hele evangelie voorkomt, werd op die twee plekken verschillend vertaald. Allemaal om dat lieve evangelieverhaal begrijpelijk te maken en het maar zo dicht mogelijk bij de mensen te brengen. Maar het evangelie is helemaal niet lief en valt niet te begrijpen. Het is confronterend en radicaal. Dat moet je niet afzwakken met Telegraaftaal. Het is geen soapserie. Breng de mensen bij die tekst en zie : dan gebeurt er wat. Zo brengt de Leeuw zijn toehoorders bij de Mattheüs-Passion en die trekt op zijn beurt jou in het gigantische drama rond verraad, loochening,kruisiging en dood van Jezus. Het eindigt dan ook met : Wir setzen uns mit Tränen nieder. Wij dus. Ik zie uit naar de hele uitvoering op de middag van Goede Vrijdag.
Vrijdag 14 april
De muziekuitvoering trilt nog door mijn lijf. Nooit zo’n pakkende Mattheus-Passion gezien. Je werd er helemaal in getrokken. Het menselijke drama in een notendop. Want dat is het waarom het gaat. Mij viel vooral op hoe venijnig de toeschouwers eigenlijk waren. De zangers lieten dat vlijmscherp horen in het kruisigt hem en in de bespotting van Jezus. Je hoorde zelfs het hoongelach. Daarnaast waren er die haast verstilde koralen. Dirigent Reinbert de Leeuw leek de schitterende melodieën uit de lucht te halen en aan zijn muzikanten te geven. Een vriend van me zei vanmiddag dat de Mattheüs in mineur eindigt, in tegenstelling tot de Johannespassion. Ondanks allerlei verwijzingen in de Mattheüs naar een doorbraak op de Paasmorgen, heeft hij gelijk : wij knielen neer in tranen. Laat dat verdriet om die godvergeten pijn die mensen elkaar aandoen maar toe. Sta er maar bij stil, zoals de dirigent na de laatste tonen met een bezwerende houding de kerkruimte stil hield. Geen “bravo” of zo, of te snel handgeklap. Laat toeschouwers betrokkenen worden, zoals in het slotkoor. Ik kan het niet laten om nog iets over die rol van toeschouwer te schrijven. De Wereld Draait Door eindigde vanavond met twee jongens die leuk moesten doen. Dat is van deze tijd, het moet vooral leuk zijn. Let maar eens op hoeveel lachebekken je op een avondje tv ziet. Sommigen moeten zoveel lachen (meestal om hun eigen stupiditeit die ze grappig vinden) dat ze hun tanden ervoor hebben laten bleken tot van die engwitte tuinhekjes, die ze helaas nooit dicht hebben. De twee leuke jongens aan het slot van DWDD brachten een als persiflage bedoelde scetch over het lijdensverhaal. Zij stelden één van de pandaberen in Rhenen daarin centraal die zijn lijdensweg naar ons land had afgelegd . Ik zal de lezer de flauwe grofheden besparen ; ze waren van het kaliber : Onze Panda die in Rhenen zijt, uw…enz. Later op de avond zag ik heel kort hoe ook in het programma van meneer Tan “ontzettend leuk “ werd nagepraat over The Passion in Leeuwarden. Dat was echt lachen ! Voor mij is het onbegrijpelijk dat een fundamentalistisch clubje als de EO zo’n walgelijke vertoning promoot van het meest serieuze verhaal van de mensheid (n.l. over het lijden) . Ze vallen daarmee in hun eigen zwaard en geven de “leukerds” alle kans om er een fuifnummer van te maken, inclusief nazit. De lach én de traan, de humor dus , die er zeker in het boek Mattheüs zit, komt zeker niet aan het licht door banale, oppervlakkige onzin die tussen hagen van engwitte tanden de ether wordt ingesproeid. Zo, dat ben ik kwijt. Nu kan het stille zaterdag worden. En dan toch maar weer Pasen.
Maandag 3 april
Twee ervaringen van deze dag staan op mijn netvlies. Ik jaag ze door m’n hart en hersenen en dan via m’n vingers naar het toetsenbord. Ten eerste was er de nieuwe woning van dochter Barbara en haar gezin. Een enig huis wat zij en haar man zo ongeveer strippen en omtoveren tot een lichtpaleis dat in groot contrast staat tot hun oude huis zonder lucht en licht in vele opzichten. Ik leerde vroeger een psalmversje dat luidde : maar blij vooruitzicht dat mij streelt, ik zal ontwaakt uw lof ontvouwen (Ps 17, oude berijming). Nou : als zij straks in dit huis ontwaken, zal er meer dan lof ontvouwd worden. Een blij vooruitzicht ! De andere ervaring was van een heel andere orde. Ruim vijf jaar geleden ont-moette ik in het UMC een man die min of meer dezelfde operatie moest ondergaan als ik. Kanker in het mond- halsgebied. Voor hem was het niet de eerste keer en (naar later bleek) ook niet de laatste. We hebben sindsdien contact gehouden. Op weg naar mijn dochter in Willemstad ging ik meestal even bij hem aan. Zo ook vanmiddag. Het was niet alleen een goede ontmoeting maar voor mij vooral ook een intense confrontatie. Toen de kwaadaardigheid destijds bij mij geconstateerd werd zei de kaakchirurg : ‘t is mis , maar je overleeft het wel. Dat is ook gebeurd, wonderwel moet ik er bij zeggen want ik zag nu aan mijn lotgenoot hoe het heel anders had kunnen verlopen. Zijn ene wang is helemaal weggevreten, zijn ene oog zit dicht (hij heeft geen idee of hij er nog zicht in heeft) en opnieuw waren er slechte cellen in zijn gezicht geconstateerd. Niet meer te opereren . Een chemo-cocktail is het laatste redmiddel . Tegelijk willen de artsen hem een soort kunststof masker aanmeten (bestaande uit siliconen) om het weggevallen gedeelte van zijn gezicht te camoufleren. Hij liet daarbij op zijn smartphone foto’s van het gelaat zien van een medepatient, vóór en ná deze behandeling. Die foto’s brandden mijn netvlies binnen en zullen daar voorgoed ingegraveerd blijven. Voor hem is het de laatste boei waaraan hij zich vastklampt. Hij is pas 69 geworden en het leven is hem meer dan lief. Dit laatste deel ik met hem maar ik twijfel hard of ik de moed en de lef en de wil zou hebben gehad om déze weg te gaan. Tegelijk verstomt die twijfel als ik zijn hartstochtelijke hang naar het leven zie, die zelfs een ziekte , die hem uiterlijk aanvreet , hem niet kan ontnemen. Zó ziek zijn is niks voor ijdele en laffe mensen.
Dinsdag 4 april
Vanmiddag keek ik een poosje naar het vragenuurtje in de 2e Kamer. Een nieuw licht van de PVV mocht een vraag stellen over het geweld tegen homo’s. Hij las woord voor woord voor van een briefje maar was desondanks geregeld zijn tekst kwijt. De inhoud van zijn betoog kwam erop neer dat volgens hem de Islam het weer had gedaan enz. enz. Ik bespaar jullie de aloude riedel. De minister van dienst antwoordde heel correct. Daarop mocht de vragensteller reageren. Die las voor (!) dat hij het antwoord heel schokkend vond. Stond ook op z’n briefje. Dat had hij dus bij voorbaat al gevonden. Ook zijn 3e termijn beperkte zich tot voorlezen waarop de minister hem terecht toevoegde dat het zo jammer was dat betrokkene niet naar de antwoorden luisterde. Ik raakte toen in gedachten over het begrip luisteren, een schaars goed tegenwoordig. Het deed mij denken aan een ervaring in mijn jongensjaren. Ik werkte in een bakkerij. De baas was stokdoof. Tijdens de lunch – we hadden toen al acht uur werken achter de rug- kwam er iemand op bezoek die ik een autofilalist zou willen noemen. Iemand die zichzelf erg graag hoort praten (auto = zelf, filein = houden van, lalein = praten). Mijn baas had er echter alleen maar behoefte aan in alle rust zijn eigengebakken boterham te eten. Die pakte een pollepel , hing die in zijn oor en bood de schelp aan aan de spreker. Die was zo vervuld van zichzelf dat hij niet eens zag dat hij niet in een gehoorapparaat zat te kletsen maar in een pollepel. Dat héb je met autofilalisten, nét kippen die een ei moeten leggen. Die stroom woordjes moet eruit, tok tok tok. Op vergaderingen vond ik dat altijd een ramp. Helaas kan ik niet tekenen, tóch krabbelde ik vellen vol met poppetjes en streepjes als er zo’n woorden vloed over me heen daverde. Toppunt (voor mij) was dat ik op een gegeven moment een woord hoorde dat ik niet kende en niet begreep. Meestal kun je moeilijke woorden wel herleiden maar deze sloeg alles. Ik onderbrak meteen en vroeg wat dat woord betekende (helaas ben ik vergeten welk woord het was). Welnu, dat wist de spreker óók niet. Hij had het, net als die PVV-er vanmiddag , op een papiertje gezet en las maar wat voor. Dat gaf mij de vrijmoedigheid om mijn tekenwerk voort te zetten. Eerlijk gezegd overkwam me dit vroeger in de kerk ook vaak. Die gigantische woordenbrei van drie kwartier tot een uur gaf ons op de achterste bank van de galerij alle gelegenheid om heel andere dingen te doen, zoals nadere kennismaking met de geliefde of het leren hanteren van speelkaarten die buiten de kerk duivels prentenboek werden genoemd ! Waren de predikanten dan autofilalisten ? Vast niet allemaal en lang niet altijd maar ze hadden er wél last van. Ze waren immers niet voor niks dienaren van het Woord. En dan mag de evangelist Johannes duizendmaal zeggen dat het Woord vlees is geworden, het heeft velen er niet van weerhouden om daarover te preken met woordjes die vlees noch vis waren. En overal waar ik “ze “ schrijf moet ik ambtshalve aanschuiven en gewoon “we “ zeggen. Voor die gevallen, alsnog : sorry. Als de minister-president daarmee regelmatig wégkomt is dat deze burger ook wel toegestaan.
Woensdag 5 april
Ik droomde dat ik op mijn vroegere werkplek vormingscentrum “Beukbergen “ was. Het wemelde er van nazi’s in uniform die bezig waren in de kelder mensen te executeren die telkens in groepjes van drie werden aangevoerd. Ik zag ze die grote brede trap af komen en hoorde later hun gillen van doodsangst. Op zeker moment werd een groepje gevangenen een zaal binnengebracht en werd mij opgedragen me bij hen te voegen als getuige. Er was één grote kring van nazi-officieren die allemaal op Hitler leken. Bang als ik was keek ik tijdens het verhoor naar de punt van mijn schoenen. Toen het ineens angstig stilviel keek ik op en zag de twee Hitlerogen van de hoofdondervrager op mij gericht. Ik voelde een vreselijke huivering door m’n lijf trekken. Het leek alsof hij dwars door me heen keek. Ik wachtte op het schot. Goddank werd ik wakker. Hoe kom ik op zo’n droom ? De nieuwe VPRO-gids was in de bus gevallen. Voorop stond : Himmlers hersenen heten Heydrich. Het is de titel van een boek dat ik vorig jaar gelezen heb.Heel gedetailleerd beschrijft een jonge Franse auteur, in een mengeling van feit en en fictie, de geslaagde moord-aanslag op Heydrich, de wrede rechterhand van Himmler, in Praag (1942). Deze moord werd door de nazi’s gewroken met het meedogenloos doden van een ongekende hoeveelheid Tsechische burgers. Zelfs een heel dorp werd uitgemoord. Ook las ik gisteren in de krant dat de Russische dichter Jevtoesjenko is overleden. Hij schreef het wereldberoemde gedicht “Babi Yar “ (wat Sjostakovitsj inspireerde tot zijn Dertiende Symphonie ). Babi Yar staat voor een ravijn in de buurt van Kiev waar de Nazi’s, gesteund door Oekraiense fascisten, de Joodse bevolking van die stad één voor één hebben doodgeschoten, 33000 in 36 uur. In dat gedicht klaagt Jevtoesjenko de regeringen aan dat er nergens een gedenkteken staat. De overheid wilde het ravijn zelfs egaliseren en er een voetbalstadion aanleggen. Heydrich en Babi Yar bleven in mijn gedachten. Geactualiseerd door beelden van oorlogsgeweld en moordpartijen die wij allemaal dagelijks zien. En in mijn onderbewustzijn mengt zich dat en vormt die angstige droom. Die mag dan bedrog zijn, voor mij in elk geval wel want ik ben een enorme geluksvogel die een leven lang in een bijna gespreid bedje mocht leven, voor anderen is het meer dan afschuwelijke realiteit. Die moordlustige ogen zijn overal.
Donderdag 6 april 2017
Vóór het slapen gaan lees ik momenteel het indrukwekkende boek “De duizeling wekkende jaren 1900 – 1914” van Philipp Blom. Eerlijk gezegd was die periode mij volstrekt onbekend. Ik heb er nooit bij stilgestaan hoe de wereld tóén al enorm in ontwikkeling was. En ik wist ook bijna niets van de enorme slachtingen die ook tóén al onder mensen werden aangericht. Zo las ik afgelopen nacht op blz.140 dat tussen 1894 en 1915 miljoenen Armeniërs zijn gedood door het Ottomaanse leger en zijn Koerdische handlangers. Dit schijn je in Turkije niet hardop te mogen zeggen ; nu al helemaal niet. Maar ook óns land kon er wat van. Ik citeer : Het Nederlandse leger voerde in 1904 een strafexpeditie uit tegen opstandelingen in Atjeh. Daarbij werden 2900 inwoners gedood, onder wie 1150 vrouwen. Tien jaar eerder had een jonge luitenant deelgenomen aan een andere strafexpeditie. In brieven aan zijn vrouw schrijft hij over zijn ervaringen : “Ik heb negen vrouwen en kinderen, die genade vroegen, op één hoop moeten zetten en ze zoo dood laten schieten. Het was onaangenaam werk, maar ‘t kon niet anders. De soldaten regen ze met genot aan hun bajonetten. ‘t Was een verschrikkelijk werk “ . De luitenant in kwestie, Hendrikus Colijn, zou later minister-president van Nederland worden. Ongeveer tweeduizend mensen werden neergeschoten of aan stukken gehakt tijdens de expeditie waaraan hij deelnaam. Tot zover het citaat. Ik ben toen opgehouden met lezen. In het duister van de nacht zag ik het portret van Colijn oplichten. Het hing in veel huizen van gereformeerde gezinnen aan de muur, ook bij ons thuis. Wist men van zijn verleden of werd dat geaccepteerd ? Ik vrees het laatste, gezien het feit dat het Nederlandse leger ná 1945 op herhaling ging in het Indië van toen en dezelfde misdaden pleegde. Dat opgeheven vingertje, dat ons land verontwaardigd en wel graag opsteekt naar allerlei moorddadige regiems, heeft ook zelf aan de trekker gezeten ! Met die gedachte sliep ik in. Dit zou wel eens een nacht met vreselijke dromen kunnen worden. Ik had het raam op een kiertje opengelaten vanwege de Noordenwind. En wat gebeurt ? De raamopening was net groot genoeg om mijn oude leermeester Wybe Zijlstra , twintig jaar geleden overleden, binnen te doen glippen en mijn dromenland. te veroveren. Hij leidde een kerkdienst in Soest en had na afloop aan de andere kant van dat dorp een ontvangst met koffie. Ik had niet de indruk dat hij me herkende en dat is goed. Ik mag dan zelf nog vaak aan hem denken en nog dagelijks profiteren van zijn grote betekenis voor mijn leven, hij zélf is in ruste , net als Colijn. Sympathiek van Wybe dat hij tegen Colijn heeft gezegd : blijf jij nou maar in je hemelbed liggen en laat mij die dromer maar even bezoeken. Daarbij laat ik dan maar even in het midden of er een hemel is en of Colijn daar is.
Vrijdag 7 april
Dag lieve vader, Enig om al zo snel reactie op mijn brief te krijgen. Je merkt, ik heb me aan de twee weken gehouden. Te druk om eerder te reageren. Het is om cynisch van te worden ja, alles wat er in landen over de hele wereld gebeurt. Treurig en moedeloos kun je er ook van worden. De beelden van de gifgasaanval in Syrië staan nog op mijn netvlies. Cowboy Trump reageerde al. Omdat hij zo begaan is met die arme mensen? Komt het dan nooit goed? Zullen macht en geld altijd de boventoon voeren? Ik vrees van wel, maar houd hoop. Inmiddels is de invoering van de zomertijd al weer twee weken geleden. Het begint langzaam-aan te wennen. Geeft niets hoor, dat je mijn afkeer daarvan niet hebt meegekregen. En dat je meer dingen van mij niet hebt gehoord, vind ik ook niet erg. Heel begrijpelijk dat je als je thuiskwam te volle oren had om alles aan te horen wat wij als kinderen vertelden. Bovendien: Ina was als moeder thuis, zij ‘deed’ ons en zo ging het eigenlijk bij de meeste kinderen in onze tijd. Vaders kostwinners, moeders thuis druk met huishouden en kinderen. Dus ik heb niets gemist, geen enkele pijnlijke herinnering aan jou als afwezige vader. Hoewel, dat klopt niet helemaal, al bedoel ik nu je lijfelijke afwezigheid: toen we in Den Haag woonden en jij bij de BVD werkte, vond ik het vreselijk als je ’s morgens wegging. Dat gevoel van missen herinner ik me nog goed en ging gepaard met tranen. Als troost brak je voor mij iedere ochtend een King pepermunt in vieren, knak, knak in je handpalm en al sabbelend op een van de stukjes zwaaide ik je dan nog nasnikkend van boven achter het raam na tot ik je niet meer kon zien. Feest als ik je aan het eind van de dag op mijn fiets tegemoet reed en jou op je fiets aan zag komen (ik moest er vorige week nog aan denken toen ik de Kolkrijst inreed en ineens mijn papa op zijn fiets inhaalde! Nog steeds dat blije gevoel van toen…). En ik herinner me goed dat je er was op de momenten die ertoe deden. Na mijn onfortuinlijke val van de fiets in Elst, die mij m’n voortanden kostte en een hersenschudding opleverde, moest ik een maand in het donker liggen. Na die maand was het bloesemtijd, zoals nu, en nam je me mee door de boomgaarden om al die pracht te laten zien en ruiken. Zo bewust heb ik daarvan genoten. En zo zijn er veel meer voorbeelden, waarover ik je al eens heb geschreven. Wel jammer voor jou dat je het gevoel hebt van ons vroeger veel gemist te hebben, want we waren leuke kinderen!! Gelukkig heb je een enorme inhaalslag gemaakt, en hoe oud we nu al zijn, we blijven je kinderen. Je hebt gelijk wat betreft mijn opmerking dat ik niet professioneel genoeg ben om mijn ervaringen in mijn werk thuis van me af te zetten. Om mijn werk goed te doen, moét ik wel zo betrokken zijn. Vaak denk ik aan jou, aan hoeveel ingrijpende en aangrijpende gebeurtenissen jij hebt meegemaakt in je werk. Naar huis rijden is al een manier om te verwerken, muziek luisteren, en de natuur is altijd troostend. Meteen thuis onder de douche helpt mij ook. Dan spoel ik mijn tranen weg. En hoe slecht ook, een sigaret doet eveneens goed. Van drank kan ik me voorstellen dat die alles verzacht en van een waasje voorziet, maar ik lust het nu eenmaal niet. En geloof me, ik heb alles geprobeerd. Mijn schoonvader kon het vanaf het begin dat ik bij Silvester thuiskwam niet laten stiekem door ieder sapje iets van alcohol te gieten, van jenever tot wodka. Dat ik bij de eerste slok al vies keek, kon hij zich niet voorstellen. Zijn lol was groot. Dromen vormen een soort afvoerputje, waardoor hoofd en hart niet verstoppen en er de volgende dag weer ruimte is voor nieuwe ervaringen. En het is inderdaad niet erg om het verdriet en de pijn die ik met mensen heb beleefd bij me te houden. Daarmee kom ik op het antwoord op jouw vraag: ja, ik heb zeker het gevoel dat ik groei aan mijn werk. De gesprekken die ik met mijn mensen heb, en soms ook met hun partners als ze er nog zijn, gaan over wezenlijke onderwerpen als leven en dood, ziekten, problemen met kinderen, pijnlijke herinneringen aan vroeger. Een eer is het om zo intiem met mensen op te trekken. Ik mag dichtbij komen, geniet hun volledige vertrouwen en het is fijn om te merken dat ik een beetje verschil kan maken. Dankbaar werk. Mijn zelfvertrouwen is gegroeid. En mijn geduld! Scherper zie ik waar het in het leven om gaat en wat echt belangrijk is. Ik maak me niet zo druk om zaken die het niet waard zijn. Je had vroeger vast niet gedacht dat ik dit werk zou gaan doen. Wel heb je ooit de stille hoop gehad dat ik ook dominee zou worden. Afgelopen week had ik een ontmoeting met een vrouw van mijn leeftijd. Ze is twee jaar in therapie geweest om de akelige gevolgen aan te pakken van gepest zijn op school en een vader die haar niet steunde, maar haar drilde en haar hele leven wilde regelen en bepalen. Altijd het gevoel te min te zijn en te kort te schieten. Ze noemde de therapie ‘een cadeau aan mezelf’. Tijdens het gesprek dacht ik onwillekeurig terug aan hoe anders jij als vader was. Je hebt het vast wel lastig gevonden dat mijn leven niet is verlopen zoals jij misschien had verwacht en ik op mijn achttiende al moeder werd. Nooit heb je me erom afgewezen, integendeel, je hebt me gesteund. Maar hoe was het voor jou om op je 42ste al opa te worden en mij als moeder te zien? Liefs, Karin
Zondag 26 maart
Toen ik ruim 40 jaar geleden in Hoogland kwam wonen werd onze woonplek nog omringd door polders. Tot groot genoegen van onszelf en onze honden.Inmiddels zijn we omringd door Zielhorst, Kattenbroek, Vathorst en Nieuwland. We hebben heel wat heipalen de drassige grond ingejast horen worden. Wat er nog rest van de polder ligt aan de Noordkant van de A 1, tussen Bunschoten en Nijkerk. Maar waar vrroeger kemphanen en grutto’s en ontelbare kieviten zaten is nu vooral veel groen gras. Heel erg groen zelfs, geen paardenbloempje te bekennen. De boeren spuiten het op tot een biljartlaken. Om de vogels te zien moet je in het drassige gebied tegen het Randmeer aan gaan kijken. Dat deden we vanmiddag. Honderden grutto’s verzamelden daar voor een verdere trek naar het Noorden ; je kon het zien : hun koffers waren nog niet uitgepakt. D.w.z. nog geen paartjes die zich terugtrokken op een eigen nest. Wel zagen we twee zwanenparen waarvan er één diep weggedoken op eieren zat. Na lang zoeken vonden we zelfs een weitje met lammetjes, verder was alles groen gras. Dat wordt straks kuilvoer voor koeien die we nergens in de weilanden zagen. Die zijn óf met 1250 euro subsidie geslacht óf ze staan op stal. Ik vind dat boerenbedrjf lang niet meer zo aardig als vroeger. Nadat we slingerend door al die nieuwe wijken thuis kwamen was er toch een (tropische) verrassing : de tjiftjaf was terug. Hij liet zich horen met zijn kenmerkend geluid. Zoalang ik hier woon komen hij en zijn voorouders elk voorjaar terug uit Midden-Afrika, in dezelfde boom, schuin achter ons huis. En even zo vaak ontroert me dat. Negen gram weegt dat beestje, heeft duizenden kilometers gevlogen op een eigen TomTom die hem precies naar dit plekje brengt. Volgende week komt z’n wederhelft, die kennelijk het liefst alleen reist. De vogelschare in onze tuin wordt op deze manier weer compleet. Merels, eksters, mussen, vinken , mezen , spreeuwen , kauwtjes, tortel- en houtduiven , rood-borstje en kramsvogel , zelfs twee raven en af en toe een meeuw hebben ons de winter doorgeholpen. Nu voegen zich daar de tjiftjaf , de groenling en zanglijster bij. Eén vogel moeten we helaas voortdurend verjagen : de reiger hoe mooi ook, als hij met zijn lepe ogen op de vijverrand staat. Hij heeft al vele visjes verschalkt, ging ze soms uitdagend opeten op de dakrand van de achterburen en keek dan zoals dat jochie in die Sterspot, die voor de ogen van een olifant een of andere reep naar binnenwerkt. Maar samen met de hond van de buren en enkele ongenode katten, die het op de vogeltjes (en muisjes, want die zijn ook aangeschoven) voorzien hebben, proberen we hem weg te houden van onze vijver. Daarin is het op dit moment een herrie van belang. Een stuk of vijftien bruine kikkers beleven daar al enkele dagen een gigantische orgie, meer een gangbang dan een triootje. Sommige vrouwtjes (altijd de onderste) torsen drie of vier mannetjes mee en alles brult. Het resultaat ligt in een hoek : een berg kikkerdril. Elk jaar breng ik zo’n twintig liter naar de sloot aan de andere kant van ons huis. Eind september komt er onder de garagedeur door wel eens een mini-kikkertje aanzakken, die maar één ding wil : naar de vijver. Ik vraag me dan af : is dat uit één zo’n drilletje ontstaan ? En zit het in de genen dat hij hier moet wezen, net als die tjiftjaf ? Is dit hun vorm van heimwee ?
Maandag 27 maart 2017
Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. Ik vond dat wel mooi klinken bij een begrafenis. Vooral als het wat pathetisch werd voorgedragen. Dan werd het haast een heilig moment. In mijn verbeelding zag ik zo’n door ziekte verwoest lichaam als fijnstof verwaaien op de wind. Bij de verstrooiing van de as wordt dat zelfs zichtbaar in beeld gebracht. Nadat miijn broer Juul in Canada was gecremeerd hebben zus Diny en haar man zijn as uitgestrooid boven de baai waaraan hij had gewoond. Ze namen een foto en daarop zie je de as neerdwarrelen op het water. Met wat fantasie kon ik in die stofwolk het portret van mijn broer zien. Stof tot stof. Laat ik nou in mijn krant lezen dat mens en aarde gemaakt zijn van “sterrenstof” dat miljarden geleden samenklonterde tot ons sterrenstelsel, de Melkweg, en daarin werd onze aarde gevormd en uit het stof van die aarde zijn wij genomen, zoals de Statenvertaling zo mooi verwoordde. Wij (= de moleculen waaruit we bestaan) zijn dus van hoge komaf ! Gij komt van alzo hoge, van alzo veer !, zingen we met Kerst. En dan gaat het over Jezus maar wij mogen zelf ook niet mopperen. Integendeel : we hebben een behoorlijke reis afgelegd om op deze aarde rond te kunnen stampen. In ons zijn kennelijk herinnneringen aan het oneindige opgeslagen. Maakt een “ster”- voetballer een goal dan zie je hem vervolgens devoot naar boven kijken. En als boven een graf de woorden klinken : stof tot stof, dan zie je ook vaak mensen hun blik verheffen. Voor ná de dood hebben we een hemel bedacht. De heilige Schrift mag dan wel zéggen dat we zullen terugkeren naar de aarde, maar daar denken veel mensen graag anders over. Wij vinden dat onze ziel, ons geestelijk dna, onze persoonlijkheid of hoe je het allemaal noemen wilt, eeuwig dóór kan. Gouden poorten, hemelse zalen en paradijselijke tuinen (en voor de ouwe bokken veel groene blaadjes). Wat je daar de godganse(!) dag tot in eeuwigheid moet doen blijft een raadsel. Zelfs aan het grote genieten komt ooit een end. Altijddurend jeu de boules en onafgebroken engelachtig glimlachen – zelfs naar groene blaadjes - gaat ook vervelen. Maar toch : een hemel. Niks op tegen natuurlijk, het hoort een beetje bij onze afkomst. Wie weet hebben onze molecuultjes ook wel heimwee naar de plek waar ze vandaan komen, net als dat bruine kikkertje van gisteren. Woensdag 29 maart Af en toe probeer ik wel eens wat op te ruimen maar ik kom nooit ver. Nadat ik vanmiddag de groene aanslag bij de voordeur met azijn had verwijderd en vervolgens 10 liter kikkerdril uit de vijver had gevist, ging ik aan tafel te zitten om uit te blazen. Ik stak een sigaret op – slecht maar lekker - en draaide me om naar de boekenkast , met in mijn achterhoofd het verzoek , dat ik per email ontving, om iets over mijn grootvader te vertellen. De kerk op Terschelling viert binnenkort haar 125-jarig bestaan en dan moet er ook iets over de voorgangers verteld worden. Grootvader was daar rond 1900 dominee ; hij is 1910 overleden. Ik heb dus nooit bij hem op schoot gezeten ! Wél heb ik over hem gelezen, in het dagboek van mijn omoe (zo werd mijn grootmoeder genoemd). Het moet ergens in die kast liggen. Ik dook in de meest rommelige stapel papieren, mappen en knipsels maar omoe was er niet. Wel Kuitert. Een stapeltje kritieken en loftuitingen op zijn boek over Jezus, verschenen in 1998. Maar ook een artikel uit begin november 1970, toen ik zelf mijn eindexamen theologie aflegde. Het artikel verslaat een vergadering van de Gereformeerde synode, waarop een rapport over de veronrusting in deze kerk werd besproken. Ik heb het met rooie oortjes zitten herlezen. Het geeft precies de sfeer weer die in deze kerk heerste toen ik predikant werd. Er waren heel duidelijk twee stromingen. De ene vertegenwoordigde de traditionele opvattingen die weinig ruimte liet voor nieuwe inzichten.Integendeel zelfs : er zou stelling genomen moeten worden tegen allerlei nieuwlichterij. Inzet van de discussie was hoe de bijbel gelezen werd. Was die gebonden aan de uitleg van gisteren ? Of – en dat was de andere stroming - moet de bijbel vrij functioneren op weg naar de toekomst (zoals professor Kuitert verdedigde). De hardheid waarmee de “nieuw-lichters “ be- en veroordeeld werden loog er niet om. Wat dat betreft is dit Wilders/Kuzu tijdperk niet nieuw. Maar in een kerk zou je het niet direct verwachten. Er was b.v. een dorpsdominee die glashard stelde dat Kuitert opnieuw zijn examen theologie zou moeten doen. Een ander noemde het puberaal en kroop zelf weg tussen de benen van de oude vaderen. Toen ik enkele maanden na deze synodevergadering predikant werd, kreeg ik meteen met die tweespalt te maken. Omdat ik op catechisatie een (voor die tijd) modern leerboekje (“In de kring”) gebruikte (o.a. door Kuitert geschreven) was ik ook meteen in één van de kampen ingedeeld. Soms werd ik er op huisbezoek verwoed op aangevallen. “”Die Kuipert “ schreeuwde een gepensioneerd onderwijzer me een keer toe en hij sloeg daarbij dermate hard met zijn vuist op tafel dat die uit elkaar barstte. De sprong van Abraham Kuiper naar Harry Kuitert maakte zijn meubel stuk. Als ik nu terugkijk op die tijd zie ik die tweespalt als een splinter in mijn ziel binnendringen. Ik wilde immers ook aardig gevonden worden en de mensen niet teveel voor het hoofd stoten. En dus ? Ik hield me in, zei niet alles wat ik dacht of geloofde (of niet meer geloofde). Heel eerlijk gezegd schaam ik me voor te grote woorden. Gelukkig zijn al die preken op 14.11.2011 , de dag dat onze hond Baron stierf, met het oud papier meegegaan. Die hoef ik niet meer op te ruimen, laat staan te herlezen. Ik mag die schaamte voorbij. Donderdag 30 maart Bij Jeroen Pauw zag ik een gesprek met de cabaretier Remco Veldhuis over zijn boekje (en theatervoorstelling) “Lang verhaal kort “ waarin hij de bijbel samenvat. Hij is zelf volledig buitenkerkeliijk opgevoed en kende de bijbel niet. Knap dat het hem lukte er doorheen te komen. Zijn samenvatting en interpretatie schijnen om te smullen te zijn. Altijd leuk om heel oude verhalen en gebruiken af te zetten tegen onze tijd. De heiligheidswetten uit Leviticus, met rigoreuze straffen voor overtreders, zijn immers van een hoog Isis-gehalte. En de god van het oude testament is niet vies van oorlogen en geweld. Zijn meest positieve ervaring deed Remco op bij het boek Spreuken. Dat je niet naar bed moet gaan met de vrouw van een ander want dat kost levens maar dat je beter naar de hoeren kunt gaan want dat kost alleen maar geld, vond hij een handige tip. En dat je beter op de hoek van een dak kunt wonen dan met een vrouw die altijd ruzie zoekt leek hem ook nog steeds een waarheid als een koe. Over Jezus was Remco ook te spreken. Vooral het moment dat de vrome elite een overspelige vrouw bij Jezus brengt en vraagt welke straf hij haar zou geven. Volgens de Joodse wet zou ze gestenigd moeten worden maar Jezus zegt : wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Er bleek zelfs iets van ontroering, ook bij de tafelgenoten in het gesprek bij Pauw. Ook toen Remco de ingrijpende ervaringen met zijn eigen vader inbracht. Die was met name in oorlogstijd door de “religie “ zwaar beschadigd en had deuken opgelopen waardoor hij enorm aan zichzelf twijfelde. Zó sterk, dat hij op zijn 70e verjaardag aan zijn kinderen vroeg of hij het wel goed had gedaan. De tafel van Pauw, vol praatgrage mannen, viel helemaal stil. Toch kan ik me voorstellen dat het hele gesprek een aantal mensen pijnlijk heeft geraakt. Datzelfde gevoel heb ik als ik mensen tekeer hoor gaan tegen de Koran. Heerlijk dat dit allemaal kan in ons land, die vrijheid van het woord is goud waard, maar spreken is toch ook kiezen van woorden ? Je hoeft toch niet alle woorden te gebruiken ? En een klein beetje kennis van zaken kan toch geen kwaad ? De porceleinkast van een ander hoeft toch niet kapot ? Dit zijn voor mij vragen. En het is ook een kwestie van smaak. Voorbeeld : als Remco het heeft over de 70 maagden die een zelfmoordterrorist in het vooruitzicht heeft (een vals idee uit de extremistische hoek van de Islam) vraagt hij zich af waar je die nog vandaan haalt. Hij komt dan uit bij de nonnen, die hun hele leven maagd bleven en dan na hun dood aan zo’n terrorist worden uitgeleverd. De goedkope lach van het publiek na deze opmerking kan de smakeloze onkunde niet verhullen. En dan bedoel ik méér dan de mix van islam en bijbelverhalen. Ook de vraag met wie de zonen van Adam en Eva zijn getrouwd is flauw. Aan een sprookje stel je toch ook niet de vraag hoe een wolf kan praten ? Ik wil geen oordeel uitspreken. Ik ben mezelf bewust dat ik ook wel eens een breekijzer hanteer als ik het over de bijbel heb, ook in mijn nachtboek. Heb ik daarmee mensen gekwetst dan zeg ik alsnog : sorry. Voortschrijdend inzicht, ietsje wijzer geworden of in een milde bui, het kan van alles wezen. Wijsheid vind ik het mooist. Als je die toelaat dan zal je slaap zoet zijn, zegt diezelfde Spreukendichter. En daar hoop ik dan maar op. Vrijdag 31 maart Een renpaard won in Dubai 10 miljoen dollars. Enkele dictators in Afrika, die zich presidenten noemen, bezitten er miljarden van als privé-vermogen. En in ons land (mogelijk ook elders) werd een actie gehouden tegen honger in dezelfde gebieden als waarin die graaiers wonen. Vreselijke beelden kregen we weer te zien. Een vriendin zei : ik voel me schuldig want ik ben er niet toe gekomen om mee te doen. Toen realiseerde ik me dat ik er zelf niet eens aan gedácht heb. Word ik rechtser , met een excuus aan “rechts “ , maar die terminologie is er nu eenmaal ingeslopen ? Denk ik inmiddels ook dat ze het in de eigen regio maar moeten uitzoeken, zoals we ook het vluchtelingen-vraagstuk denken te hebben “opgelost “ ? Verdwijnt al dat ingezamelde geld niet weer in de zakken van een enkeling ? Maken “ze “ hun eigen land en oogst niet kapot met oorlogen en stammenstrijd ? Geven “ze “ hun geld niet uit aan wapens om vervolgens hun hand op te houden voor de basisbehoeften ? Staan de hulpgoederen straks weer te rotten op de kades ? Moeten ze niet eens aan geboortebeperking gaan doen want de toename van hun aantallen rijst de pan uit ? Dit soort opmerkingen maakte me vroeger woest. Dat wij – zij denken, die betutteling, de onverschilligheid, al dat gebrek aan begrip en empathie. Hebben we als kolonialen die landen niet eerst leeggeroofd om ze vervolgens aan hun lot over te laten ? Zadelen we hen niet op met een enorme verpesting van het klimaat waardoor zij in steeds grotere droogte moeten leven ? En zo kon ik wel een poosje doorgaan. Maar nu ? Niks ! Ik herken mezelf niet. In de 60’er jaren van de vorige eeuw startte ik op ons ministerie nog een grote actie voor de slachtoffers van een hongersnood in India. In de jaren daarna heb ik vanaf de preekstoel met hartstocht acties aanbevolen en zelf deed ik er ook vanzelfsprekend aan mee. En nu zie en lees ik erover en dat was het dan .’k Beperk me tot wat kribbige opmerkingen bij de mensen die de ellende van anderen in de etalage zetten. Vóórdat ik daar nu weer allerlei venijnige dingen over ga schrijven, wil ik eerst in eigen herte kijken. Ga ik nu doen.
Zaterdag 18 maart
Een heerlijke dag om binnen te zitten, verwarming hoog, drie kranten op tafel, asbakje ernaast en lekker lezen en knippen. Veel terugblikken op de verkiezingen. Van wijs tot heel wijsneuzerig. Vind ik sowieso altijd irritant dat mensen het allemaal wel wisten, achteraf ! Als je mij kwaad wilt maken is dat met de opmerking : dat wist ik van tevoren, vooral als er iets falikant is misgelopen. Hoogmoedig en gemeen vind ik dat. Want je kunt hooguit iets verwachten maar weten doe je niks over wat er gaat gebeuren. En maar goed ook, je zou geen stap meer verzetten. Hoe vaak heb ik niet meegemaakt dat iemand ‘s morgens met plannen en al de dag instapt en ‘s avonds opgebaard ligt in de voorkamer. Of zwaargewond in een ziekenhuis. Of in grote angst zit over het lot van haar of zijn kind. De kranten staan vol met dergelijke berichten. Gek is dit, ik was helemaal niet van plan zo treurig te schrijven. Het weer mag dan droevig zijn, dat heeft meestal geen enkele invloed op mijn stemming. Ik was juist van plan eens te gaan mijmeren over collega’s in de zaterdagnacht. Zelf hoef ik niks meer en volgende week ook niet, net zomin als de weken daarna. Hoe anders was dat als ik zondags de preekstoel op moest, zoals er nu nog duizenden (en wereldwijd honderdduizenden) zijn. Ik liet het nooit op deze nacht naar de zondag toe aan komen maar ik ken er die juist die spanning nodig hadden. Een studievriend van me sloot zich zaterdagavond laat op in zijn studeerkamer en werkte de hele nacht door om rond 10 uur met een verhaal de kansel op te kunnen. De meesten zullen net als ik daar de vrijdag en zaterdag voor gebruikt hebben, plus mogelijk al voorstudie in de voorafgaande dagen. Maar dan nóg : die zaterdagnacht. Ik was alijd blij als de wekker ging om 7 uur (normaal sta ik om half 10 op), dan kon ik uit bed, alles nog eens nalezen en vroeg naar de kerk. Over buikpijn en zo zal ik het niet hebben maar die was er wel. Met de kennis en ervaring van nu krijg ik nog medelijden met de dominees in mijn jongensjaren. Ik woonde toen in den Haag en daar barstte het van de grote kerken. Alleen al de Gereformeerde Kerk in de wijken Oost en West bezat acht van die bakbeesten waar zo’n duizend kerkgangers in konden. Doorgaans redelijk bezet . Als er preektijgers voorgingen (ds Toornvliet, Okke Jager, Gabe van Duinen en ook mijn vader) dan moesten er stoelen bij. Maar er waren ook minder begaafde preekheren. Die hadden ook gewerkt aan hun verhaal en de zaterdagnacht doorstaan. Wat moet er in hen zijn omgegaan als ze voor rijen lege banken stonden ! Het vrome protestantse volk bleef namelijk massaal weg als de boodschapper hun niet zinde. Katholieken hebben daar minder last van omdat voor hen de liturgie en de eucharistie het belangrijkste zijn. Het lijkt wel alsof de priesters daar ook op rekenen want als ik zondags de preekjes in de eucharistievieringen op tv hoor is mijn protestantse hand ook snel geneigd om de knop “wegzappen “ in te drukken. Maar misschien oordeel ik te snel, daar heb ik wel eens meer last van. Immers, ook voor hen is er de zaterdagnacht . En de spanning dat je daar niet voor jezelf een verhaaltje staat te houden. Dat worden ze alleen al gewaar op het moment dat ze die prachtige kerkelijke gewaden aantrekken. Toga’s bij ons maar daar ga ik nu niks over zeggen. Ik heb hem immers uitgedaan. Zondag 19 maart. Vanmiddag viel ik, al zappend, in een tv-uitzending op Brava over Joseph Haydn. Een muziekprofessor vertelde dat klassieke muziek aanvankelijk vooral gecomponeerd werd voor vorstenhuizen en edellieden maar dat Haydn een brug sloeg naar een groter publiek. Hij deed dat dermate imposant dat die brug op zich al monumentaal was. Ik vond dat een prachtig beeld en bleef daarover nadenken tijdens het koken. Ik had een redelijk bewerkelijk recept maar ruimte genoeg in het hoofd om m’n gedachten te laten ronddwalen. Ik zag in mijn herinnering de Karlsbrücke in Praag. Die verbindt niet alleen de twee oevers van de Moldau maar is ook een monument op zich, gesierd met indruk-wekkende standbeelden. Doordenkend kwam ik toen uit bij de theologie zoals ik die beleefd heb. Ook daarin moest ik een brug over. Dat begon eind vijftiger jaren. Ik liep vast in heel oude, doodse gereformeerde theologie, vond haar zelfgenoegzaam, arrogant t.o.v. andere godsdienstige belevingen en behoorlijk tuttig eigenlijk. Heel voorzichtig lieten andere stemmen zich horen die me in elk geval moed gaven om in de zestiger jaren de oude theologie af te ronden . Maar mijn hart lag daar niet bij. Ik was inmiddels op de brug beland die leidde naar een andere oever. Hierbij gaat de vergelijking met Praag mank want daar is op de andere oever weer veel van hetzelfde. De brug die ik in mijn eigen denken overging leidde naar ruimte ! Ik heb er ook standbeelden op staan. Hooggeleerde ontdekkingsreizigers die ik uit hun boeken ken maar ook inspirerende mensen die ik in levende lijve mocht ontmoeten. Ik moet bekennen dat ik tientallen jaren op deze brug heb vertoefd. Ik vraag me zelfs af of ik er niet nóg op zit. Of ben ik , ook af en toe met behulp van dit nachtboek, aarzelend bezig de ruimte “aan de overkant “ te verkennen ? ’t Is dat het nacht is en heel stil, iedereen in de buurt slaapt en ik wil daar rekening mee houden. Maar anders zou ik nu de Schöpfung uit de kast trekken en het dansende lied van Adam en Eva door huis en buurt laten schallen. Daar kan ik zelf mateloos opgewekt van worden. Als dát geen Pasen is weet ik het ook niet meer. Doodsheid achterje laten en de wijde ruimte in, woestijn en oases, zoals ik vrijdag j.l. aan Karin schreef. De brug over (of door het water heen, zoals in het Exodus-verhaal) opent vergezichten voor een breed publiek, zeg maar gerust wereldwijd.
Maandag 20 maart
De kerk zou in het geweer moeten komen als de kernwaarden van het menselijk leven worden bedreigd. Gelukkig gebeurt dat op veel plekken op deze aarde. Waar vluchtelingen verzorgd , zieken verpleegd, gevangenen bezocht en kinderen onderwezen worden. Daartegenover zijn de paus en andere kerkleiders, synodes en curie angstvallig stil als het over wereld-problemen gaat. Dus áls een kerk zich een keer uitspreekt valt dat op. De rubriek “Goedemorgen “ in Trouw meldde vanmorgen dat het Luther-condoom niet goed valt bij de leiding van de Duitse Evangelische Kirche. Dat prikkelde mijn nieuwsgierigheid. Wat blijkt ? Jongere leden van deze kerk hebben duizenden condooms in luxe verpakking aangeboden aan leeftijd-genoten , met het opschrift : Hier stehe ich, ich kann nicht anders “, aanbevolen voor “hoeren en heiligen”. Ze willen hiermee aandacht trekken voor een website waarop de woorden van Luther worden toegelicht en hen zo confronteren met geloofsvragen. Leuk bedacht toch ? Dat vond niet iedereen. De actie zorgde voor de nodige opwinding. Op zich is daar niks mee als het om condoomgebruik gaat – het lijkt me een “conditio sine qua non “- maar dan heb ik buiten het opgeheven vingertje van een Duitse dominee gerekend. Zij zag in deze campagne iets van seksisme. Immers, de suggestie zou gewekt kunnen worden dat de man “niet anders kan “ en daarmee zou de vrouw op-nieuw in de slachtofferrol gedrukt worden. Arme jongelui, want zó hebben ze het natuurlijk nooit bedoeld. Mannen hebben nu eenmaal een “dubbel” lidmaatschap. Dat heeft de kerk in de uitvoering van macht al eeuwenlang ondervonden. Nu stáát er dan een nieuwe generatie op die hierin speels verandering wil aanbrengen, krijgen ze een koekje van het oude deeg. Waarom niet – zoals in Heel Holland Bakt – een nieuw recept uitgeprobeerd ? Door b.v. mee te denken met die jonge originele geesten. “Hier sta ik, maar ‘t kan óók anders” was best een leuk alternatief geweest. Of voor niet-leden : “Hier staat ie, maar ik kan anders ! “ Op die manier zou Luther ook nog een beetje hebben bijgedragen aan de seksuele hervorming. De dominee zou iets meer vertrouwen kunnen hebben in haar leden. Anders moeten die leden maar opstaan tegen deze vertrutting. Goedemorgen.
Dinsdag 21 maart
Na mijn geschrijf van gisteren en nog wat lezen over onze wereld begin vorige eeuw (toen de grote veranderingen o.a. op politiek en ethisch gebied begonnen) ben ik gaan slapen met nadenken over de vraag of ik de AD -krant zal aanhouden. Ik heb hem naast Trouw op proef en vind het boeiend om te vergelijken. Als er nu eens een leuke aanbieding van het AD komt zal ik het overwegen. Vanmorgen haal ik de kranten uit de bus en zie : een brief van het AD met een kostelijke aanbieding voor drie jaar. Vervolgens sla ik Trouw open en zie ! (nogmaals ; in bijbelverhaleen komt dat ook vaak voor. En zie ! Dan moeten wij als lezers goed opletten en het niet gladjes wegvertalen , zoals in die moderne Telegraafbijbels gebeurt !) , en zie ! een artikel onder de kop dat jonge gemeenteleden opstaan (mijn slotzin van gisteren). Is dit nu allemaal toeval ? Of conjuctie, zoals Jung het noemt ? Dat dingen op verbluffende manier samenvallen ? Ik heb het vaak ervaren. Zo herinner ik mij een tante op wie ik in mijn jongensjaren in den Haag erg gesteld was. Jaren had ik haar niet gezien toen ik op een baaldag in mijn eerste gemeente besloot op de bonnefooi naar haar toe te rijden, 120 km noordwaarts. Ik belde aan, zij deed open en viel haast van haar stuk. Ze trok me naar binnen en bracht me direct naar haar secretaire. Kijk maar, zei ze. Ze was net aan een brief begonnen : Lieve Bas, stond er. En dan te bedenken dat we elkaar nog nooit geschreven hadden. Je kunt het over iemand hebben, de telefoon gaat en daar is ie ! Ik sta me voor de spiegel te scheren en zie mijn vriend Piet (die op dat moment in het ziekenhuis in Apeldoorn lag). Meteen besloot ik mijn werk af te bellen en spoorslags naar naar hem toe te rijden. Hij lag op sterven. Ik racete naar zijn vrouw en spoorde haar aan zo snel mogelijk naar hem toe te gaan. Ze heeft hem nog even kunnen spreken en toen was hij dood. Zo zijn er meer momenten. Voor mij méér dan toeval, maar wat het wél is weet ik niet. Wonderlijk dat zo’n simpele gedachte over het al of niet aanhouden van het AD zo’n machinerie in je hoofd op gang brengt die allerlei beelden uit een ver verleden in het licht zet. Fascinerend ook. Ik was trouwens weer helemaal op aarde toen ik als reactie op mijn enthousiasme over het AD-aanbod kreeg : dan zit je er wel drie jaar aan vast ! Maar dat wilde ik nu juist. Het deed mij denken aan de alom tegenwoordige cynische oom die op een bruiloft zijn neef toefluistert : daar zit je nu verder je hele leven aan vast ! Maar dat willen ze juist, tot de dood hen scheidt ! Die dood hoeft trouwens niet eens het sterven op zich te zijn. Dood kan in een relatie op vele manieren binnendringen en dan is het over en uit. Je hóópt dat het (ge-)lukt tot de laatste snik. Nu eerst maar eens drie jaar verder met het AD !
Vrijdag 24 maart
Dag mijn lieve vader, Dank voor je prachtige brief. Ik ben er zeker niet bij in slaap gevallen! De spannende dagen met Bas zijn gelukkig voorbij, al zal zijn herstel veel tijd vergen.De zorg om je kinderen blijft, hoe groot en volwassen ze ook zijn. Heeft iemand jou dat ooit verteld toen we klein waren?! Liefde gaat gepaard met zorgen, daar ben ik wel achter. En zo zie ik het ook positief, want als je niemand hebt om van te houden en je zorgen om te maken, is het leven dan wel zo rijk? Een van mijn mensen (zoals ik ze zelf ook graag noem) heb ik samen met een zoon naar het verpleeghuis gebracht ja. Een hartverscheurende ervaring, inderdaad ook omdat haar man thuis achterbleef. Hun afscheid, zij onwetend: ‘Nou, lieverd, ik ben straks weer terug’, hij zich maar al te goed bewust, zal ik nooit vergeten. Zoon en ik hebben ons best gedaan het zo goed mogelijk te doen, maar aan de schrijnende werkelijkheid konden we niets veranderen. Al is dit mijn werk, ik ben niet professioneel genoeg om dit soort ervaringen thuis van me af te zetten. Tussendoor was ik druk met het voor elkaar krijgen van een hypotheek voor ons toekomstige huis. Geneuzel als je het afzet tegen alles wat er verder speelt, maar het moest wél gebeuren. En hoera, het is gelukt. Enig om je voorbeelden van je bijgeloof te lezen. Zo herkenbaar. En onschuldig. Altijd een schone hagelwitte zakdoek bij je, ik weet niet beter. Je bent er een aantal kwijtgeraakt aan mensen die troost nodig hadden. Af en toe vul ik je voorraad zakdoeken aan. 'Eerst een Vosje zien, dan kan de dag niet meer stuk', heb ik van je overgenomen. Gelukkig rijden er veel van die vrachtwagens rond! De andere vorm van bij-geloof die je noemt is bepaald niet onschuldig. Mensen worden daarmee klein en onder de knoet gehouden. Godzijdank heb ik, mede dankzij mijn opvoeding, geen last van dit bijgeloof. Hoewel ik als kind wel dacht dat Hij alles zag, zoals mijn meester op school zei. Vond ik een gênant idee als ik op de wc zat. Basisvertrouwen vind ik een mooi woord voor geloof. ' Het komt goed'. Het beeld van de woestijn dat staat voor een mensenleven spreekt mij ook aan. Het leven is niet alleen maar 'leuk', al lijkt het erop dat dat wel zo zou moeten zijn als je de vele oppervlakkige tv-programma's ziet. Ook Facebook schijnt vooral de zonnige kant van de mensenlevens te tonen, 'kijk eens hoe goed het met mij gaat'. Al mag ik daar geen oordeel over vellen, want ik houd mij verre van de 'sociale' media. Wij zijn geluksvogels in dit rijke, vrije land met welke identiteit dan ook! Het is mooi dat je jezelf als een bofkont beschouwt en ondanks het verlies van al die lieve mensen je dagen geniet. Dat het leven niet van het ene geluksmoment naar het andere gaat, is maar goed ook. Geluk is geen status quo. We zouden het niet eens meer waarderen, al dat geluk. En zelfs zorgelijke tijden kunnen waardevol zijn, als je de zorg en het verdriet kunt delen met wie je lief zijn. Troostend, elkaar steunend. Ik heb er warme herinneringen aan. Afgelopen maandag was de Internationale dag van het geluk (en zo is er iedere dag iets. Vandaag is het Wereldtuberculosedag én Nationale Pannenkoekdag; we komen dagen te kort!). Nederland staat op de zesde plaats. Dat zou je toch niet denken als je mensen hoort klagen over futiliteiten of naar De rijdende rechter kijkt.... Ik probeer iedere dag monter de dag te beginnen. Dat lukt meestal wel. Maar nu wil ik toch even klagen. Vanaf volgende week word ik op de proef gesteld. De klok een uur vooruit, een uur korter slapen en als vanaf maandag de wekker 's morgens gaat, heb ik het gevoel dat het nog midden in de nacht is. Duurt weken voordat ik eraan gewend ben. Stiekem verlang ik al naar de laatste zaterdag in oktober. Heerlijk een uurtje langer slapen en gezellig vroeg donker. Nog zeven maanden!
Fijn weekend, Liefs, Karin
Dag lieve dochter. Ik zag de politiek. Een boze Trump. Vond dat ie door de Democraten op z’n jongeheer was getrapt omdat zijn afbraak van de Obamacare niet doorging. Had er honderden miljoenen dollars aan willen verdienen. Zag ook politici uit ons land die verlekkerd babbelden over bijna 3 miljard begrotingsoverschot. Ons land heeft een staatsschuld van ruim 400 miljard. Als jij en ik een krappe maand hebben en ineens iets overhouden dan gaan we gladstrijken, of niet ? Zag ook pogingen om voor de hongerlijders in Afrika geld bij elkaar te sprokkelen. Was nogal een contrast, net als Marie Le Pen op schoot bij Poetin. Ze kreeg geen geld van deze tsaar of het moet onder de tafel gebeurd zijn. Ik werd steeds cynischer en dacht : daar ga ik niet over schrijven. Ik pak jouw brief die ik met plezier las en ga me daarop concentreren. Ik wist dat je een herfstliefhebster bent, ik deel dat met je, maar heb nooit geweten dat het ingaan van de zomertijd jou parten speelt. Misschien heb je me dat wel eens verteld maar dat heb ik niet op mijn harde schijfje opgeslagen. Ouders horen lang niet alles wat hun kinderen vertellen. Laat ik eerlijk zijn : dat geldt voor mij. Vooral vroeger waren mijn oren vaak te vol met alles wat anderen daarin hadden gestopt. Als ik dan thuiskwam en jullie begonnen met jullie verhalen dan pikte ik lang niet alles op.Ik heb het gevoel dat ik veel van jullie kinderjaren gemist heb. Eerst door werk én studie en vervolgens door een leven in een pastorie dat me helemaal opvrat. Met hulp van anderen kreeg ik daar later meer grip op maar toen waren jullie al uit huis. Dat brengt me bij je opmerking over jouw werk. Je vindt jezelf niet professioneel genoeg om de ingrijpende ervaringen in je werk thuis van je af te zetten. Van harte gefeliciteerd want dat kan ook niet . Ja, het “kán “ wel maar dan ben je niet jezelf. Dan zou je dat werk moeten doen op een of andere automatische piloot en hebben jouw mensen niet zo veel aan je. Een voorbeeld : de pijn die je ziet als je een vrouw, die aan dementie lijdt, bij haar man weg moet halen, iets waar zij niets van begrijpt, die pijn snijdt door je ziel. Ook al zit je daarna een poosje in je auto op weg naar huis, het zal niet lukken om de woorden en beelden op de achterbank te laten en je huis binnen te gaan (want dát is toch afzetten). Ik deel dit met je. ‘k Herinner me de ingrijpende gesprekken, de vreselijke ziekbedden, hartver-scheurende taferelen, en dan in de auto naar huis. Soms maakte ik een lus en liep even door het bos. Een gedeelte van m’n ervaringen kon ik delen maar nooit alles. Professioneel is dan dat je op je eigen manier gaat verwerken. Daar zijn geen modellen voor. Ik kan ook alleen maar voor mezelf praten. Ik was dan graag een poos alleen, luisterde muziek, las, keek het liefst naar de meest stomme soaps. Misschien had ik in mijn vak ook wel moeten bidden maar ik ben nooit zo’n bidder geweest. Wel , heel vroeger, een zeurkous maar daar heeft onze lieve Heer geen oren naar. Ik weet dat ik ook een periode heb gehad dat ik teveel dronk. Zogenaamd voor de gezelligheid (en dat was het soms ook) maar ik proef ook nog onvrede, verdriet, wanhoop, onvermogen, boosheid en nog zo wat. Wat wij bij het verwerken ook gemeen hebben is onze droom-wereld. We schrijven elkaar nogal eens over onze dromen. Daarin worden toch veel ervaringen niet “gedeleted” maar wél opnieuw gerangschikt, soms zelfs in groter verband gebracht. En last but not least : wat is er op tegen om verdriet of pijn, die je met anderen hebt beleefd, bij je te houden ? Als ik door Soesterberg rijd of in gedachten aan die tijd terugdenk, zie ik alles terug. Het is dan weliswaar op afstand maar door de herkenning heel dichtbij. Wat een eer eigenlijk dat jij en ik dat van zo nabij mochten en mogen beleven. Daar plukken we , zeker in de herfst , de vruchten van. Dat kan troosten in de hitte van de zomertijd. Daarom aan het slot de vraag aan jou : merk je dat je groeit aan je werk ?
Veel liefs, je vader , Bas.
Zondag 12 maart
In de jaren ’50 van de vorige eeuw ging de tijd veel langzamer. Volgens Gerard Reve in de jaren ’40 ook al want zijn Avonden dúúrden. Herinnering aan tijd begint mij pas vanaf mijn 13e, dus toen was het al 1951. Tot dan toe ging het ongemerkt. Ik had mijn vaste tijden van school, kerk, naar bed gaan en eten. De maaltijden werden bij ons ingeluid met een gong. De 1e gong, vijf minuten vóór aanvang, was bedoeld om je te laten stoppen met wat je aan het doen was en je handen te gaan wassen (hoewel we wél met bestek aten). De 2e gong betekende : aan tafel. Tijdbewust werd ik pas in mijn middelbare schooltijd. Zes of zeven lesuren en dan toch minstens vijf uur huiswerk, ik werd daar niet vrolijk van. Er leek geen eind te komen aan de dagen. Alleen de náchten vlogen voorbij. Ook op kantoor ging de klok veel langzamer. Wat heb ik vaak gesnakt naar de zoemer van vijf uur. Of die er echt was betwijfel ik zeer maar hij zal nog in mijn hoofd gezeten hebben van school. Toen ik als predikant begon kwam ik tijd tekort en dat maakte me heel nerveus. Niks doen leek ledigheid en daar hielden calvinisten niet van. Toen ik het voordeel van ledigheid had ontdekt ontstond er ook ruimte om gevuld, soms zelfs vervuld te raken. De mooiste invallen en ideëen ( ook voor een preek) kreeg ik tijdens een wandeling met mijn hond, niet achter een bureau of met mijn neus in een vroom boek. Dat moest ook natuurlijk en ik deed het graag, maar om mijn eigen woorden op papier te krijgen had ik ruime tijd voor ledigheid nodig. Voor mijn gevoel hield de geest daarvan. Mijn eigen geest ook trouwens. Bij het ouder worden merk ik wel dat de tijd steeds meer haast heeft. Ik krijg geen kans om me te vervelen. Vorige week zondag stond An van onze bridgetafel op met de woorden : volgende week neem ik paling mee ! Ik voelde het bokserkwijl al opkomen. Vanavond werd ik om acht uur wakker uit mijn hazenslaapje en daar stond An met de paling. Alsof ze naar haar auto was gelopen en op haar schreden teruggekeerd. Maar daar zat wel een week tussen ! (24/7 zeggen ze tegenwoordig in die verschrikkelijke tweettaal.) En zometeen trek ik mijn pyama weer aan met het idee dat ik hem net al aangetrokken héb ! Ons hondje Marquis heb ik 12 jaar geleden laten afmaken, ik beleef het nóg. Maar nóg eens 12 jaar en ik ben 90, als ik dat al zou halen. En dán wordt het ineens menens. Ik grijp nog wel eens naar Het groot citatenboek over God, geloof en kerk, dat ik uit de bibliotheek van broer Jan heb meegenomen. Als je daarin het begrip tijd opzoekt lees je allerlei spreuken die tijd tegenover eeuwigheid zetten. Soms klinkt het zelfs dreigend. Ik geloof niet dat het vergelijkbare grootheden zijn. Eeuwigheid is van een andere orde en voorzover die iets met óns te maken heeft slaat het op de kwaliteit van leven. Wij zijn hier voor een tijdje en hebben een tic van de eeuwigheid gekregen om iets van ons leven te maken. Wie nergens tijd voor heeft kan die eeuwigheid wel schudden. Dat ontdek je in ledigheid sneller dan in 24/7 gedoe.
Maandag 13 maart
Kleinzoon Bas ligt nog steeds in het UMC. Karin schreef over hem in haar brief van vrijdag j.l. Ik zou graag eens even bij hem binnen willen lopen maar hij heeft zijn tijd nog helemaal voor zichzelf nodig. Het herstel gaat niet zo vlug als gehoopt. Ik heb het zelf altijd een heel wonderlijke ervaring gevonden wanneer ik bij iemand op bezoek was geweest in het ziekenhuis, en ook toen ik er zelf in had gelegen, dat je buiten dat gebouw ook meteen in een heel andere wereld bent. Alles gaat daar gewoon door. Je kwam bij de meest zieke mensen vandaan en even later hoor je twee autobestuurders elkaar voor rotte vis uitschelden over een foute manoeuvre . Zo voelde ik vanavond het contrast tussen het ziekbed van Bas en de eindeloze uren geredekavel richting verkiezingen. De overeenkomst is trouwens dat ik beiden toejuich. Zonder die medische zorg was Bas er slechter aan toe. En zonder politiek zal het in onze samenleving niet gaan. Mooi om te zien hoe de mannen en vrouwen die daarin aan het stuur willen zitten elkaar de maat nemen. Ik kan uren naar ze kijken . In de kranten heb ik hun standpunten al leren kennen, op de radio zullen ze ook eindeloos te horen zijn, maar ik heb het bééld erbij nodig. Net als destijds bij Trump. Lichaamstaal zegt vaak meer dan woorden ; vrouwen rond Trump schijnen dat te kunnen beamen doordat ze merkten dat zijn taal handen had. Vanavond heb ik speciaal op de ogen gelet. Ik scherm dan weleens één oog af en later het andere ; dan ontdek je dat iemand twee heel verschillende ooguitdrukkingen kan hebben. Buma heeft één oog dat heel heel alert kijkt, het andere ziet vriendelijk. Wilders heeft één boos oog en het andere is nóg bozer, maar dat kan een momentopname zijn. Bij Rutte zie ik rechts en links geen verschil ; wél dat hij op z’n Wiegels graag recht in de camera kijkt. Ik ga er dinsdagavond nog wat scherper op letten. Dan zien we er acht met stuurman Pauw en stuurvrouw Jinek in actie. En woensdag is dan het feest van de democratie, althans zo beleef ik dat. Er komt bij ons taart op tafel, de avond is gevuld met voetbal en uitslagen en wordt besloten met een slotdebat. Mijn partij gaat vreselijk verliezen maar dat heeft die over zichzelf afgeroepen. Ver-drietig zal ik dus niet zijn. Wel heel benieuwd hoe er daarna een regering in elkaar gepolderd wordt. En bovenal hoop ik dat Bas zijn gezondheid herwint.
Dinsdag 14 maart
Wat een gedoe afgelopen nacht. Ik werd opnieuw benoemd tot luchtmacht-predikant in Duitsland maar dan wel op mijn huidige leeftijd. Ging op de fiets naar een site ( dat was een hooggelegen plek waarop afweerraket-installaties waren geïnstalleerd tegen een aanval uit het Oostblok) , die helemaal bevolkt was met honderden jonge mensen. Ik was een totaal vreemde. Mijn fiets raakte ik kwijt. Ik meldde me in een cafetaria bij de commandant en vroeg hem vervoer terug. Die kreeg ik maar ik had geen idee meer waar ik heen moest. Toen ben ik maar wakker geworden en kon de laatste dag voor de verkiezingen beginnen. Ik heb genoten van alle debatten. Had zelf het gevoel dat de betrokkenheid in elk geval de laatste jaren niet zó groot was als nu. Uioteraard kwwamen de “harde werkers “ van de VVD weer langs maar je merkte dat ze ook bij andere partijen zijn binnengeslopen. Ik vraag me dan af wie ze bedoelen. Zijn dat de verpleegkundigen en ziekenverzorgers ? De haven-arbeiders of politieagenten ? Dorpsdominees of truckchauffeurs ? Ik vermoed van niet maar wil wél als eerste aan hen denken. Mooi vond ik hoe Asscher , in het nauw gebracht door Wilders, terugsloeg met dezelfde redeneertechniek : herhaling van woorden in een steeds hoger tempo en op steeds luidere toon. Ze zullen geen van beide de kerken kennen van de Kees van der Staay aanhangers maar de voorgangers daarin kunnen dat ook. Zoals de lieve lezer weet bezondig ik mij er wel eens aan om via Internet naar zo’n dienst te luisteren. Ik raak nog steeds gefascineerd door die manier van (s)preken. Ik vrees dat ik het zelf ook zou kunnen maar het om twee redenen niet doe of deed . 1e. Ik ben er de man niet naar. 2e Ik vind het schandelijk om zó het heilig Woord te misbruiken. In de politiek vind ik het wat anders zolang er maar tegenspel is. Zodra dat ophoudt of zelfs niet bestaat is het je reinste demagogie. Zoals bij Erdogan vandaag. Hij sprak leugens tot het Turkse parlement en daar zat een zaal vol klapvee, 98 % was man , in bijna allemaal dezelfde pakken. Je wilt daar kennelijk niet opvallen ! Ik houd dan ook m’n hart vast voor die ene vrouw die ik zag in een rood mantelpakje. In ons land viel Kuzu (van Denk) niet op, was nergens te zien in de debatten.Ik begrijp dat. Voor zijn leugens zit hier geen klapvee in de zaal. Maar misschien zijn ze wel in het stemhokje. We zullen zien. Voor mijn partij vrees ik het ergste. Ik zag de morsige voorzitter en hoorde hem zeggen dat zijn partij opkwam voor de kraanwerker die boven in zijn kraan zat en moest pissen. Die moest het recht hebben om daarvoor naar beneden te gaan. Symbolischer kan ik het niet maken.
Woensdag 15 maart
Heel vreemd maar vanaf de tweede klas gymnasium zit deze datum in mijn hoofd als de dag waarop Julius Caesar werd vermoord, op de Iden van maart. Nu de verjaardag van lieve mensen maar die vierden het niet dus gingen we naar goede vrienden in de Betuwe. Zo heerlijk om het een paar uurtjes goed te hebben samen. Plus onderrweg een ooievaar op het nest en lammetjes in de wei. Toen waren we wel opgewassen tegen een avond verkiezingsuitslagen. Seegers kan dan tien keer beweren dat er met het hart gestemd is, voorlopig ging het vooral met potlood. Uit angst voor hackers, zeggen ze , maar men laat ons wel de bankzaken via de pc regelen. En dat terwijl Hollanders materiële zaken toch belangrijker vinden dan ideële. Erst das Fressen, dann die Moral heb ik geleerd. Niet dat dat goed is, maar zo is het nu eenmaal. Dus laten we niet zo huiverig zijn voor verkiezingen met behulp van of via de pc.Dan heb je de uitslag in een uurtje binnen. Nu gingen we van prognose naar voorlopige uitslag en terug. Dat heeft ook wel iets maar is toch onbevredigend. Het is nu bijna twee uur in de nacht, de tv staat beneden nog op standby want er is pas 40% geteld. Overal liggen nog ambtenaren in schoollakalen en gymzalen op de knieën met die gigantische papieren te worstelen, terwijl de belangrijkste politici al naar bed zijn en er nog aan hun zetelpoten wordt gezaagd. Het viel me weer op dat lijsttrekkers van christelijke huize graag over hun “boodschap “ spreken. Dat het zo fijn is dat de mensen hun christelijke boodschap verstaan. Waarom krijg ik dan altijd jeuk als ik dat hoor ? Is dat omdat ik het associeer met de grote of kleine boodschap uit de kindertijd, waarbij je met een vuurrode kop je boodschap de po in perste ? Of denk ik aan de grootgrutter die ik dagelijks vereer met een bezoekje om boodschappen te doen ? Of is het vanwege de pedanterie dat alleen christenen een woord voor de wereld hebben dat ze gemakshalve boodschap noemen ? Tijd om weer naar beneden te gaan .Kijken hoe lang ik het volhoud om zoveel mogelijk einduitslag te krijgen.
Donderdag 16 maart
In 1983 verscheen de film The Day After. Ging over de dag ná de nucleaire oorlog tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. De wereld is verwoest en er dolen nog wat verdwaalde zielen rond die elkaar niet helpen maar bedreigen. Wij vertoonden op vormingscentrum Beukbergen die film aan militairen. Om ze te laten zien wat de uiterste consequenties konden zijn van de krankzinnige wapenwedloop tussen Oost en West. Ik vond het een vreselijke en tegelijk goeie film. De uitdrukking Day After werd vandaag veel gebruikt. De dag ná de verkiezingen. Geen ramp natuurlijk maar wel rampzalig voor mijn partij. Ik had te doen met mijn partijgenoten – want zo schijnen we elkaar te noemen. Ik ben nog nooit op ook maar één vergadering geweest maar ben wel betalend lid en denk best mee ! - Zij hebben verantwoordelijkheid genomen in een moeilijke tijd. Deden dat alleen met verkeerde partners, althans in de ogen van veel van hun kiezers, die zich misleid voelden door Samson die eerst stoere taal tégen de VVD uitsloeg en na de verkiezingen bij hen op schoot ging zitten. Dat voelde als verraad en dat is duur terugbetaald, eerst met het gedwongen vertrek van Samson en vervolgens door afkeer van mijn partij. We gaan nu met de kleintjes verder. Ook wel eens leuk. Met het duo Baudet en Hiddema b.v. die met hun haast studentikoze opstelling in no time gefileerd zullen worden door geslepen politici. En de heer Kuzu die zó veel draait dat anderen er misselijk van worden. Gelukkig hebben we Kees vaan der Staay nog. Ik mag die man ondanks zijn ideeën over geloof en bijbel, die mijlen ver afstaan van de mijne. En last but not least : er is mevrouw Arib, de prima voorzitter van het parlement. Ze is wel van mijn kleine partij en haalt misschien straks niet de vereiste meerderheid om herkozen te worden. Of zouden ze het haar gunnen ? Omdat ze goed is. En als troost. Tot zover mijn politiek commentaar. Morgen ga ik me op mijn dochter focussen. Zij wacht op antwoord.
Vrijdag 17 maart.
Lieve Karin Wat een mooie brief schreef je. Inmiddels zijn we weer een week ouder en is er van alles gebeurd bij jullie. Bas jr. is gelukkig weer thuis, na toch nog enkele spannende dagen. En jij hebt één van jouw mensen (zoals ik ze graag noem) naar het verpleeghuis gebracht, losgescheurd van haar man. Dat zijn heel ingrij-pende ervaringen. We vonden het bijna drie jaar geleden al zo moeilijk om Willy achter te laten. Die was echter al jaren alleen en hoefden we niet los te maken van een partner. Nu bleef er een man achter die zo graag voor zijn vrouw was blijven zorgen maar zijn armen werden te kort. Ik deel je opvatting over dat zogenaamde voltooide leven. Objectief is niet vast te stellen wat voltooid is. En laat in godsnaam geen mens zich overbodig voelen ! Zeker de wetgever moet zich hiervan verre houden. Je eindigde met een vraag naar mijn bijgeloof . Ik ga daar een onderscheid in maken. Het bijgeloof zoals jij dat omschreef deel ik met je. Een mooi voorbeeld is Harry Vos. Iedereen die wat vaker op de weg zit kent die vrachtwagens wel met het opschrift : Vos Logistics. Ruim dertig jaar geleden was dat nog Harry Vos. Wij zagen ze op weg naar Zuid Frankrijk geregeld op de grote autowegen. En telkens als we er één passeerden hadden we het gevoel : nu kan de dag niet meer stuk. Het sloop er bij ons in als een soort sjabloon. Toen ik bij Brugge, op weg naar Ile de Ré, eens een verkeerde afslag nam kwamen we terecht op een enorme parkeerplaats voor vrachtwagens, wachtend op inscheping naar Engeland. Tientallen Harry Vossen stonden er, haast teveel van het goede, maar de vakantie kon niet meer kapot. Gisteren zag ik er nog één op weg naar Ede; ik ben er expres even achter blijven hangen ! Waanzinnig natuurlijk, maar ongevaarlijk ! Op weg naar Soesterberg passeerde ik vroeger 7 stoplichten. Als er minstens vijf op groen stonden mocht ik een goeie middag verwachten. Of, bij het naderen van een spoorwegovergang, : als de lichten nu op rood springen gaat er vanmiddag iets bijzonders gebeuren. Of, destijds, ’s nachts met de hond, als ik in minstens tien huizen nog licht zie branden, is het leven goed. Soms werkte dat nog om drie uur in de nacht ! Of : als ik in de komende 10 kilometer 10 Citroëns tel (ander merk is ook goed) kan de dag niet meer kapot. Tot slot hierover : van jongsaf aan verbeeld ik me dat ik altijd een schone zakdoek bij me moet hebben, dag en nacht. Het was een troost bij examens, een steun bij schrik en een geliefkoosd lapje onder mijn hoofd bij het slapen. Ik word wakker als hij is weggewoeld en doe zelfs het licht aan om hem terug te vinden. Het zou te gek zijn als ik beweer dat ik mij zonder zakdoek onzeker voel maar het lijkt er toch wel een beetje op. Het is niet zo dat ik aan al deze dingen “bovennatuurlijke “krachten toeken, zoals van Dale bijgeloof omschrijft. Althans, ik ben me dat niet bewust. Voor mij is het niet veel meer dan een gekke gewoonte. Superstitie noemden de Romeinen het en ergens in de oude papieren van de Gereformeerde Kerken komt het ook voor ; het zal je niet verbazen dat het daarin wordt afgekeurd omdat het geloof betekent in andere, vreemde goden. Daarmee ben ik meteen bij een vorm van bijgeloof waar ik veel kritischer tegenaan kijk. Dat is het geloof in wat mensen er allemaal hebben bij verzonnen. Moslimmannen die een hemels paradijs hebben bedacht waarin 70 maagden op hen wachten na een verschrikkelijke zelfmoordaanslag. Maar ook christenen konden en kunnen er wat van. Dat je met aflaten een soort toegangsbewijs kon kopen voor een 5-sterren verblijf in het hiernamaals. Dat braafheid hetzelfde is als rechtvaardigheid. Dat zwarte mensen, als afstammelingen van Cham, ge- en verdoemd zijn om de blanken te dienen en dat je ze daarom als slaven mocht verhandelen (Nederland is er ooit rijker van geworden !). Dat Jezus redt omdat hij de toorn van God gestild heeft met het offer van zijn leven. Dat het huwelijk door God is ingesteld. Dat de kerk de plaats van God is. Ik noem maar wat. Allemaal uitspraken waarvan ik zeg : en gij geleuft dat ? Ik merk bij mezelf dat ik steeds meer van al die bij-gelovige , zogeaamde zekerheden, ben kwijtgeraakt en op zoek kan naar de eigenlijke kern van mijn geloof. Nog liever noem ik het basisvertrouwen. Het mythische bijbelverhaal dat mij op dit moment het meest aanspreekt is dat van de uittocht uit Egypte. Het ooit geknechte volk Israël is onder het juk van de Farao uit, door de Schelfzee getrokken en staat dan aan de andere, veilige kant. Uiteraard vieren ze dan feest en dan komt het : vóór hen ligt woestijn. Daar moeten ze doorheen op weg naar Beloofd land. Die tocht gaat 40 jaar duren , d.w.z in die dagen : levenslang. Woestijn is dus de metafoor van het leven : rauw, hard, droog, heet, met de zon als koperen ploert overdag maar ’s nachts een oogverblindend firmament. En af en toe een oase. Wij willen graag elke dag een oase en doen alsof we recht hebben op een luilekkerland maar zo is het leven niet. Jij weet dat net zo goed als ik uit ervaring en we zien het bij anderen. Ik moet eerlijk bekennen dat ik die woestijn van anderen vaak veel erger vind . Zelf prijs ik mij gelukkig in dit land, in deze tijd te leven en ondanks het verlies van veel lieve mensen toch van dag tot dag te kunnen genieten van wat het leven geeft. Het Beloofde Land zullen we wel nooit bereiken (Mozes, de grote voortrekker van destijds, kwam er ook niet ) maar ervan dromen houdt ons wakker genoeg om te doen wat je hand vindt om te doen. De tocht door de woestijn is zwaar maar wordt lichter naarmate je er samen met anderen doorheen sjouwt, waarbij de een de ander tot steun kan zijn. Dit lijkt toch een beetje op een preekje. Als je er niet bij in slaap gevallen bent wil je mij (en de meelezers ) misschien wel vertellen of jij wat van deze motivatie herkent en of jij veel bij-geloof had.
Veel liefs, je vader, Bas.
Zaterdag 4 maart
En weer is er een goed mens gestorven. Vanmiddag luisterde ik via kerkomroep.nl naar de afscheidsdienst uit Leersum.Voor me lag het rouwbericht. En in gedachten zag ik zijn vriendelijk gezicht. 69 jaar pas. In mijn ogen dus jong. Prachtige woorden werden gesproken, zowel door familieleden als door de predikant. En gaandeweg de dienst werd met die woorden een precies beeld gevormd van de man die hij was. Geen heilige maar een mens met bijbehorende streken en vooral sterke karakterlijnen. En een geloof om jaloers op te zijn. Iemand droeg het indrukwekkende gedicht van Bonhoeffer voor, over afscheid nemen. Ik las het voor bij de crematie van zus Gonny. Voor wie het niet kent is hier de tekst : Afscheid nemen is met zachte vingers wat voorbij is dichtdoen en verpakken in goede gedachten der herinnering is verwijlen bij een brok leven en stilstaan op de pieken van pijn en vreugde Afscheid nemen is met dankbare handen weemoedig meedragen al wat waard is niet vergeten.... is moeizaam de draden losmaken en uit het spinrag der belevenissen loskomen en achterlaten en niet kunnen vergeten.....
Zondag 5 maart 2017
Vannacht heb ik het boek van Sonja Barend uitgelezen. Indrukwekkend en ontroerend. ”Je ziet mij nooit meer terug” is de titel. Het waren de laatste woorden die haar vader tegen haar moeder zei toen hij werd opgepakt in de oorlog. Sonja was toen 2 jaar en is tot na de oorlog ondergebracht bij haar grootouders. Haar moeder is vrij snel hertrouwd en kreeg twee jongetjes. Toen Sonja na de oorlog weer thuis kwam had ze dus ineens twee broertjes en een stiefvader. In dit boek verhaalt ze hoe zij haar leven lang bezig was met alle mogelijke vragen rondom haar vader die in Bergen/Belsen is omgebracht. Ik ga er echt niet meer van vertellen want het is een boek om zélf te lezen. Eén ding haal ik er wel uit. Ze beschrijft hoe het leven in Amsterdam en de rest van Nederland in de oorlog gewoon doorging terwijl overal de Joden uit het straatbeeld verdwenen. Kon het de andere mensen wat schelen ? Meer dan 150.000 Joodse medeburgers werden afgevoerd en vermoord. Een klein aantal overleefde en kwam na de bevrijding terug. Of had ondergedoken gezeten bij medeburgers die hun plicht verstonden en moed hadden. Ik moest, toen ik dit las, denken aan Juul Paats. Ik schreef over haar in mijn nachtboek van 5 april 2016. Ik denk erover om dat stukje naar Sonja op te sturen. Vooral om tussen teveel onverschilligheid ook de vastberaden blik te laten zien van een vrouw die zich tegen de nazi-wreedheid verzette. Maandag 6 maart Veel lijsttrekkers gezien deze dagen. Als je veel politiek kijkt, zoals ik, ken je ze natuurlijk al redelijk. Ook hun verhalen en vooral hun manier van debatteren. Zelden of nooit hoor je een eenvoudig ja of nee als antwoord op een vraag die gesteld wordt. Vaak hoor je helemaal geen antwoord maar een woordenbrei., waaruit je dan een beeldje kunt kneden van een man die het voortreffelijk gedaan heeft. Vanavond was dat haast pijnlijk. Groningers die nog naschokken van de bevingen die ze hebben doorstaan tegenover Mark Rutte. Laatstgenoemde begreep voor 1000 % hun ellende en zorg, zei hij. Als iemand 1000 % zegt klopt er al iets niet. Ik mag dan een “alpha “ wezen, ik weet wel (juist daardoor) dat het maximumgetal dat bij procent hoort honderd is (het Latijnse centum betekent honderd) . Alles wat je daarboven noemt is overmoed en arrogantie. Je kunt niet meer geven dan je hebt of bent. Als een sporter beweert dat hij er voor 200 % voor zal gaan, dondert hij óf uit de ringen óf hij gaat aan de drank. Rutte ging met zijn duizend procent de mist in en zag niets van de intense boosheid van die geschokte Groningers. Hoe kun je dan begrijpen ? Later zag ik Buma en Klaver in de arena van het Lagerhuis. Dat ging al wat meer over politiek maar zo’n debat loopt voor mij leeg als er van die rare plannetjes gelanceerd worden over dienstplicht voor jongeren of een verplicht Wilhelmus naast de schoolbanken. Ik heb jarenlang met dienstplichtigen gewerkt en ben nog steeds blij dat zij ons land niet hoefden te redden van welke vijand ook. Dat was niks geworden, net als in 1940. Verplicht ouderen verzorgen of tomaten plukken of de straat schoon houden, ik zie het niet. Waarom - als je dan iedereen aan het werk wilt hebben – er niet gewoon betaalde banen van maken ? Ach ja , het Wilhelmus. Houd dat gekke liedje met die mooie melodie nu gereserveerd voor speciale gelegenheden. Dan kunnen we lekker met de woorden haspelen omdat niemand die meer kent en er tóch een traan bij laten. We moeten niet die Amerikaanse toestanden krijgen van een hand op het hart en denken dat God en Amerika één zijn, want dat is niet zo. De Mensenzoon (en die is van God) komt er , als het aan Trump ligt, niet eens in. Hij verschijnt immers in de gedaante van de minste der mensen en die komt niet langs de douane.
Dinsdag 7 maart.
Mijn eerste eigen auto was een witte Kever. Een tweedehandsje, overgenomen van een buurjongen. Ik deed er vooral boodschappen mee toen we in de Flevopolder woonden en reed er mee naar Kampen als er weer een tentamen afgelegd moest worden. Hij was, net als ik, gevoelig voor vocht (!), had startproblemen (ken ik ook) en roestte (een proces wat bij mij nog lang op zich liet wachten). Voor een officiële nieuwe laklaag had ik geen geld dus nam ik zelf een kwast ter hand en verfde de Kever stralend wit. Als ik snel langs reed zag het er best aardig uit maar die rit duurde slechts één kilometer. De chauffeur van de streekbus zag mij niet van rechts aankomen. Mogelijk was hij door het wit verblind. Ik knalde tegen hem aan, auto total-loss (maar daar was niet zoveel voor nodig) en zelf had ik het contactsleuteltje in mijn rechter knie. Ik kon hem losrukken, werd door een buurman naar huis gebracht en was na twee weken weer helemaal de ouwe. Nooit last gehad van die knie tot…… En zo kom ik op dit verhaaltje : ik heb knakkende knieën. Staat natuurlijk helemaal los van die botsing. Bovendien heeft de linker knie zich solidair verklaard en knakken ze samen. Met name als ik opsta uit zithouding is dat een wonderlijk geluid. Het hoort bij de krakende wagens waarvoor wij ouderen wel versleten worden. Nieuwe knieën zouden een oplossing kunnen bieden maar die schuif ik ver voor me uit totdat ik er ooit misschien met een rollator achteraan moet. Mijn geest is er nog helemaal niet aan toe. Die heeft meer met kníkkende knieën. Die ken ik al veel langer al heb ik ze kennelijk behoorlijk verdrongen want ik moet diep graven om er iets van terug te vinden. Enkele momenten : Dat ik (50 jaar geleden) op het matje moest komen bij het Hoofd van Dienst vanwege en artikel in het personeelsblad. Ik moest toen meteen twee koffie meenemen en trilde tóén als nu, waardoor het twee schóteltjes koffie werden die ik meebracht. Het kandidaatsexamen theologie ; dat je een zaal met hoge lambriserngen binnen stapt waar 8 hoogleraren achter één grote tafel zitten , één en al wetenschap tegenover een bevend riet dat ook een paar boeken had bestudeerd. Het scheelt dat ik toen méér geloofde dan nu, mogelijk heeft dat me gered. Dat ik voor ’t eerst een preekstoel beklom; het was in Barchem. Er waren maar vijf treden maar de Domtoren was eenvoudiger. Begrafenissen van een kind, een jonge vader, twee mannen die zelf hun leven hadden beëindigd. Dan stond ik voor een stampvolle kerk en het enige wat ik niet wilde was : cliché’s gebruiken . Ik sta voor u in leegte en gemis, is dan het beste lied. Achteraf bezien waren die knikkende knieën zo gek nog niet. Je blijft er wat bescheiden bij en dat voorkomt dat je een hoge borst of grote bek opzet. Op de momenten dat ik tóch die neiging heb zijn het nu de knákkende knieën die me tot de orde roepen.
Donderdag 9 maart
Eén van mijn favoriete tv-programma’s is Keuringsdienst van Waarde. In die uitzendingen komen producten aan bod die wij eten. Van alles wat ons als consumenten aangeboden of voorgeschoteld wordt gaat onder het vergrootglas. Waar komt het vandaan, hoe wordt het bereid en met welke slogans wordt het verkocht. Zo herinner ik mij een uitzending over pakjes kippensoep. Slotcoclusie was ongeveer : je mag blij zijn als er een kip over de inhoud is heengevlogen. Dat was in het leger al een standaarduitdrukking wanneer er koppen kippenbouillon rondgingen. Vanavond ging het over rundercarpaccio. Dungesneden, puur en rauw vlees dat van origine van de ossenhaas gemaakt hoort te zijn. Vanwege de hoge prijs zul je dat enkel nog in sjieke restaurants aantreffen. Toch is het in de vakken van de supermarkten rijkelijk voorhanden. Soms zelfs twee weken houdbaar ! En dat voor rauw vlees. Bij een bezoek aan een bedrijf dat dit artikel produceert kwamen dus de kritische vragen én – dat moet ik toegeven - de eerlijke antwoorden. Wat mijn super verkoopt is hooguit van kogelbiefstukken gemaakt maar verbaas je er niet over als het van ingenieus bewerkte braadlappen in elkaar is gezet. Toen dacht ik : we zouden in kerk en theologie ook eens zo’n keuringsdienst moeten hebben. Niet bemenst door allerlei officials maar door zeer kritische vragen-stellers. Want er wordt wat afgesjoemeld en voor waarheid verkocht wat op z’n hoogst een aardig verzinsel is. Joods-christelijke wortels b.v. Als je doorvraagt komen de politici die daarmee te koop lopen niet verder dan het Paasei of Vrolijke Kerstdagen. De zondag als rustdag , 2e Paas-, Pinkster- of Kerstdag zijn niet de ossenhaasjes van de christelijke godsdienst maar de braadlappen van de tijd. Best lekker (die vrije dagen), mits goed bereid (die braadlappen) maar volstrekt losstaand van de bron waaruit het christendom put. Zo verbaast het mij ook dat de gristelijke ( expres even met die harde g !) partijen nu ineens claimen dé kennis in huis te hebben over “voltooid leven “. Een neoliberale partij als D’66 zou zich daar dan eigenlijk niet mee moeten bemoeien. Kom op. Als de oude vader Jakob klaar is met het zegenen van zijn zoons en twee kleinzonen trekt hij zijn benen op het bed en sterft. Niks fysio. Is daarmee de fysiotherapie in onze tijd overbodig ? Onzin natuurlijk net zo goed als dat dit voorbeeld onzinnig is. Maar dat komt nu eenmaal bij mij boven als ik kritisch kijk naar het productieproces van dat soort stellige overtuigingen. Dat is geen ossenhaas. Of om met de dienstplichtigen van vroeger te spreken : je mag blij zijn als er een kip over die bouillon heen heeft gevlogen. P.S. Carpaccio wordt in het Nederlands vaak vertaald met : dungesneden. Maar het is de naam van een Italiaanse schilder naar wie een gerecht is genoemd dat in 1952 in Venetië is bedacht voor een comtesse die niet tegen gekookt of gebakken vlees kon. Carpaccio schilderde veel rode vlakken met wit. En dus hoort dat gerecht er zó uit te zien : een dunne plak rood vlees van de ossenhaas met een wit sausje erop. En al die andere dingetjes dan, zoals ruccola, pijnboompitten en pesto ? Wel lekker misschien, zei de gerant van het Hilton, maar het hoort niet. Nederland is het land van “lekker “ , Italië van “smaak , zei hij. Daar kun je over twisten, vooral als je niet van pasta’s en tomaten houdt.
Vrijdag 10 maart
Dag mijn lieve vader, Heerlijk jouw brief te lezen. Ik heb nooit een windbuks in je studeerkamer gezocht (wat een prachtig verhaal was dat over jou en je broer Evert!, zie Nachtboek van 14.6.2016)). Wel spannendere boeken dan ik op de jeugdafdeling van de bibliotheek kon vinden. Ja, ik weet van het bestaan van het schandbriefje af met de domme opmerkingen over jouw werk. Al wist je zelf wel beter, de miskenning deed pijn. Je antwoord op mijn vraag verbaast me niet. Je lichaam is 78 jaar oud, dat ondervind je regelmatig. Mooi hoe je schrijft 'dat je je geest telkens moet opdelven uit allerlei aardlagen van je bestaan'. In jou huist nog steeds een ondeugende jongen, de glinstering in je blauwe ogen verraadt regelmatig zijn aanwezigheid. Je bent jong van geest, nieuws-gierig en geïnteresseerd in de laatste ontwikkelingen op veel gebieden. Maar ook wijs. En ik deel je mening dat 'grijs en wijs' geen vanzelfsprekende combinatie is. Genoeg bewijsmateriaal op televisie en op straat. Ik ken ook genoeg mensen veel jonger dan jij (of ik) die leven alsof ze al achter de geraniums zitten. Zonder enige belangstelling voor andere meningen en inzichten. Om van te gapen. Doodsaai. Bijzonder zijn je dromen waarin je als jongetje door Parijs rende. Een interessant onderwerp, vorige levens. Ik heb er jaren geleden tv-uitzendingen over gezien. Te frappante verhalen van mensen om ze als flauwekul af te doen. Ik weet nog dat je onze pasgeboren Tom bijna tweeëndertig jaar geleden in zijn blauwe ogen keek en zei:' Het lijkt alsof hij al een heel leven achter de rug heeft'. Je wekt gelukkig nog helemaal niet de indruk dat je leven voltooid is. Na de ingrijpende operatie van nu vijf jaar geleden heeft het een tijdje geduurd voordat je energie en levenslust terug waren, maar je hebt jezelf hervonden. Niet meer dezelfde, maar dat had een arts je voor de operatie al gezegd. Ik hoop óók dat je nog heel lang met veel plezier zult leven. Het vreselijke van ouder worden lijkt me dat je zo veel mensen verliest aan de dood. Steeds minder leeftijdgenoten om je heen. Een van 'mijn mensen' is een enige vrouw van 88. Origineel, humoristisch, intelligent en nog steeds gulzig naar nieuwe ontwikkelingen. Met mijn hulp kan ze nog op de laptop werken. Ze vergeet telkens in welke volgorde ze de stappen moet nemen om bijvoorbeeld te Googelen, maar geniet ervan als ze de hele wereld kan binnenhalen via dat scherm. Balletten, schilders, schrijvers, maar ook een neef in Nieuw-Zeeland heeft ze al gevonden. Ze is getrouwd (haar man is 91) en ze bespreekt met mij haar seksleven, maar ook de ruzies die ze met hem heeft. 'Ik denk dat ik wil scheiden, er zijn nog zo veel andere leuke mannen op de wereld'. Telkens als ik haar bezoek vertelt ze me dat ze weer achteruit is gegaan. Ze komt slecht op woorden en namen en vergeet na een halve zin al wat ze ook al weer wilde vertellen. Ik heb met haar de afspraak dat ik pas na haar verzoek in- of aanvul. Ze zegt steeds vaker 'help'..... Een euthanasieverklaring heeft ze niet. Volgens haar man wisselt haar mening erover dagelijks. Alleen Willy is in de ruim drie jaar dat ik dit werk doe overleden. Zij woonde toen al een tijdje in het verpleeghuis. Ik bezocht haar nog wel, soms met jou samen. Ze ging hard achteruit. Haar moeilijkste tijd was denk ik toen ze nog alleen in dat grote huis woonde. Thuiszorg kwam twee keer per dag, ik was er drie dagdelen per week en jij en Agnes zorgden twee dagen per week voor haar. Dan haalden jullie haar op, ze at met jullie en jullie brachten haar weer thuis. Zielig en moeilijk was het haar alleen achter te laten. Toen het echt niet meer kon, viel ze 'gelukkig' en kon de huisarts haar ervan overtuigen dat ze in een huis moest wonen waar goed voor haar gezorgd zou worden. Woensdagmiddag was ik bij een mevr. die volgende week naar een verpleeghuis gaat. Haar man wilde haar eigenlijk tot aan haar (of zijn) dood thuis laten wonen, maar is zo moe van al het zorgen. Op verzoek van hem en de kinderen ben ik erbij op de dag van de verhuizing. Een zware dag voor de familie, maar ik vind het ook lastig. Ruim drie jaar kwam ik wekelijks bij haar, zodat hij tijd voor zichzelf had. Ze is dan wel niet dood, maar missen zal ik haar. Ik heb geen pasklaar antwoord op je vraag of een mens zelf mag bepalen of zijn leven is voltooid. Heb er (mede dankzij jouw kneeswerk) veel over gelezen. Ik vind in ieder geval dat er zeer zorgvuldig met euthanasie moet worden omgesprongen. Het is een groot grijs gebied, waarin nu al veel mogelijk is. Als er meer wordt vastgelegd, ben ik bang dat we over een grens heen gaan. Dat mensen boven de 75 zich overbodig, te veel, gaan voelen als de dood verkrijgbaar zou zijn. Ze misschien wel voor het einde kiezen om niet lastig of duur te zijn. Vreselijk toch? Meer liefdevolle aandacht en zorg voor (eenzame) oudere mensen helpt hen misschien al om het leven toch de moeite waard te vinden. Het was een enerverende week, in de eerste plaats door de zorg om zoon Bas. Via zijn oksel zijn gisteren delen van twee ribben weggeknipt die tegen zijn halsader drukten en een slechte doorbloeding met veel pijn in zijn hele arm veroorzaakten (al anderhalf jaar lang klachten, pas onlangs is de oorzaak gevonden). Geen risicoloze operatie, maar gelukkig is het goed gegaan. Vanavond gaan we weer even bij hem op bezoek in het ons zo vertrouwde (!) UMC. Ik heb een kaars voor hem gebrand. Bijgeloof of niet, het gaf een goed gevoel. Bijgelovig ben ik trouwens in rare dingen…als het stoplicht bij mijn tellen op drie op groen springt, dan… En zo heb ik legio voorbeelden. En mocht het niet goed uitkomen, bedenk ik wel weer wat anders. Heel serieus neem ik mezelf trouwens niet. Volgens mij heb jij me deze (onschuldige?) afwijking doorgegeven? M.a.w.: ben jij bijgelovig? Een vrolijke vraag, vind je niet?
Veel liefs, Karin
Zaterdag 25 februari
Dag mijn lieve vader, Jouw herinneringen aan kladblokken, vulpen en inktpatronen brachten bij mij direct het beeld van jouw enorme bureau in Elst boven. Dat stond in de studeerkamer beneden, waar je kwam via een gangetje. Slim afgescheiden van de ongetwijfeld lawaaierige rest van het huis. Op je bureau de attributen die je beschreef en o.a. een Boeddhabeeldje, een presse papier en een inktdepper (zo’n wiebelgeval met vloeipapier). Ik vond het fijn om op je studeerkamer te zijn tussen al die spullen, boeken en papieren. Griffels, leien en sponzen heb ik niet meer meegemaakt. Ken ik alleen uit hele oude boeken (sorry papa). Wel het met potlood overtrekken van letters en woorden en schoonschrijven. Gewichtig werk vond ik dat, alsof ik vanaf toen deel mocht nemen aan de grote mensenwereld. Nog steeds schrijf ik graag met (vul)pen trouwens. Hoe jij je preken ook uitwerkte: op papier of op de pc, je was er al dagen van tevoren druk mee bezig. Zouden al die kerkgangers enig idee hebben gehad van het werk dat er aan het eindresultaat voorafging? Hoe je studeerde op de bijbeltekst (de voorgeschreven tekst van die zondag of soms, als je daar niets mee kon, een andere), die je zelf vertaalde uit het Hebreeuws of Grieks. Commentaren van andere theologen erbij pakte. De actualiteit bijhield, die nooit ontbrak in je verhaal. Je noemde het maken van een preek wel het bakken van een krentenbrood. Pas als alle ingrediënten er waren, kon je gaan kneden totdat het na het rijzen gebakken kon worden. Hard werken, maar ook met inspiratie. Zoals je van Toon Hermans graag aanhaalde: het klepje naar boven stond dan open. (Toevallig las ik in het boek ‘Hoe verliefd is de lezer?’ van Doeschka Meijsing, dat ik van Agnes en jou kreeg, dat zij het een ‘open hersenverhemelte’ noemde. Personages en hun daden, zinnetjes, dienden zich aan. Aan haar de taak dit alles in een boek te verwerken.) Bijzonder was het dat je je preek, nog warm, aan vijf vrouwen voorlegde of voorlas en open stond voor de meningen. Het was denk ik, naast het telkens opnieuw herlezen, (zelfs nog vlak voor de dienst) ook een manier voor jezelf om eigen te worden met je preek, zodat je op zondagmorgen al vertrouwde woorden kon spreken. Ik heb ervan genoten met Agnes en Silvester op ‘onze’ bank in de Vredekerk te zitten en naar jou te luisteren. Naar de uitleg van die aloude bijbelverhalen, die nog steeds actueel zijn. Op 26 september 2010 was het de laatste keer (al preek je nog steeds een paar keer per jaar, tot vreugde van velen en ook van mij!). Missen doe ik het niet meer en ik bespeur geen behoefte in mij om nog naar de kerk te gaan. Wat ik vooral heb overgehouden aan je preken en de gespreksgroepen is dat het erom gaat óm te zien naar de zwakkeren en als het even kan te leven naar de Tien Geboden. Nu genoemd ‘normen en waarden’, vaak gebruikt in deze verkiezingstijd. Dat is hard werken, maar ik doe mijn best. Ik eindig met een vraag aan jou: Afgelopen week hoorde ik van meerdere dementerende mensen bij wie ik kom, dat ze zich niet kunnen voorstellen al 88, 89 of 96 jaar te zijn. Alsof hun jaren zo ineens voorbij zijn gevlogen. Ik vraag me af hoe dat voor jou is. Pas 78 (en zeker niet dement!), maar toch al een respectabele leeftijd.
Liefs, Karin
Zondag 26 februari
De verleiding om op de heerlijke brief van Karin in te gaan is groot maar ik wacht toch echt tot zaterdag. Vandaag werd ons dorp overspoeld door de klanken van carnaval. We hebben hier de grootste optocht boven de grote rivieren, zeggen ze wel. Ik kan dat niet beoordelen. Ik stond peertjes te koken en te genieten van de geur van kaneelstokjes en wijn. En om het helemaal compleet te maken sudderden er sucadelapjes in een scheut wijn, gedrapeerd met wat laurierblaadjes.Ik wilde die geur niet loslaten en heb voor de 41e keer het carnaval ongezien door de straat achter ons huis laten trekken. Niet dat ik er iets op tégen heb, maar ik heb er ook niks méé.Bovendien had ik nog heel andere klanken in het hoofd die ik niet kwijt wilde. Van Helen en Jelmer hadden we plotseling kaartjes gekregen voor het Concertgebouw omdat zij zelf niet konden. Onverwacht zaten we dus zaterdagavond in een volle grote zaal en dronken de muziek in als zoals dorstige kamelen water innemen na een lange woestijntocht. Voor na de pauze stond de 3e symfonie van Brahms op het program. Ik moet eerlijk opbiechten nog nooit een hele symfonie van hem beluisterd te hebben. Ik had er cd’s van , maar dat geluid past niet in een huiskamer of op een koptelefoon. Het is te groot. Gisteravond zag en hoorde ik waarom : zo’n 80 muzikanten haalden alles uit hun instrumenten en dat is dan een heleboel. Machtig om te ervaren in die schitterende zaal. Vannacht zocht ik het meteen op via Youtube, met de beroemdste dirigenten, maar het deed me weinig. Gelukkig heb ik het nu kunnen zien én beleven. Door een kletsnat Amsterdam reden we terug. Ik heb niks met die stad, ook niet met Amsterdammers en Amsterdams trouwens. Ben echt een oud-stedeling die op een dorp woont en de daar heersende stilte graag vult met geluid dat ik zelf verkies. Met dank voor de mogelijkheid om af en toe in die schitterende muziektempel het echte werk te zien en te horen en daarna weer gauw de bewoonbare wereld in. Maandag 27 februari Bassie en Adriaan. Nooit gedacht dat ik nog eens over die figuren zou schrijven, want ik vond het vreselijk gemáákte mannetjes die zichzelf het leukst vonden. Maar nu doken hun namen op in de boekhouding van Ballast Nedam, een groot Nederlands bouwbedrijf, dacht ik, maar dat hangt er vanaf waar je grootheid aan afmeet. De naam van dit bedrijf heeft in elk geval een forse deuk opgelopen nu blijkt dat het steekpenningen of omkoopbedragen, of hoe dat werk allemaal heten mag, betaald heeft aan de koning van Saoedie Arabië en zijn familie. Die doen alles voor geld, dat is bekend, maar dat Ballast Nedam daaraan meedoet is nieuws. Deze maatschappij had groot belang bij een bouwproject waartoe dat vorstenhuis kennelijk de opdracht moest verstrekken. Dus koop je om, voor miljoenen ! En hoe zet je dat onopvallend in de boeken? Juist, door de koning Bassie te noemen en één van zijn trawanten Adriaan, of andersom maar dat maakt niet uit. ( N.B. Ik zal het niet hebben over de vriendschapsbanden van dat vorstenhuis met Oranje. Wel een tip : als die twee koninklijke families een keer samen Sinterklaas vieren weet ik wel een leuke DVD als surprise. Gaat over twee clowns.) . Opnieuw blijkt wat geld vermag. Ook de verkiezingsstrijd in ons landje leek er aanvankelijk door bepaald te gaan worden. Ze roeptoeterden allemaal om ‘t hardst over miljarden, alsof die ergens klaar lagen in de burelen van het ministerie van Financiën. Die moesten naar het leger en de politie, de ouderen en de zorg, het onderwijs en de huizenbouw . Gelukkig zijn we begenadigd met goeie journalisten die durven doorvragen. De laatste paar dagen bleek politiek om méér te gaan dan geld. Uiteraard kwamen de wormen en paarden weer opdraven, maar als je vroeg : welke, dan bleef het soms angstig stil. Niet discrimineren, zei Kuzu, maar die kreeg meteen lik op stuk : hij doet niet anders. Onze culturele waarden , bracht Jan Roos te berde, en die werd direcct geconfronteerd met zijn schaamteloze manier van interviewen, waarin hij vrouwen wijven noemde en een politicus uitmaakte voor homo. Of dat dan die culturele waarden waren ? Spannend vind ik het debat over vluchtelingen. Het is vooral de moeite waard om dan op het woordgebruik te letten. Het gaat namelijk voortdurend over migranten. Zelfs Asscher doet dat ; hij heeft het over migranten die hier kansarm zijn ; die moeten terug, terwijl ze juist hier kwamen omdat ze dáár, in hun thuisland, kansarm waren of levensgevaar liepen.. De Joods- Christelijke wortelboeren willen ook minimale toelating van….ja, nu stop ik even. Vroeger spraken we over vluchtelingen . Die politici van christelijke huize weten donders goed dat hun heilige boeken over vluchtelingen en vreemdelingen héél duidelijk zijn. Hun eigen lieve Heer was een vluchteling, net als Mozes (die van de 10 geboden). Het lijkt net alsof door het gebruik van het woord migranten die bijbelse noties niet meer gelden.
Dinsdag 28 februari
Tot vanmorgen genoten van twee vazen gemengde tulpen, helemaal uitgekomen , kleurrijk , zelfs toen ze “op ‘t laatst “ waren en wat verbleekten. Ik keek nog één keer tussen beide vazen door naar het tv-scherm en zag in samenvatting het politieke gedoe van de laatste dagen, in ons land maar ook wereldwijd. Wat prijs ik mij gelukkig in Nederland te wonen. Die bonte schakering van meningen, het enthousiasme maar ook de boosheid, tevredenheid en ongenoegen, alles heeft een stem en niemand wordt gespaard. De oude Krol zie je stotteren over aow, maar zegt wao en toont zich arbeidsongeschikt. Buma is tegen de wietteelt maar vergat dat aan een kompaan te zeggen die er mee bijverdiende. Wilders heeft nú al geen zin meer, twittert liever; doen kinderen ook veel. Jan Roos is klaarblijkelijk tegen alle vakmanschap. Een SGP-kiezer haalde de hel weer eens van stal en zijn lijsttrekker een koe. Asscher is voor schone handen maar had dat op de terugweg uit Groningen niet gedeeld met zijn vriend de commissaris in Drente. Zo maar wat impressies, heerlijk. Laat maar horen en we zien straks wel waar de mensen voor kiezen. Daarna het oerhollandse gebruik van onderhandelen. Niemand krijgt volledig zijn zin maar we polderen naar een mix van standpunten wat we dan beleid noemen en dan zien we wel hoe lang het houdbaar is. Vergelijk dat met die baas in Amerika, die twee woorden in zijn vaandel heeft : ik en mijn. Het wachten is op het moment dat hij tegen een muur loopt ; die hoeft hij niet eens te (laten) bouwen want dat doet die democratie daar zelf wel. Nog schokkender zijn de verhalen over landen waar de democratie machteloos is en de dictator dus gevaarlijk. Of dat nu de Filippijnen zijn of India, Rusland of een Afrikaans land , ik vind het beangstigend. Tegelijk ben ik trots op wat wij hier in ons kleine land aan het uitspoken zijn. En meneer Baudet ten spijt, noem ik dat volop democratie. In dit kleurrijke land woon ik heel erg graag.
Woensdag 1 maart
Ik was niet van plan iets te schrijven maar ik moet tóch iets verwoorden van deze dag anders blijft het ronddraaien in mijn hoofd. Vijf jaar geleden werd ik geopereerd in het mond- halsgebied vanwege kanker die daar was ontdekt. Dat was een zware ingreep die ik redelijk goed heb mogen overleven. Ik leerde toen medepatiënt Jan kennen met wie ik contact heb gehouden. Hij was er veel erger aan toe dan ik en is sinds de eeuwwisseling al vele malen geopereerd. Ook deze dagen zou dat weer gebeuren. Er zou een reconstructie van zijn gezicht plaats vinden. Vanmiddag zocht ik hem op in het ziekenhuis op de ook voor mij bekende afdeling. Ik heb zelden iemand ontmoet die zó optimistisch en zó levenslustig als hij. Ook nu straalde hij dat uit terwijl de ziekte hem in zijn gelaat vreselijk had toegetakeld. Zijn linkerwang was weg, vanaf het midden van zijn lippen. Je zag de tanden en kiezen. Zijn linkeroog zat helemaal dicht doordat de lymfklieren de vochthuishouding daar niet meer regelen. De reconstructie was uitgesteld omdat eerst de bacteriële woekering in zijn gezicht gestopt moest worden. En toch zat daar een hoopvol mens, met één pretoog en een grijns op zijn rechterwang. Nóg gelukkiger werd hij toen er familie op bezoek kwam met drie kleine kinderen. Twee schattige meisjes van 4, die zeer geïnteresseerd de wonden inspecteerden en een jochie van twee die meteen bij zijn bonpa op bed kroop, zonder enige angst of verlegenheid. Toen een verpleegkundige de sonde in de buik kwam vervangen kreeg ze amper ruimte om haar werk te doen omdat drie kinderkoppies dat zo goed mogelijk wilden zien. Jan genoot en trakteerde het drietal op reepjes chocolade. Ik herinner mij nu hoe ik vijf jaar geleden voor ’t eerst in de wachtkamer zat van het betreffende ziekenhuis. Toen ik om me heen keek zag ik lotgenoten die de operatie al achter de rug hadden en schrok me rot. Zou ik met zo’n gezicht verder moeten ? En zou ik dat willen ? Het vreemde is dat je die vragen verdringt, je ondergaat alles van dag tot dag en voor ik het me goed en wel realiseerde zat ik met 32 nietjes in m’n gezicht en een stuk uit m’n onderkaak. Nu, bij Jan, kwam die herinnering weer boven. Zó had het dus ook kunnen gaan. Hoewel ik allerminst een somber mens ben, kan ik me niet voorstellen dat ik het niveau van levenslust en optimisme van Jan had gehaald. Ook nu ik het opgeschreven heb vrees ik dat deze gedachte wel in mijn hoofd zal blíjven ronddraaien.
Vrijdag 3 maart
Je chatte vanavond dat je benieuwd was naar mijn antwoord op jouw brief van vorige week zaterdag. Dat antwoord krijg je nu in plaats van morgen en ik sluit daarmee het nachtboek van deze week af. Ik heb geen enkele herinnering aan jullie aanwezigheid in mijn studeerkamer in Elst. Misschien was je er wel als ik weg was. Dat heb ik zelf maar één keer gedurfd op de studeerkamer van mijn vader, toen hij in Zuid-Frankrijk zat . Dat was om de windbuks te zoeken (komt voor in mijn verhaal over de achterbuurvrouw die wij Bathseba noemden en die ik min of meer per ongeluk expres raakte). Leuk dat jij het fijn vond om op mijn studeerkamer te zijn en rond te neuzen. Je beschreef het alsof je in een bakkerij rondscharrelde. Je was daarmee meteen beter op de hoogte van mijn werk daar dan menig lid van de gemeente. Je weet dat ik een schandbriefje heb met opmerkingen die ik destijds over mijn werk heb opgevangen. Daar zaten ertussen van mensen die , om de beeldspraak aan te houden, nog nooit in een bakkerij waren geweest en meenden dat een brood niks mocht kosten ! Die 21 jaar in Soesterberg heb je niet veel diensten gemist. Dat was altijd een vertrouwd gezicht, jullie op rechts. Dat jullie nu überhaupt niet meer in een kerk zitten , daar mag ik geen oordeel over hebben. Ik zou het niet eens willen en zelfs niet kunnen want ik kom er zelf ook niet meer. Daar hebben we het nog wel eens over. De kern van het verhaal, bevrijd jezelf zijn en de ander liefhebben als jezelf, is gebleven. Tot op hoge leeftijd, want al 78. Lieve meid, ik kan me daar niks bij voorstellen. Ik vind andere mensen oud, al zijn ze soms pas 40 jaar. Zo oubollig en behoudend. “Ik zeg altijd “ is hun standaarduitdrukking (moet je ‘s opletten hoe vaak je dat hoort) en ik krijg dan meteen de kriebel. Zeg ‘s wat ánders, denk ik dan, misschien kan ik dan ook weer luisteren. Van der Staay koppelt in zijn SGP-advertentie wijs aan grijs. Was het maar waar. Moet je alle leuterpraat op tv horen als potentiële kiezers op straat geinterviewd worden. Wat een gezwam. Daartegenover hoor ik soms heel wijze uitspraken van jongeren. Eigenlijk heb ik geen idee hoe oud ik ben. Harry Mulisch ging uit van een absolute leeftijd ; die was bij hem 17. Heerlijk, want dan kun je af en toe ook lekker onvolwassen dingen zeggen. Bij mij kruipen allerlei leeftijden door lichaam , ziel en geest. Misschien voel ik me alleen (eventjes) 78 als ik het kraken van m’n knieën hoor en de stramheid van alle ledematen moet overwinnen. Maar mijn geest moet ik telkens opdelven uit allerlei aardlagen van mijn bestaan. Die is overal bezig. Ik denk dat mijn omvangrijke droomwereld daar de weerslag van is. Mijn ziel, mijn eigenlijke ik of hoe het allemaal heten mag telt geen jaren. Soms heb ik het idee, meestal aangereikt door dromen, dat die ziel er eerder is geweest. Jarenlang heb ik repeterend gedroomd dat ik als jochie door duistere sloppen van Parijs rende. Was dat het Hugenootje in mij van eind 17e eeuw, toen mijn voorouders naar Nederland vluchtten ? Ik zou nog heel lang willen leven. Ik heb nog helemaal geen voltooid gevoel, zoals dat tegenwoordig in de politiek heet. Maar dan wel met mensen die mij lief zijn (en lief voor mij, als het even kan). Hoe natuurlijk misschien ook, beroerd vind ik dat die kring steeds kleiner wordt. Daar heb je een punt waaraan ik merk 78 te zijn. Ik rekende pas eens uit hoeveel vrienden, familieleden, buren en gemeenteleden ik heb uitgezwaaid. Zelfs met een optelsom van mensen die ooit bij ons aan de bridgetafel hebben gezeten kwam ik al op 32. Dat zijn van die momenten dat ik me realiseer een enorme bofkont te zijn. Leven met mensen van wie ik houd en (niet het minste) met een kop die het nog goed doet. Jij weet uit ervaring in je werk met mensen die lijden aan dementie hoe het leven daardoor wordt aangetast en bedreigd. En de dood ? Ik moet er nog niet aan denken maar doe dat dus geregeld, ook door veel dood om ons heen. Gaan we het ook nog eens over hebben. Ik eindig met een vraag aan jou : jij wordt 55 dit jaar( Ik kan het haast niet geloven). Hoe ga jij om met verlies van mensen ? Hoe ervaar je hun sterven ? Schokt het je ? Zou je er vóór zijn als een doodswens gehonoreerd zou worden ? Ik beloof je de volgende keer wat vrolijke vragen te zullen stellen.
Veel liefs, je vader, Bas.
Zaterdag 18 februari
Dag lieve Karin, Wat een herinneringen bracht je bij me naar boven. Ik zag ze weer liggen : stapels blocnotes, twee vulpennen en pakjes inktpatronen. Overal vodjes met aantekeningen van invallen of vondsten die ik bij voorstudie had opgedolven. En dan op zaterdagmiddag – later op vrijdagavond – in één vloeiende vulpenbeweging maximaal 10 velletjes volschrijven. Dat was voor mij een belangrijk moment. Doeschka Meijsing heeft eens geantwoord op de vraag waarom ze schrijft : omdat ik verliefd ben op een hand met een vulpen erin die letters en woorden tovert. Ik had er altijd een groot plezier in om al schrijvend een preek te laten ontstaan. Koos Spee probeerde me jarenlang aan de pc te krijgen maar ik wilde dat ritueel van pen en blocnoot niet missen. In de 2e helft van de jaren ’90 was het zover. Noodgedwongen, want mijn handen begonnen te trillen. Toch mooi vanaf mijn 7e tot mijn 60e mee kunnen schrijven ! Het startte met griffel, lei en sponzendoos. Twee sponsjes, één aan elke kant. Eén gebruikte ik om een boon in te laten ontkiemen. Het stonk wel maar je had toch mooi je eigen kwekerij. Met het andere sponsje maakte ik m’n lei (ter grootte van een Ipad) schoon. Je moest dan wachten tot die helemaal droog was wilde je weer verder kunnen. De griffels had je in soorten en maten, dik en dun, met mooie papieren hulsjes. Wat we met die lei deden staat me niet meer bij. Ik vermoed vooral rekenen. Schrijven begon met overtrekken : eerst met potlood, later met een kroontjespen. In je schoolbank had je een eigen inktpotje, met schuifdeksel, die af en toe werd bijgevuld uit een grote inktfles van Talens. Op een bladzijde met verschillende woordjes werd een doorzichtig stukje papier gelegd, zodat je die woordjes kon zien. Die moest je dan overtrekken. In een volgende fase hadden we ook schoonschrift : je moest dan keurig tussen de lijntjes schrijven. Pas op de middelbare school deed de balpen zijn intrede en werd mijn handschrift voorgoed verpest. Leuk dat jij het ruim 40 jaar later nog mooi vond. Kun je nagaan hoe schoon het was op den school met den bijbel ! Het laatste woord brengt me terug bij m’n preken. De eerste vijf jaren in Soesterberg (’89 – ’94) rukte Aafje Vonno altijd de preek uit m’n linker- hand als ik bij de uitgang van de kerk rechtshandig van iedereen afscheid nam. Zij tikte hem uit voor enkele liefhebbers. Na haar vertrek nam jij dat over en toen ik eenmaal achter de pc zat verviel dit. Wat ervoor in de plaats kwam was voor mij goud waard. Jij zat in een soort vóórselectiegroep van vier vrouwen, later vijf toen ook Willy van Leerdam meedeed, die mijn preken op zaterdag lazen of hoorden. Jij behoedde me vooral voor literaire uitglijders en spel-fouten en gaf aan hoe het overkwam. Agnes en Marijke waren daarnaast ook nog kritisch op overdracht en woordgebruik (ik ken geen kanseltaal !), Wily wilde het graag vooraf horen omdat ze dan in de kerk makkelijker kon luisteren en Trees – de zus van Agnes, Benedictines in Oosterhout – schilde na mijn “Amen “ nogal eens een theologisch appeltje met me. Als iedereen groen licht had gegeven dúrfde ik. Het kopiëren van de preken liep daarna volledig uit de hand maar gaf toch een goed gevoel : allemaal niet voor niks gedaan. Die tijd is voorbij sinds september 2010. Het afkicken viel me niet altijd mee maar het is uiteindelijk gelukt. Ik mis het nu zelden, ga ook bijna niet meer naar de kerk en voel me toeschouwer op steeds grotere afstand, net alsof ik een vertrekkend schip op de Schelde nastaar. Vraag : hoe is dat nu bij jou ?
Veel liefs, je vader, Bas.
Zondag 19 februari.
Toen ik vanmorgen de tv aanzette viel ik met m’n neus in de (ranzige) boter. Daar was het programma Het Vermoeden aan de gang. Twee vrouwen in een oude 1e klas-coupé die door het land treinen. Daarbij wordt dan een soort diepteinterview afgenomen. Het komt mij altijd heel “gemaakt “ voor. De vragen gaan dan misschien nog wel maar zeker vanmorgen was de gesprekspartner een vreselijke kakelkip. De vragen hadden amper haar oor aangeraakt – van indalen in enige denkruimte kon volstrekt nog geen sprake zijn - of daar kwam een enorme lawine aan woordjes terug. Uit de mond van een vrouw die wetenschappelijk met ouderen bezig is. Dat moet in haar geval een bureaufunctie zijn, want déze oudere (ik dus) kon er geen touw aan vastknopen. Om mijn geduld niet te verliezen deed ik er een spelletje patience naast. Voordeel daarvan is dat ik niet afgeleid word doorde tv-beelden en alleen maar het geluid hoor. Dat maakte de woordenstroon niet minder, hij overstemde zelfs de cadansgeluiden van een rijdende trein. Tweede voordeel was dat alle patiencespelletjes uitkwamen. Vanavond laat deed zich iets soortgelijks voor. Ik schakelde naar Andries Knevel die weer een predikante had opgeduikeld. (Het zou best een herhaling geweest kunnen zijn want een klein jaar geleden had hij een soortgelijk – en misschien dus hetzelfde – gesprek) Deze vrouw was werkzaam in de Moerwijk in Den Haag en begaf zich vooral tussen de mensen van veel verschillende culturen. Daar was zij vanuit haar geloof en kerk behulpzaam, luisterend en geïnteresseerd aanwezig.Mooi toch ? Maar nee, steeds sterker werden de haast stekelige opmerkingen en vragen van de interviewer of zij dit als dóminee ( met de klemtoon op do !) wel moest doen. Ik haat de betweterigheid en respectloosheid van die man. En vooral ook zijn priemende vinger. Goddank kon ik een zetje hebben want begin van de avond was ik geweldig geïnspireerd door de trompettist Heuvelman ( kijk maar op Youtube). Hij speelde Monteverdi, in een eigen bewerking en gaf een prachtig interview aan Paul Witteman. Daarin vertelde hij hoe hij ondanks zijn handicap (zijn linkerarm is korter en hij mist een duim aan die hand ; dat is nog eens wat anders dan die overbodige vinger van Andries)) de zware weg heeft volbracht naar de top van de muziek en een zeer beroemd trompettist is geworden. Zijn muziek komt uit de stilte. Zoiets vertelde hij. Stilte is zijn grote vriend. Ook in het gesprek kon je af en toe een speld horen vallen. Dan zag je zijn ogen die óf stralend de zaal in keken óf naar binnen keerden. Dat miste ik in die uitzendingen die zich zogenaamd met zingeving bezighouden. Vorige week was ik in de Schaapskooi op de Ginkelse hei. Eenderde van de kudde had al vrolijke lammeren ter wereld gebracht. Maar wat een gemekker en geblaat. Toen ik dat begin jaren ’70 in Elst ook een keer had gehoord en gezien bij een schapenboer, vertelde ik daar ‘s zondags van in de kerk. En maakte toen de grap dat ik in het pastoraat (is herderschap toch ?) wel wat gemekker gewend was. Viel niet bij iedereen goed, ondanks mijn pleidooi daarna voor de stilte, hoe oorverdovend die ook kan zijn !
Maandag 20 februari
Vanwege de oorlog ’40 – ’45 was er met name in de laatste jaren geen school. Dat hield voor mij in dat ik pas op mijn 7e aan de Lagere School begon. In mijn brief aan Karin schreef ik erover. Dat bracht Marijke op het idee om haar eigen ervaringen eens op te schrijven Zij begon op twee katholieke scholen en zat daarna van haar 8e tot 12e jaar in een Jappenkamp, een vrouwenkamp op Sumatra. Met haar toestemming laat ik jullie meelezen : “ Je brief aan Karin is leuk om te lezen. Het riep ook bij mij herinneringen op. Hoe waren mijn vroege jaren, hoe leerde ik schrijven en rekenen. De kleuterschool bij de nonnen was vreselijk. Matjes vlechten kon ik niet . De non, die ons dit leerde, was wél aardig. Ze gaf mijn moeder ook naailes. Ik heb trouwens niet gemerkt dat moeder daar ooit iets mee gedaan heeft Ze had tenslotte veel personeel , dus vast ook wel een die kon naaien. Ik werd vrij snel van de kleuterschool afgehaald want ik had vreselijke heimwee naar thuis. Bij zuster Lucas in de eerste klas, ook een non, werd het een ware ramp. Een onmogelijk onaardig mens die de pest aan mij had ; waarom weet ik niet. Mogelijk keurde ze mijn Indisch uiterlijk af en had ze daarom een hekel aan mij. Al die nonnen in het onderwijs kwamen uit Nederland. De Rooms Katholieke scholen stonden aangemerkt als de beste scholen. Jongens en meisjes in gescheiden klassen en ook op de speelplaats hielden ze ons heel erg apart. De djongos bracht in de pauze melk met veel suiker . Ik probeerde hem altijd te ontlopen. Weet niet of hij dat lang heeft vol gehouden. Daarna werd ik overgeplaatst naar een gemengde school met Indische kinderen waar meneer Manot les gaf. Hij had een kleine tijd in een woninkje , dat aan ons huis vastzat, gelogeerd, waar vooral broer Evert maar ook ik hem behoorlijk plaagden met b.v. ijs in zijn stoel. Het verblijf op die school , waar we ook Hollandse liedjes leerden, was kort want de oorlog brak uit. We verhuisden naar Kaban Dhahe waar we met een schoolbus werden vervoerd. Die school werd wat later ons kamp . Op deze school leerde ik het schoonschrijven in een schrift met grote mooie schrijfletters d.m.v. overschrijven. Wij werden geinterneerd en kregen heel in het begin nog les. Ik weet van taal ontleden en het voltooid deelwoord en dat vond ik leuk. Dezelfde non, zuster Lucas, kreeg ik ook in het kamp en ze was nog éven onaardig. Zei dat ik altijd al dom was geweest. De Japanners verboden het onderwijs . Nog even heb ik, buiten, zittend in een kring, les gehad. We moesten opletten dat er geen Jap kwam.Tenslotte kwam het bevel alle boeken te verbranden. Ik heb meegeholpen aan de brandstapel en zag later dat moeder een bijbeltje had weten te sparen. Eigenlijk al die jaren dus geen onderwijs. Vraag me niet hoe het na de oorlog in Holland bij het pleeggezin in Oosterbeek ging. Ik bezocht daar een volksschooltje in een noodgebouw - de vorige was afgebrand in de oorlog - en ik kwam in de zesde klas. Oh ja in Medan na het kamp heb ik nog heel kort les gehad van een frater David , die ook met ons sportte. Ik vond dat heerlijk en kreeg een heel mooi rapport mee voor een school in Holland , maar dat was natuurlijk fake. Dat rapport heb ik nog. Nu ik het zo heb opgeschreven verbaast het me dat ik toch taalgevoelig ben geworden. “
Dinsdag 21 februari
Karin herinnerde me er vanmiddag aan dat ik 46 jaar geleden predikant werd. Ze zette er een prachtige bos tulpen bij. Ik had er nog niet aan gedacht. Komt ook omdat ik een huis-, tuin- en keukenleven leid. En nog met plezier ook. Boodschappen doen vind ik leuk, koken doe ik graag en het huis is voor mij een warme jas. TV kijken en spelletjes doen en vooral lezen en schrijven. Ik zou misschien meer moeten bewegen maar na b.v. het snoeien van de hortensia’s (die al lenteachtige lootjes vertonen) heb ik daar geen enkele behoefte aan. Vannacht las ik bij Barnard iets soortgelijks. Toen hij rond zijn negentigste moest revalideren drong de fysiotherapeut er bij hem op aan flink te oefenen maar hij had geen zin. Ten eerste omdat hij al driemaal was gevallen met de rollator en ten tweede omdat hij veel liever zat te schrijven en te lezen. Daarbij refereert hij dan aan de lees- en schrijflessen in de 1e klas Lagere School ; voor hem het belangrijkste, de basis. Alles wat erop volgde was meegenomen. Het hele gebouw van zijn ontwikkeling rustte daarop. Taal, daar draait alles om. Ik moest toen denken aan een uitspraak van Confucius die ooit gezegd schijnt te hebben dat oorlogen ontstaan door verkeerd gebruik van taal. Die uitspraak zou ik over alle verkiezingsretoriek heen willen plakken. Niet alleen omdat er sprake is van een enorme woordvervuiling maar ook omdat woorden simpel-weg misbruikt worden, kortom er wordt gelogen. Door Krol die ouderen paait met vergiftigde snoep, door Wilders die mensen wegzet onder het mom van orde en veiligheid, door van der Staay die met een olijke blik discrimineert, door Baudet die een semi-intellectuele baron uithangt en doet alsof dat de stem van het volk is. Klaarblijkelijk hoort liegen bij politiek want uit Groot Brittannië, de VS en Rusland kennen we ook veel recente voorbeelden. Moge Confucius niet altijd gelijk krijgen ! Voor mijzelf is taal een soort tweede adem. Ik weet nog goed dat ik na de ingrijpende operatie in mijn hals drie maanden niet kon lezen. Wél met de ogen maar niet met de geest. Totdat ik in Vlissingen op ons geliefde plekje op de boulevard voor het raam zat, mijmerde bij gaande en komende schepen en ineens een geweldige honger kreeg. Honger naar het woord ! In orthodoxe kring zou men halleluja roepen maar ik heb niks met orthodoxie. Ik wilde literatuur, boeken. In de prachtige boekhandels van Middelburg en Vlissingen kon ik een hele stapel bonnen verzilveren die ik had opgespaard. Ik heb twaalf boeken in veertien dagen gelezen om iets van die honger te stillen. En elk boek nam ik eerst in de hand om te genieten van de omslag, de wijze van uitgeven (soms zelfs met leeslint !) en de geur. Ik wacht op een e-reader met geur en leeslint (en zal daar dus nooit aan beginnen). In al die tijd van actief predikantschap ben ik veel met taal bezig geweest. Zelf genoot ik van het kunnen gebruiken van de oude talen en het Hebreeuws. Maar één van de grootste uitdagingen vond ik die oude verhalen uit de bijbel in mijn preken te leggen naast het levensverhaal van mensen die kwamen luisteren. Daarbij was ik uiterst secuur in taalgebruik. Geen kanseltaal (ik zei het al eerder, die werkt slaapverwekkend, dan kan de kerkganger beter thuis op de bank een tukkie doen) maar taal die ertoe doet. Die helpt verwoorden wat mensen ten diepste raakt of hun een vergezicht geeft dat voor hen nieuw is. Geen herhalingen of cliché’s maar zorgvuldig zoeken naar taal die zo verwant mogelijk is aan de goddelijke verhalen uit de Schrift. Ik schreef daarom mijn preken volledig uit en legde ze met name de laatste twintig jaar voor aan kritische oren en ogen. Of het goed was kan ik niet beoordelen. Ik gaf wat ik had. Is dat veranderd in die 46 jaren ? Dat kun je wél zeggen maar dat wordt een ander verhaal. Woensdag 22 februari Ik heb vannacht de Stemwijzer gedaan. Dertig vragen zorgvuldig beantwoord. Slechts bij twee ervan heb ik niet kunnen kiezen tussen eens of oneens. Daarna mocht ik aangeven welke thema’s ik echt belangrijk vond. En toen kwam het moment van de waarheid. Ik voelde iets van de kriebel van vroeger als je uitslag kreeg van een examen, of het nu mijn rijexamen , het praktijk diploma boekhouden of de theologiebul was. Op mijn computerscherm verscheen de tekst : Uw mening komt het best overeen met : Groen Links. 80 %. Dat verbaasde me niet.Maar het vervolg wel. Want als tweede , met 76 %, stond nota bene Denk. Ik haat die club. Die Kuzu vind ik een heel linke gozer. Dat hoofd van ‘m, daar kan ie ook niks aan doen (hooguit ‘s naar mijn Turkse kapper die zo lekker kortknipt !) , maar wat daaruit komt : een gigantische woordenstroom die zelden of nooit ingaat op de vragen die hem worden gesteld. Toch stond zijn “gedachtengoed “ (wat een vreselijk woord ; hebben we aan Fortuijn te danken ; toen had iedereen het over het gedachtengoed van Pim en als zijn opvolger Mat Herben dat uitsprak kwijlde hij er nog bij ook) bij mij op nr.2. Maar toen moest de ware schrik nog komen. Want op nr.3 kwam Artikel 1. Silvana Simons dus. Mooie meid maar dat ik me voor 73 % naar haar zou voegen had ik van mezelf toch niet verwacht. Haar politieke ideeën mogen dan misschien , net als die van Denk, grotendeels met de mijne stroken, ik ga toch minstens zo sterk letten op wie ze uitdraagt. De partijen van Emile Roemer, Marian Thieme en Lodewijk Asscher scoren bij mij alle drie 71 % en dus houd ik het waarschijnlijk maar weer bij mij eigen partij (die van Asscher) waarvan ik al 40 jaar lid ben. Vroeger was dit allemaal veel eenvoudiger. Wij waren thuis ARP. Ik stemde daar ook op totdat het CDA ontstond en ik tv-beelden zag van de oprichtingsvergadering. Bij die club wilde ik absoluut niet horen. Onder een christelijke vlag zag ik teveel zelfgenoegzaamheid en machtsdenken. Toen Aantjes later zijn “bergrede” hield, had ik best een momentje heimwee maar dat ging gauw over toen diezelfde Aantjes politiek werd vermoord vanwege een onduidelijk oorlogsverleden. Alsof dat van de vroegere premier Jan de Quay van de KVP (later ook in het CDA opgegaan) met zijn Politieke Unie zo smetteloos was.. Medio jaren ’70 ben ik niet actief maar wel betalend lid geworden van de PvdA en dat ben ik nog. “We “ staan er niet goed voor door de deal met de VVD in de afgelopen periode. “We “ hebben de “stem van het volk “ niet verstaan, hoorde ik vanavond weer zeggen. Vervolgens liet de omroep wat van die stemmen horen. Nou, als je daar beleid op moet afstemmen wil ik wel weg uit dit land. Want dan worden de oudjes gepamperd, de jeugd zoekt het maar uit, de Islam kan weg, alles wordt weer joods – christelijk – humanistisch (niemand heeft kennelijk enig idee waar ze het over hebben) , voor vluchtelingen is er de Middellandse Zee en wij hebben weer ons eigen land. Die partij stond bij mij trouwens onderaan. Toch nog tevreden.
Donderdag 23 februari
Zondag is Danique geboren. Noch haar noch haar ouders ken ik maar ze stonden met verhaal en foto in de krant. Toen papa de kleine voor het eerst aan mocht kleden schoof hij een rompertje aan dat kleine lijfje. Daarop de tekst : Lieve schat, wil je met me trouwen. Met deze boodschap legde hij de baby in handen van zijn verloofde, voor wie die woorden uiteraard bestemd waren. Dan dwalen mijn gedachten weg en hoor ik weer de verhalen uit oude tijden. Toen “voorechtelijk geslachtsverkeer “ ( want zo heette het ; als je het drie keer achter elkaar zegt hoef je al niet meer !) nog taboe was, waarbij in katholieke en protestantse kringen nog een waarschuwende vinger Gods werd toegevoegd. En alsof dat nog niet genoeg was werd ook nog verwezen naar Zijn alziend oog. Eigenlijk best een leuk tafreel : dat de Almachtige zit toe te kijken als een stelletje ligt te frutselen. Ik vrees dat Hij aan één oog niet genoeg had. Het “vleesch” bleek sterker dan de leer (zoals vroeger werd gezegd) en dat hebben veel liefdespaartjes geweten, tenminste als het uitkwam doordat het meisje zwanger raakte. Dieptepunt in de verhalen was als verteld werd hoe het stel, of soms zelfs het meisje alleen, op zondag in de kerk, voor het front van de hele gemeente, schuld moest belijden, omdat ze hadden “vooruit gegrepen naar wat alleen in de heilige staat van huwelijk mocht worden gebezigd “. Het zal geen letterlijk citaat zijn maar het ademt wél de sfeer. Reken erop dat er in zo’n kerk heel wat vrouwen en mannen zitten die dachten (én denken, want het gebeurt nog steeds !): wat hebben wij een mazzel gehad ! In de kerk van mijn jeugd heb ik dat niet meer meegemaakt, anders had ik óók tot die mazzelaars behoord. Met die schuldbelijdenis was het trouwens niet klaar : de bruid mocht ook niet in het wit gekleed gaan op haar met spoed geplande trouwdag. Ik heb de foto’s gezien waarop de “zonde “ publiek gedragen werd. Gelukkig zijn er ook betere verhalen, zelfs uit die oude tijd. En met trots herinner ik me hoe mijn eigen dochters, de één hoogst zwanger en in het wit, de ander met twee kinderen hun trouwfeest vierden. ( N.B. Op deze zin kreeg ik commentaar van Karin over de kleur van haar trouwjurk. Ik had expres de foto nog even bekeken maar er niet mee gerekend dat hij door 37 jaar daglicht verkleurd was.( En dus kreeg ik te horen : Helaas papa, ik trouwde niet in het wit, maar in een lavendelblauwe jurk met witte bloemetjes.Niet omdat het niet ‘hoorde’, maar omdat ik zo’n witte jurk met toeters en bellen tuttig vond.) Ik heb dus kennelijk vooral die witte bloemetjes onthouden ! En het pure van hun trouwen. Kerk en moraal hebben altijd een heel dubbelzinnige verhouding met elkaar gehad. Over seks en aanverwanten heel benepen en soms zelfs tegen-natuurlijke standpunten, die met verve vanaf de kansels verkondigd werden. Maar over Mammon (de god van geld en bezit en de grootste tegenstrever van de Eeuwige) en over wapen-geweld en wraak, diefstal en onrechtvaardigheid weinig of geen woorden , óf alleen heel mooie rapporten en encyclieken. Daar wachten steeds minder mensen op, gelukkig. De ouders van Danique hoeven zich nergens schuldig over te voelen en kunnen met een brede lach (zoals op die krantenfoto) hun trouwdag tegemoet.
Vrijdag 24 februari
Zoals het hoort wanneer ik aan mijn nachtboek ga werken, is het al nacht. De torenklok van de Sint Martinus liet zijn twaalf monotone slagen al horen. Soms zet ik er mijn raam voor open of loop ik even naar buiten. Er zijn mensen die somber worden van dit majestueuze wegtikken van de tijd. Voor mij hangt het sterk af van mijn stemming op dat moment en van het weer. Is het een stille nacht met vrieskou en een heldere sterrenhemel dan tillen die klokken me een beetje op. Met een iets soepeler lijf zou ik een dansje kunnen maken. Maar als het stormt en regent en de zware klanken in flarden m’n oren bereiken dan lijkt het groot alarm, watersnood en overstromingen. Toch minstens één keer per week luiden ze voor een uitvaart. Zo’n tien minuten lang diezelfde klok. Eerst aan het begin van de dienst en later nog een keer als de dode naar het graf gebracht wordt . Nog nooit ben ik vergeten te zeggen : de pastoor brengt weer iemand weg. Wanneer alle klokken tekeer gaan is er een bruid met haar bruidegom en op hoogtijdagen doet de pastoor of zijn klokkenluider daar nog een superzware klok bij. Lang leve die Sint Martinus (want alle RK kerken worden bedreigd in hun bestaan ; de zuinige kardinaal doet het liever zonder, lijkt het wel) want ik zou die klokgeluiden niet willen missen. Déze nacht schoven de klokken mij in de nieuwe dag, 25 februari, de verjaardag van kleinzoon Twan. 25 jaar geleden schreef ik hem vlak na zijn geboorte een open brief in het kerkblaadje van Soesterberg. Een woord van welkom op deze aarde en tussen ons mensen. Dat hij uit de eindeloze scheppingszee was aangeland in de armen van zijn ouders. En dat hij was beland op een grote bol die “aarde “ heet. Ik wenste hem toe dat hij mocht worden wat hij ten diepste is en dat hij een boeiende reis door het leven mocht maken, op zijn tocht van de ene oever naar de ander. Sommige woorden die ik gebruikte zijn best profetisch geweest. Zet je aanlanden, belanden, reis en tocht van de ene oever naar de ander, achter elkaar , dan zou je kunnen vermoeden dat hij schipper of zo is geworden. Bijna goed. Hij zocht het iets hoger en heeft zijn droom, die hij al van jongsaf had, waargemaakt : hij is piloot geworden. Heeft bij een Luxem-burgse maatschappij al vele vlieguren gemaakt en start volgende week bij de KLM. Dat gaf me toch ook stof tot nadenken toen ik de klokken zijn verjaardag hoorde inluiden. Ik kan me niets herinneren van mijn eigen 25e verjaardag . Ik weet alleen dat ik nog nooit had gevlogen, dat ik in een ambtenarenpakje zat en m’n vleugels nog moest uitslaan. Er wachtten nog jaren studie theologie (tot mijn 32e) en daarin was ik zeker geen hoogvlieger. Wél vormde zich ons gezinnetje en werd de vader van Twan al gevormd in de schoot van zijn moeder. Maar als iemand me tóén had gezegd : over 53 jaar heb jij een kleinzoon die piloot is had ik diegene met nóg groter ongeloof aangekeken dan toen ik de geheimen van de gereformeerde dogmatiek onder ogen kreeg.
Zaterdag 11 februari 2017
Begin van de briefwisseling met mijn dochter Karin. Voortaan elke zaterdag.
Dag mijn lieve vader, We lezen beiden de briefwisseling van vader Max en dochter Natascha van Weezel in Trouw. Ik dankzij jouw inspanningen: alles wat jij in Trouw, NRC en AD leest en waarvan je denkt dat het voor mij interessant is, knip je voor me uit. 'Kneeswerk' ( NB : knippend lezen) is het mooie woord dat je hiervoor bedacht. Een paar keer per week krijg ik een indrukwekkende stapel, die ik met veel plezier lees. Gisteren mailde je me (we mailen elkaar dagelijks, al vele jaren lang. Ik heb twee enorme schatkisten met de uitgeprinte versies. Die van de laatste jaren staan op een USB-stick. Scheelt een bos aan bomen) of wij ook niet, net als vader en dochter in Trouw elkaar eens in de twee weken een brief kunnen schrijven. Hoe langer ik erover nadacht, hoe leuker ik het vond. Vanavond wist ik ineens waarover mijn eerste brief aan jou zou gaan. De inleiding is wat lang, maar was nodig. Weet je nog hoe jij al je preken altijd helemaal uitschreef met vulpen? In je mooie handschrift zo goed leesbaar. Met je afwijking naar rechts aan het begin van de regels, zodat er naast de kantlijn een door letters gevormde schuine lijn rechts naar beneden liep. Ik weet dat nog zo goed, omdat ik rond 1994 (?) jouw preek na afloop van iedere kerkdienst in Soesterberg mee naar huis kreeg om over te typen op mijn pc. Daarna kopieerde jij ze voor de vele liefhebbers van jouw preken, zodat er (opnieuw) van kon worden genoten. Mensen bewaarden ze in ordners om te kunnen herlezen. Wanneer was het dat jouw handen niet meer zo zeker waren en de letters wat bibberig op papier kwamen? In ieder geval was toen het moment daar dat je zelf aan de computer ging. Om vertrouwd te raken met Word en Internet heb je samen met Silvester en mij cursussen gevolgd op de school van je kleinzoon Bas. Jan Mijnders heeft met zijn inspirerende manier van lesgeven en de nodige humor jou enthousiast en computerwijs gemaakt. Vanaf die tijd typte je zelf je preken. Als je je preek klaar had, op vrijdag of zaterdag, mailde je 'm mij altijd toe met de vraag eens kritisch te lezen en mijn mening en eventuele spellingfoutjes terug te mailen. Ik vond dat altijd een hele eer en heb het al die jaren tot aan je afscheid in 2010 met veel plezier gedaan. Weet je hoe al deze herinneringen bij me boven kwamen? Vanavond zat ik op jouw bureaustoel aan jouw pc, omdat je na een hapering van de printer per ongeluk de installatie ervan ongedaan had gemaakt. Het was je niet gelukt dit zelf op te lossen. Terwijl ik met het ding aan het stoeien was, bedacht ik ineens hoe veel je kunt met je inmiddels vierde computer. Dit klusje was je net iets te lastig. Ook mij lukte het pas na een uur klooien (vraag me niet wat ik gedaan heb!) de printer je Nachtboek van vannacht te laten bakken. Je kunt je vulpen dus in de la laten liggen en, als nu al zo gewoon is, in Word typen en dan printen. Stel je voor dat je ouders dit zouden kunnen zien! Slaap lekker. Liefs, Karin
Zondag 12 februari
Keek gisteravond naar Studio Sport. Het begon met weer zo’n trainer die als een opgewonden standje langs de zijlijn heen en weer springt omdat hij denkt dat zijn ploeg onrecht is aangedaan door de scheidsrechter, wat bovendien helemaal niet waar was. Dat schijnt gewoonte te worden. Waarschijnlijk omdat ze hun veel duurder betaalde spelers niet meer durven te corrigeren. Dus heeft de scheids het gedaan ! Even later ving ik een zinnetje op van de sportcommentator dat bleef hangen . Hij zei ( over een ploeg die nu succes heeft na een jaar vol malheur) : na de magere jaren volgen soms de vette jaren! Hij bedoelde – dat was wel duidelijk – dat na het zuur soms het zoet komt, een uitspraak waarmee Balkenende het volk in slaap probeerde te wiegen, terwijl het alleen maar op zichzelf betrekking had. Want na zijn “ magere” salaris als premier, volgens de Balkende-norm , incasseert hij nu veelvouden. De magere en vette jaren gaan juist over het tegenovergestelde. Lees de heilige Schrift Genesis 41. De farao van Egypte droomde dat er zeven koeien uit de Nijl kwamen, mooi van uiterlijk en vet van vlees. Daarna kwamen zeven andere koeien op uit de Nijl, lelijk van uiterlijk en mager van vlees en zij vraten die zeven anderen op. Toen ontwaakte Farao. Gelukkig had hij een prima droomuitlegger in de gevangenis zitten die Jozef heette. Omdat zijn eigen droomuitleggers maar wat aanklooiden mocht die Jozef het eens proberen. Nou, die was niet op zijn mondje gevallen en legde de Farao haarfijn uit dat deze droom een seintje van zijn God was : er zouden zeven jaren komen van overvloed (die vette koeien) en daarna zeven jaren van hongersnood. Wat moet je dus doen ? Elk jaar 20% van de oogst opzij leggen , dan heb je meer dan voldoende voor de 7 magere jaren. Balkenende deed dat niet, net zo min als al zijn voorgangers. Politiek en economie rekenen erop dat de vette jaren vóór ons liggen en geeft nú vast dat geld uit. Geen land zonder staatsschuld, op enkele uitzonderingen na, zoals Noorwegen, die opzij leggen. Hetzelfde geldt voor voetbalclubs. Die doen alsof hun koeien schoon van uiterlijk en vet van vlees zijn, maar dat slaat enkele op hun veel te hoog betaalde spelers. En als laatstgenoemden zichzelf niet mooi genoeg viinden is er altijd wel een kapper of tattoo-specialist die hen wil toetakelen. De clubs zelf zwelgen in schuld, omdat ze die bijbeltekst over de Farao achterstevoren lezen. En sportjour-nalisten doen daar kennelijk aan mee.Zo heb ik dus toch een mooie combinatie gevonden voor de zondag van bijbel en sport. Die sporters lijken er heel wat van te kunnen (zie al die gouden medailles met schaatsen) maar de bijbel kan er ook wat van. Daar zit toch meer goud in dan je denkt.
Maandag 13 februari
Tijdens het douchen vanmorgen druppelde een melodie m’n hersens binnen. Na enig denkwerk kwamen ook de woorden : hadzrim bedima berina jiktseroe. Een liedje uit mijn studententijd.(zie onder) Het is Hebreeuws, komt uit Psalm 126 en betekent : zij die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Ik was nooit zo goed in tranen. Tenminste niet aan de buitenkant. Bewaar ze maar voor later, als je ze écht nodig hebt, was vaak het ouderlijk advies in mijn kindertijd. En dus leerde je ze in te slikken. Toch breekt dat op. Want bij het ouder worden perfectioneert die techniek van inslikken zich vanzelf en voor je ‘t weet spartel je af en toe wanhopig rond in een zee van tranen, terwijl aan de buitenkant weinig is waar te nemen. Dan kom je over als ongevoelig of ijzeren heinig, maar “ze “ moesten eens weten ! Een enkele keer brak het bij mij los (b.v. bij het moment van onze scheiding en in de tijd dat het op Beukbergen vastliep) en toen leek het onbeheersbaar. Ik miste het zwemdiploma om al dat water de baas te kunnen. Nu ik nóg ouder geworden ben gaat het iets gemakkelijker met tranen. Net alsof die kanaaltjes naar de ogen toe ontstopt raken. Een ingrijpende ervaring, een schrijnend verhaal, een ontroerende scene in film of boek, een schokkend interview, van alles kan me ineens naar m’n zakdoek doen grijpen. Ik kom dit vaker tegen in verhalen van oude mannen als ik. Dat je ineens met natte ogen zit. Of er biggelt een traan over je wangen ( de enige plek waar gebiggeld wordt). Eerder kon dat niet. Stel je voor dat je op een kerkelijke vergadering, waar de meesten strak in het pak en in de leer waren, in snikken zou uitbarsten. Had ik het maar gedaan op díé momenten dat er ten hemel schreiende onzin werd gebazeld ! Op de classisvergadering in Arn-hem (classis is een bijeenkomst van kerkbesturen van alle aan elkaar verwante kerken in een bepaalde streek) zat een collega in het presidium die altijd de Kerkorde óp de Heilige Schrift had liggen. Ik heb hem eens gevraagd dat om te keren en kreeg ten antwoord dat het in deze vergadering nu eenmaal om orde en regel in de kerken ging. Toen had ik moeten gaan huilen, met lange uithalen, als een wolf in het bos, maar ik verborg mijn teleurstelling en boosheid achter een smerige grijns. Nu zou ik dat niet meer doen. Ik denk dat ik zou opstaan en zonder woorden zijn kerkorde onder de bijbel had geschoven, hem op de schouders had geklopt en in zijn oor had gefluisterd : dit zul je ná dezen verstaan ! Op de terugweg naar mijn plaats zou ik een traan wegpinken. P.S. Het studentenlied was eigenlijk het dispuutslied van Exodus ’47. Laat ik nu op woensdagavond laat een documentaire zien op NPO 2 over het beroemde schip Exodus (waaraan ook ons dispuutslied was gewijd) dat in 1947 naar Israël wilde varen. Aan boord Joden, die eindelijk een eigen , veilig land wilden. Op de rede van de haven van Haifa werd het schip tegengehouden door de Engelsen, die nog de baas waren in Israël. Er is zelfs gevochten tegen ongewapende Joden. Het schip moest terug, heeft weken voor de Franse kust gelegen in verschrikkelijke hitte (met te weinig drinkwater) en is uiteindelijk naar Hamburg gevaren. Daar werden de Joden ontscheept en ….(ik kom puntjes tekort ! ) naar het oude concentratiekamp Bergen-Belsen gebracht. Daar hebben ze “gewoond” tot het uitroepen van de staat Israël in 1948. Eén man vertelde dat hij als kind verlof kreeg om naar de Nederlandse grens te gaan om daar zijn moeder te zien. Die stond aan de andere kant van de slagboom. Omdat ze geen van beiden geldige papieren hadden werd het hun niet toegestaan het niemandsland over te steken en elkaar te omhelzen ! Een ander kwam in Bergen-Belsen in het kamp waar zijn vader was omgebracht door de Nazi’s. Ons lied luidde : zij die met tranen zaaien zullen met gejuich maaien. Maar wat gingen daar vreselijk veel tranen aan vooraf, zelfs door toedoen van wie toch hun bevrijders heetten. Woensdag 15 februari Elke dag zie ik op willekeurige plaatsen in de krant wel een naam staan die bij mij wel een belletje naar het verleden doet rinkelen. Vanmorgen was dat de naam Rietberg. Vlak na de oorlog was er bij ons om de hoek in Kampen een kruidenier Rietberg. Een heel klein winkeltje met een hoge toonbank en een weegschaal met koperen gewichten van 50 gram (of was het nóg minder ?) tot 1 kilo. Enkele levensmiddelen waren toen nog op de bon maar niet het snoep. Gomballen, zuurstokken, zoethout, toverballen, drop, tum tum waren mijn favorieten. Maar hoe kom je eraan ? Zakgeld bestond nog niet, net zo min als bijbaantjes. Zeker een achtjarige als ik moest het hebben van de geef. Of : verzin een list. Na één mislukte poging is me dat in elk geval één keer gelukt. Ik faalde bij een poging op school. Wij kregen als kinderen elke maandag een muntje mee voor de zending. In de klas stond op de tafel van de onderwijzer(es) een negertje van blik met een beweegbaar kopje en open mond. Als je dat muntje op zijn tong legde , knikte hij “ja “ als teken van dank. Als kind zag ik dan weer een zwarte ziel gereinigd van alle zonden de hemel in springen. Ik probeerde op een maandag het muntje te houden, voor de kruidenier en legde mijn pink op de tong van het blikken negertje. Hij knikte niet, waarop de juf opstond en een controle wilde uitvoeren. Ik had er niet aan gedacht dat het knikken alles te maken had met wat de naar het evangelie smachtende neger te slikken kreeg. Het slik-knik-mechaniek bleek gelukkig weer te werken toen ik bij hem schielijk het muntje naar binnen schoof, terwijl ik met een rooie kop mompelde dat het uit mijn hand was gevallen. Juf ging weer zitten en hield ons én het negertje voortaan nóg scherper in de gaten. Maar de gomballen bleven lonken. Een volgende kans deed zich voor in de kerk. Op zondagmorgen lagen er voor alle kerkgaande kinderen uit ons gezin drie vierkante, nikkelen stuivers klaar plus drie pepermunten. Ik ging dus hartstikke rijk naar de kerk maar wist ook dat ik daar alles moest afstaan in ruil voor een berg woorden en anderhalf uur verveling. Vóór de preek was de collecte, in drie gangen, uitgevoerd met drie fluwelige zakken in verschillende kleuren. Op zekere zondag had ik naast geld en pepermunten ook een boos plan op zak. Als er gecollecteerd zou worden middels zakken die moesten worden doorgegeven ( i.p.v. zo’n zak aan een stok, die je werd voorgehouden), dan had ik een truc : op het moment dat ik mijn hand in de zak deed om mijn stuivertje aan de Here te offeren, zou ik met mijn knie een tik tegen de onderkant van die zak geven. Men hoorde dan wel het rinkelen van geld ( de zogenaamde val van mijn stuiver) maar ik hield hem lekker in de hand. Om technische reden besloot ik het bij de 3e zak te doen, anders kwam ik handen tekort. Bovendien was dat toch voor een mij onbekend doel. De 1e was voor de kerk, de 2e voor de diakonie, en daar bezuinig je niet op. De 3e zal iets voor predikantsweduwen- en wezen of evangelisatie onder zeelieden geweest zijn maar die hebben die zondag mijn stuiver moeten missen, want ik slaagde in mijn opzet. Geen van de familieleden in de domineesbank had iets in de gaten en in mijn broekzak brandde vanaf dat moment een gloeiende munt. Thuisgekomen stelde ik hem veilig onder mijn matras om er op maandag-morgen uitbundig mee te gaan shoppen. Want je houdt het niet voor mogelijk wat ik tóén voor één zo’n vierkant stuivertje kon kopen, bij kruidenier Rietberg; zijn naam zij bij dezen herinnerd en ik heb eindelijk gebiecht. Donderdag 16 februari Ik heb net een uur lang op de punt van mijn stoel zitten kijken naar een programma waar ik niets van snap. Maar boeiend ! Ging over het Higgs-deeltje en de deeltjesversneller op de grens Zwitserland/ Frankrijk. Als woordenman en puzzelaar kijk ik naar zo’n woord als deeltjesversneller met heel andere interesse : je kunt er lekker veel e’s in kwijt. De natuurkundige uitwerking is een heel andere. Ik zag wetenschappers, veel jongeren ook en gelukkig ook veel vrouwen, die jarenlang hadden toegewerkt naar de dag waarop het Higgs-deeltje hopelijk zou worden aangetroffen. Vraag me niet wat het is maar het schijnt de belangrijkste schakel te zijn in de structuur van ons universum. Professor Higgs had ooit berekend dat het moest bestaan en hem viel nu het geluk ten deel dat hij de ontdekking van dat deeltje nog tijdens zijn leven mocht meemaken. Het wordt ook “Gods part” genoemd, het Gods deeltje. Verder onderzoek moet nu aantonen of er sprake is van een multiversum (i.p.v. universum) of van supersymmetrie. Vraag me niet wat het is maar het klinkt prachtig. En wat ik wel begrijp is dat er opnieuw een grote stap gezet is op weg naar de ontsluiering van alles wat bestaat. Tijdens een vergadering van natuur-wetenschappers zag ik op de achtergrond het beroemde schilderij geprojec-teerd waarop een paus is afgebeeld die zich onderhoudt met Galileï. Deze had net de werking van zijn telescoop gedemonstreerd en laten zien dat de aarde om de zon draaide en niet andersom zoals de kerk leerde. Het heeft vervolgens nog eeuwen geduurd voordat ook de kerk óm was (terwijl ze het in hun eigen observatorium in Vaticaanstad dagelijks konden waarnemen ) maar het heeft de fysica er gelukkig niet van weerhouden verder te gaan met eigen studie én ontdekkingen. En de godsdienst ? Zolang die natuurwetenschappelijke bete-kenis blijft geven aan haar heilige boeken (met o.a. scheppingsverhalen) ver- vreemdt ze zich van de denkende mens. De Bijbel daagt in mythische, soms mystieke of mysterieuze kledij de mens uit om zijn of haar verantwoorde plaats in deze wereld in te nemen. Ik heb vanavond in die documentaire heel wat mensen gezien die daarmee bezig waren. Vrijdag 17 februari Eigenlijk was ik van plan iets te schrijven n.a.v. de column van collega Suurmond in Trouw. Het ging over “De Trump in ons “. Ik vond dat aanvankelijk een goed verhaal. Dat we allemaal iets van Trump in ons hebben. Dat ook wij kritiek kunnen ervaren als een persoonlijke afwijzing. Dat hij zijn eigen binnenwereld niet kent en daardoor ook de buitenwereld niet. Dat hij door zijn angsten en begeerten een misvormde kijk op de wereld heeft. Tot zover gaat het nog wel maar daarna haakte ik af. Als Suurmond zegt dat Trump ons een heldere spiegel voorhoudt omdat ook wij voor onszelf vluchten, waardoor ons binnenste klein blijft en we geen ruimte voor de ander hebben. Hij wijst dan naar Jezus die in de woestijn van de verzoekingen vocht met de demonen, de angst en agressie, in zichzelf, waardoor hij ruimte maakte in zijn hart voor andere mensen. Zoiets moet Trump en moeten wij ook gaan doen en daarmee vind ik deze column meteen een preekje van niks. Want Trump is gewoon gek. Waarom aarzelen we zo lang om dat gewoon te zeggen ? De Amerikanen zijn er gewoon ingetuind omdat ze hoopten dat hij het antwoord was op hun angsten en begeerten. Ik hoef me toch niet te spiegelen aan een gek ? Het is een levensgevaarlijke man. Iemand vergeleek hem met een kind dat woedend en stampvoetend tekeer gaat omdat het zijn zin niet krijgt. De (inmiddels verboden) draai om de oren of (wat beter is) een corrigerende pedagogische maatregel is meestal voldoende om dat gedrag te stoppen. Maar de vergelijking gaat niet op. Trump mag dan op zo’n kind lijken, hij is wel een figuur bij wie enorm veel macht in handen is gelegd door een heel bazig volkje. Ik vertik het om de Trump in mijzelf op te zoeken en van hem te gaan leren. Ook gepsychologiseer moet z’n grenzen kennen. Mogen we alsjeblieft bewaard worden voor dezelfde nonsens in ons land. De munitie ligt klaar : vijandsbeel-den zijn geschapen en dus is er angst. Miljarden voor ouderen en gezondheids-zorg en dus is er begeerte . Alle wijze woorden daartegenover zijn nep. Volg de leider ! Maar dat is toch altijd noodlottig afgelopen ?! Weg met dit soort leiders en weg met hen die dat willen worden. Het zijn gevaarlijke ego’s die zo snel mogelijk op de sofa moeten om bij zichzelf naar binnen te keren om het gevaarlijke trumpje te ontmaskeren.
Zaterdag 4 februari
Er stond in het AD een foto van een man die een klein boterhamzakje in zijn hand had waarin zijn restafval zat van een hele week. Het zakje was nog niet halfvol. Alleen al het feit dat een volwassen kerel met zo’n lullig zakje in de hand op een foto wil, bracht mij ertoe het bijhorend artikel te lezen. Het was allemaal nog serieus ook. Hoogtepunt –tegelijk dieptepunt – vond ik hoe hij een theezakje ontleedt ten behoeve van de afvalscheiding. Eerst trekt hij het kartonnetje eraf voor de container oud papier. Daarna pulkt hij het zakje open en gooit de oude thee in de gft-bak en de rest mag dan in dat boterhamzakje. Ik probeerde me dit allemaal voor te stellen maar zag het mijzelf niet doen. Toch bleef dat beeld haken. Ik herkende het uit mijn ontmoeting met verschillende mensen. Meneer Pietje Precies die dag in dag uit alles om zich heen in dezelfde orde wilde hebben. Zelfs in z’n klussenhokje lag geen schroevendraaier verkeerd, geen spijker op de grond en geen plankje scheef. En dan Mevrouw Nette Keurigheid , die joeg op stofjes, elk kleedje steeds rechter legde en een gebruikt asbakje na elke sigaret leegde en afwaste. Als ik dat zag kon ik er inwendig nog wel om lachen. Blij ook dat ik zelf zó niet hoefde te leven. Anders werd het als deze preciesheid, orde, netheid en hoe het allemaal heten mag ook hun denk- en geloofswereld beheerste. Dan zat ik soms met stijgende verbazing beschouwingen aan te horen die de lieve Heer noch Zijn Geest zelf ooit bedacht zouden kunnen hebben. Daarbij vergeleken was dat gepeuter aan zo’n theezakje peanuts. Vragen of er ook anders over kon worden gedacht was uit den boze want dat suggereerde dat het ook anders kón en dat was niet zo. Toen ik net begon als predikant, begin jaren ’70, waren het nieuwe liedboek, de “rooie” regering, de sterk veranderende moraal, abortus, kernwapens, kinderen aan het avondmaal enkele van de hot items uit die tijd. Inspirerend om over van gedachten te wisselen, maar niet als er figuurlijke theezakjes werden ontleed. Niet alles is te recyclen. Er zijn dingen en ook opvattingen die gewoon bij het afval mogen. Waar gehakt wordt vallen spaanders ; waar geleefd wordt is rommel. Daar is vaak meer dan een boterhamzakje voor nodig. Zondag 5 februari Vanmorgen niet naar Leersum gegaan. Daar vierde de gemeente van de Johanneskerk haar 50-jarig bestaan en zij had een hartelijke uitnodiging gestuurd. Gelukkig hebben we Internet nog en kan ik morgen rustig de dienst beluisteren. Ik kwam daar altijd graag. In 1973 ben ik er voor ‘t eerst geweest, in een avonddienst. Die had je toen nog. Inmiddels heb ik er meer dan honderd diensten mogen doen. Om te beginnen was er altijd het plezier van de rit ernaartoe. Tussen die prachtige bossen door die in elk seizoen verrassend waren. In die kerk heb ik me altijd thuis gevoeld. Waarom ? Misschien ligt het wel aan de naam (Johannes). De meeste kerken vond ik zo Paulusachtig. Scherpslijperij, strak in het pak en in de leer. Dat laatste gaf wel eens problemen als er bij mij vleugjes vrijzinnigheid of ironie te horen waren. Soms zelfs echte botsingen. En dan hoefde het niet eens alleen maar over de inhoud te gaan. Zo werd ik op een vrijdagavond een keer gebeld door een Veluwse gemeente waar ik die zondag te gast zou zijn. Mij werd meegedeeld dat het voorbereiding op het avondmaal was en of ik maar het 1e deel van het (lange) avondmaalsformulier wilde lezen. Dat wilde ik niet. Ik had dat nog nooit gebruikt (net zo min als het geijkte doopformulier) omdat het me op een aantal punten méér dan tegenstond. Bovendien vond en vind ik het liturgisch een draak om daarmee al een week tevoren te beginnen. Heel eerlijk gezegd heb ik zelf helemaal niets met avondmaalsvieringen. Ik heb er zelden iets aan beleefd en had er de laatste jaren in de hoek van de vrijzinnigheid ook niets meer mee te maken. Het zal daar nog best voorkomen maar dan was ik er niet. En nu speelt het helemaal niet meer. Terug naar Leersum. Daar was het Johannesachtig. Johannes werd de apostel van de liefde genoemd. Hij was ook een mystiek denker. Dat merk je aan de formuleringen in zijn evangelie. Die liefde heb ik in elk geval in Leersum al die jaren geproefd en in het kielzog daarvan : tolerantie, inspiratie, interesse en betrokkenheid. En zo nodig konden ze me prima relativeren. Ik vond het een uitdaging om in die gemeente de teksten open te leggen en voelde me daar minstens zo vertrouwd als in mijn eigen gemeente Soesterberg. Dat had ik vanmorgen eigenlijk nog even willen laten zien door er gewoon te zijn. Dat lukte niet. Dan doe ik het nu gewoon in augustus a.s. . D.V.(zo de Here wil), zou mijn doodzieke oud scriba/vriend Bert erbij zeggen. Zo eindigde hij altijd de bevestiging van een afspraak en ik kende het uit brieven die mijn vader me vroeger schreef. Naar Bert toe kon ik gelukkig de grap maken : Dik Voormekaar, er heilig van overtuigd dat de Here dat ook wel wil.
Maandag 6 februari
Vroeg of laat stelt elke jongere de vraag of God hem wel zal aanvaarden met alles wat hij op zijn kerfstok heeft. Dit heb ik niet bedacht. Het is een uitspraak van de voorzitter van de gereformeerde bond, de conservatieve vleugel van de protestantse kerk in ons land. Ik gebruik expres geen hoofdletters want dit wil ik graag klein houden. Vanmiddag zaten we bij de lunch te praten met een vrouw die een dochter heeft van 13. Een echte puber al, in zwarte kleding en uiteraard een iphone. De laatste zwaar versleuteld zodat de ouders er geen blik in kunnen werpen. En nu maar hopen dat ze wijs genoeg is om uit handen te blijven van…! Jongeren worden enorm bedreigd, veel meer dan vroeger. Toen hadden we de koude oorlog en vieze mannetjes. Veel meer kan ik niet bedenken. Nu is er een overkill aan bedreigingen. Ik noem er drie. De kwetsbaarheid door de zogenaamde “social media “ (waarbij het sociale opgeofferd wordt aan het zoveel mogelijk gemeenschappelijk delen van wat dan informatie heet). Rechtstreekse bedreigingen op straat en in gebouwen door kwaadwillenden met wapens. Milieu dat steeds onvriendelijker gemaakt wordt en zich tegen de mensheid kan gaan keren. Die wereld geven wij door aan onze jongeren. En zou de kerk dan geen andere boodschap hebben dan de jeugd ook nog een kerfstok aan te praten ? Welke schuld hebben ze dan ? Het is eeuwig en altijd hetzelfde liedje : de frustraties van de ouderen worden verhaald op de volgende generaties die niet anders doen dan zich verzetten tegen alles wat die frustraties veroorzaakte. Zij lopen hun eigen deuken wel weer op, dat is zeker en dat zullen hún kinderen weer weten. Dit gaat al eeuwen zo. Bij Egyptenaren en Romeinen, Middeleeuwers en bij onze voorouders zijn waarschuwingen aan de jeugd te vinden. Zij hebben het pad der vaad’ren verlaten en meer van dat moois. Alsof ze ánders kunnen. De wereld zou toch helemaal stilstaan als ze dat niet deden ? De kerk – of liever : het geloof in de mens – zou moeten ophouden met kerfstokken aan anderen uit te delen. Wat te denken van een wandelstok ? En een aanmoedigende zegenwens : het ga je goed op jouw weg door het leven. Wij bieden je veiligheid en bescherming zolang we dat kunnen. Je krijgt woorden van wijsheid en levenservaring mee om er je voordeel mee te doen. Zoek mensen op met wie je graag die weg gaat. Heb lief. Dikke kans dat je zó iets ontdekt van wat wij “God “ noemen. Die zit echt niet met jouw kerfstok op je te wachten. Dinsdag 7 februari Ik kijk geregeld uit het raam om te zien of de vijver al gaat dichtvriezen. Het begin van dat proces vind ik altijd zo prachtig. Je ziet dan een soort ijssperen over het water schieten die ineens stil blijven liggen. Een ander schiet er tegenaan en in korte tijd dekt de hele vijver zich toe met een ijsdeken. Nu is het nog niet zover. Het water lijkt wat dikkig te worden, beetje stroperig maar dat zal ik me verbeelden. Dit schouwspel is voor mij meteen ook het hoogtepunt van ijspret. Al het andere op ijsgebied leek niet aan mij besteed. Dat begon in de strenge winter van 1947 toen zelfs de IJssel bij Kampen dicht lag. Ik was 9 jaar. Uit een enorme trommel (waar 30 rollen beschuit in hadden gezeten) diepten mijn ouders tientallen schaatsen op, die de oorlog hadden overleefd en onaangeroerd waren gebleven. Van het woord slijpen hadden ze nog nooit gehoord. Na enig zoekwerk kon je twee bij elkaar passende exemplaren vinden die vervolgens met touw en restjes veter werden ondergebonden zoals dat heette. Ik had zelf meer het gevoel van afbinden maar omdat het zo vreselijk koud was kon het ook afvriezen zijn. Ik werd op een gracht in het plantsoen achter een stoel geposteerd en begon zo mijn tocht naar de koninginnenrit die ik waarschijnlijk rond mijn 19e zou moeten kunnen winnen. De eerste slagen waren weinig veelbelovend. De behoefte aan vereniging met het ijs bleek groter dan er met enorme klappen overheen te vliegen. Gestrekt voorover viel ik er plat bovenop en vergat daarbij mijn neus opzij te draaien. Ik was als eerste van de broers en zusjes weer thuis, weliswaar met een flinke bloedneus maar ook bij een warme kachel. De schaatsen gingen weer in het bruinkleurige blik, voor opnieuw 10 jaar. Toen brak de dag aan waarop mijn doorbraak op de gladde ijzers zou plaats vinden. Ik was inmiddels 18. We woonden in Den Haag, het vroor hard, overdag zelfs 11 graden dus ijsvrij en mijn schoolvriend Albert Wilzing vroeg of ik zin had in het Westbroekpark te gaan schaatsen. Uit de grote hoeveelheid schaatsen in blik werd weer een paar gevormd dat mij verwachtingsvol werd aangereikt. De schaatsen waren nog steeds niet geslepen en de touwveters waren zichtbaar tien jaar ouder geworden. Dik ingepakt, voorzien van bivakmuts en wanten, dikke das en truien, ging ik naar genoemd park waar vriend Albert even later verkleumd aankwam. Ik had inmiddels mijn schaatsen onder en verstopte mijn voeten wat in de sneeuw toen ik zijn imposante Noren zag. ”Ik ga vast “ riep ik zachtjes en ik schoof naar de bevroren waterkant. Door de ijzige, harde wind leken de eerste 20 meter ijs op een wasbord met ribbels. Ik kwam niet eens aan starten toe toen ik al op mijn rug lag. Enigszins beschaamd gluurde ik naar Albert maar die was in geen velden of wegen te zien. Was hij me nú al gepasseerd of had hij mijn moedige poging niet kunnen aanzien en was hij gevlucht ? Op het ijs was niemand te bekennen. Ik besloot poolshoogte te gaan nemen en maar goed ook : hij was onder een bankje in het park gaan liggen, door de kou bevangen.Ik heb hem met enkele forse tikken in zijn gezicht gewekt, onze schaatsen ontbonden en naar zijn huis gesleept. De schaatsen zijn voorgoed in het vet gegaan, met de aantekening dat daar geen vet bij te pas kwam. Nu kijk ik alleen nog naar schaatsen op tv, net als naar de vijver. Helaas, nog geen ijsspeer te zien. Woensdag 8 februari Ben weer aan het lezen in het dagboek van Barnard. Hij is daarmee begonnen in 1945. Wat moet dat voor hem op z’n oude dag een kostbaar bezit geweest zijn, om jaloers op te worden. En wat had ik graag teruggebladerd in aantekeningen bij mijn eigen geschiedenis. Herinneringen zijn mooi en ik heb er genoeg, maar ze zijn gekleurd, soms ingekleurd, gebrekkig en mogelijk ook mooier of slechter dan ze in werkelijkheid waren. Die werkelijkheid is nergens geboekstaafd. Bij Barnard zie je b.v. heel duidelijk dat hij haast per dag uit het ambt van predikant barst, als uit een te nauw zittend pak. Het is een proces van jaren geweest wat hij toch redelijk nauwkeurig heeft bijgehouden. Als ik dat allemaal lees mis ik mijn eigen dagboek. Hoe graag zou ik teruglezen wat ik werkelijk beleefde in mijn gymnasiumtijd. Ik ging naar die school omdat ik dominee zou worden Terugkijkend nú vul ik die jaren in met eenzaamheid en een enorm gevoel van tekort schieten, een 6 dubbelminnetje zijn. De twee volgende jaren in Kampen om theologie te studeren vormden vooral een periode van afkicken van thuis en middelbare school, zwalken door het leven, toenemende onzekerheid en grote twijfel. Ik werd onverschillig en agressief en moest daar weg, van mijzelf en niemand anders. Integendeel : iedereen vond dat ik moest blijven, ik herinner me niemand die begreep. Toen tien jaar ambtenaar. Nóg steeds vraag ik me af hoe me dat gelukt is. Ik moest wat, o.a. brood op de plank want Ina en ik wilden samen verder. Zo jammer dat ik nergens kan nalezen hoe ik me echt voelde als ik ‘s morgens op m’n fiets sprong, op weg naar kantoor en om vijf uur weer naar huis. Het enige wat ik weet is dat ik na een jaar of drie angstvisioenen kreeg om dit tot mijn pensioen te moeten doen. Juist in die tijd meldde zich de “God-is-dood-theologie “. Er leken scheuren te ontstaan in het bastion van kerk en geloof. Ik wilde daarbij zijn en pakte de draad in Kampen weer op zonder in Kampen te zijn, dat scheelde een stuk. Heel braaf volbracht ik de gereformeerde theologie.Ik vond het volstrekt niet interessant. Vraag me niet hoe ik thuis en met het gezin was want ik heb het niet bijgehouden, helaas. Op het ministerie kreeg ik alle ruimte en een mooie stoel waar ik dankbaar gebruik van heb gemaakt. Daarna twee jaar in de polder om fulltime af te studeren. Angst en onzekerheid groeiden want het enige eindpunt was : de kerk. In 1971 werd ik er met een daverende knal – de bevestiging door mijn vader – in gedropt en daar zat ik dan. Tussen een gereformeerde god en en een dode god , een metafoor voor een spagaat die m’n verdere leven lang is blijven duren, tot op de dag van vandaag. Nú inspireert het me, destijds verdoezelde ik het, ook voor mezelf. Vier jaar pastorie, kon ik het maar teruglezen. Hoe kleurrijk het misschien af en toe geweest is, voor mij overheersen de kleuren grijs en zwart (en als zwart geen kleur is, voor mij wél). Daar is nadien gelukkig licht bijgekomen. Op het moment dat ik dit schrijf is het diep in de nacht dus ik moet stoppen wil het daglicht niet in mijn nachtboek binnensluipen.Ik hoop op de morgen en nog vele nachten daarna. Er valt nog veel te ont-dekken. Donderdag 9 februari Ik deed vandaag een pijnlijke ontdekking en heb behoefte aan een boetekleed. Teruglezend in mijn verhaal van gisteren bedacht ik ineens : waar waren de kinderen in al deze ervaringen ? Want juist in die periode van zeg maar 1960 – 1975 zijn zij geboren en groot gegroeid . Tot mijn schrik ontdekte ik eigenlijk vreselijk weinig tijd aan ze besteed te hebben. Ik ging bijna nooit naar een school en bracht maar kort tijd met ze door, want ja, er was werk overdag en studie ‘s avonds en later in de pastorie veel weg en als ik thuis was dan vaak op de studeerkamer. En altijd hing er spanning. Van huis uit was ik niet gewend dat mijn ouders met ons optrokken. Helaas heb ik dat voor mijn gevoel ook veel te weinig gedaan met onze kinderen. Dat was geen bewuste keuze, ik stond er niet eens bij stil , had het te druk met eigen besognes en liet het graag aan Ina over. De kinderen zijn nu rond en in de vijftig. De band met hen is fan-tastisch maar dat zou wel eens voornamelijk aan hen te danken kunnen zijn. Ze deugen alle drie zo enorm en liggen mij na aan het hart. Verloren tijd inhalen samen is onmogelijk maar het heel goed met hen hebben nu is meer dan waardevol. Maar toch : het boetekleed misstaat niet. Vrijdag 10 februari Het is alweer zover dat ik het Nachtboek van deze week mag afsluiten. Ik kom op twee dingen terug. De eerste is dat ik afgelopen nacht de vijver echt heb zien dichtvriezen. De ijssperen schoten over het water en binnen een paar minuten lag ie dicht. Een fascinerend gezicht. Niet om meteen de rayonoofden bijeen te roepen maar ik had het veel mensen graag willen laten zien. Het zijn van die natuurverschijnselen waar ik haast ademloos naar kan kijken. In elk geval zonder woorden en dat is voor mij al heel wat. - Het tweede waar ik op terug wil komen is mijn schrijfsel van gisteren. Ik stuurde het mijn oudste dochter Karin toe – Harold en Barbara krijgen het vannacht – en die reageerde prompt. Dag lieve vader van me, Wat mij betreft kan het boetekleed uit. Tenzij het een bontmantel is, dat is wel lekker warm nu. (mooi dat je de ijssperen over de vijver zag schieten) Het was nu eenmaal een andere tijd. Ik herinner me genoeg van jou als vader op momenten die er toe deden. En bijv. dat je me ’s avonds in Den Haag de sterrenhemel liet zien en o.a. de Grote en Kleine Beer aanwees. De eerste keer dat ik weer naar buiten mocht na een maand in het donker i.v.m. de hersenschudding die ik opliep na een val van mijn fiets. Hoe je me toen meenam door de Betuwe, de bloesem op z’n mooist. De tijden zijn veranderd en nu zijn (de meeste!) vaders net zo betrokken bij hun kinderen als de moeders. Wat lief hoe je over ons schrijft. Reken maar dat ik net zo gelukkig ben met onze band als jij. En die bestaat dankzij ons allebei, jouw aandeel daarin is minstens zo groot als het mijne. Dit troostte wel en verwarmde meer dan een bontmantel kan doen. Karin en ik hebben trouwens afgesproken dat wij elkaar wekelijks een open brief gaan schrijven. We mailen al elke dag, waarbij ze me scherpzinnig en soms heel ontroerend laat delen in haar ervaringen bij het begeleiden van mensen die lijden onder dementie. Maar daarnaast leek het ons een leuk idee om in navolging van Max van Weezel en zijn dochter in “Trouw” elkaar open brieven te gaan sturen. We schrijven beiden graag en zien wel wat het wordt. Zij begint zaterdag en ik antwoord dan een week later. Nachtboek 48 zal er dus mee beginnen.
Zaterdag 28 januari
Vandaag, op de 85e verjaardag van broer Gabe, is Janny overleden. Zij was getrouwd met broer Jan, die al ruim 10 jaar geleden is gestorven. Janny is 86 geworden. Enorme leeftijden, waar we vroeger niet eens van droomden. Ik zag in gedachten de eettafel bij ons thuis voor me op b.v. de kerstdagen als iedereen thuis was, met aanhang en al. Soms zaten we met z’n achttienen aan tafel : ouders, secretaresse en hulp (beiden inwonend),tien kinderen en de oudste vier met verloofde. Van die achttien zijn er nu nog zeven over en ik ben de jongste. Janny was een vrolijk mens, lekker eigenzinnig en origineel. In de periode tussen 1980 en 2000 heb ik haar vaak meegemaakt op onze vakanties samen in Frankrijk. Zij was ook de zakenvrouw. Nu ben je dat gauw in onze familie want zakelijk waren wij geen van allen. Als de drie broers een Franse supermarché bezochten hield Janny haar hart vast voor de gemeenschappelijke portemonnaie want met name Bert en ik wilden wel eens buitenproportioneel winkelen. Zij zelf scharrelde het liefst in allerlei achteraf zaakjes met goedkope kleding en aftandse spulletjes. Heel trots liet ze ons een keer een overhemd zien dat ze 2e hands op de markt in Spakenburg had gekocht voor vijf gulden. Kon Jan nog best dragen. Dikke kans dat hij op bezoek bij een gemeentelid zou komen die zijn oude hemd herkende ! Aan de Côte d’Azur liet Jan ons een keer zo’n overhemd zien ; hij vond het vreselijk. Bert rukte het uit zijn handen en stopte het in één vloeiende beweging in de vuilniszak die hij net wilde wegbrengen, met de woorden : zo doen we dat broertje ! Ik zal nooit te weten komen of Janny dit gat in de garderobe van Jan heeft opgemerkt. Het eigenzinnige van haar kwam optimaal aan het licht als we aan het bridgen waren. Begeleid door luid gesnuif en verbolgen uitroepen van broer Jan kon ze de wonderlijkste biedingen doen. Haar triomfantelijke gezicht , áls ze hiermee een keer een daverend succes boekte, hing een hele avond boven de tafel . Ze hield trouwens enorm van puzzels en allerlei spelen (of spellen , zoals ze tegenwoordig zeggen, behalve als ze Olympisch zijn). Dat kwam goed uit toen ze in onze familie arriveerde want daar werd – zoals ik al eens beschreven heb - altijd gespeeld. Alleen niet om geld en dat vond zij vast een gemis. Ze heeft dat later ingehaald in het Casino. Ik vond haar een leuk mens, heel trouw aan mijn lang niet altijd makkelijke broer en een reus voor haar vier kinderen. Als zij het zelf wel eens had over de dood, met name rond het sterven van haar enige broer en later haar man , dan kon ze zo beslist zeggen : nu ziet hij van aangezicht tot aangezicht. Ze kon niet uitleggen wat ze ermee bedoelde maar die woorden gaven haar op een of andere manier troost. Gisteren heb ik haar voor ‘t laatst in de ogen kunnen kijken. Telkens dwaalden ze af, net alsof ze naar binnen keken. Misschien zag ze al waar ze op hoopte.
Zondag 29 januari
Vandaag vierde kleindochter Merel haar 19e verjaardag. Nu al een meid die studeert en vrijt en het leven geniet maar ooit een heel klein mensenkind bij wie ik een brief heb neergelegd. Dankzij de computer was die snel gevonden. Hij luidde alsvolgt : Welkom aan een mensenkind (open brief aan mijn jongste kleindochter en anderen). Merel heet je. Een vogel uit Gods hand. Bij Hem kom je vandaan. Uit de wereld van de liefde. Geweven in de schoot van je moeder. Toen nog niemand je zag, had God je al in ’t oog. Zo zeiden ze dat duizenden jaren terug, in psalm 139. En zo zeg ik het nu nóg. Je bent aangeland op deze aarde. Een stip in het heelal. Maar groot als je er eenmaal bent.’t Is een prachtige plek. Met zee en land. Soms ruig, soms lieflijk. Hoge bergen, koele meren. Hete woestijnen, groene bossen. En waar jij woont: water en weide. Gelukkig ben je niet alleen op deze aarde. Er is hier onvoorstelbaar veel leven. Bloemen, bomen, vissen, vogels, zoogdieren. En: mensen! Daar hoor jij bij, je bent één van ons. Enkelen heb je al gezien, je ouders vooral. En dan nog al die hoofden van familie en vrienden die boven je wieg hingen. Maar er zijn er nog veel meer. Duizenden miljoenen, dat is een heleboel. Dat leer je later wel op school. We schrijven dat getal met vele nullen, maar elk mens is er één. En kleurrijk dat ze zijn! Zwarten en gelen, bruinen en blanken. Sommigen denken zelfs blauw bloed te hebben. Anderen zien groen van ergernis. Alle kleuren van de regenboog dus. En dan heb je nog vrolijke mensen en sombere. Gelukkige mensen en mensen met te veel verdriet. Jij boft dat je in het nestje kwam bij mama en papa. Vlak voordat jij geboren werd, kwam Kees, bij een vriendin van je ouders. Zijn papa heeft hem nooit gezien. Die was net gestorven door een ongeluk. Gelukkig helpen andere mensen om ook zijn nestje warm te houden. En wie weet zal hij later wel eens tegen jou aanleunen. ’t Is dus niet alleen maar mooi en leuk op deze aarde. Er wordt ook veel gehuild. Vaak omdat mensen elkaar zeer doen. Maar ook omdat mensen zo maar pijn overkomt. We weten niet zo goed waar dat vandaan komt. Misschien hoort het wel bij het leven. En op de vraag: waarom? bestaat geen antwoord, óf het is verzonnen. Geniet daarom het van God gegeven leven, zo lang het kan. Jij hebt er hopelijk nog veel van voor de boeg. Vergeet nooit waar je vandaan komt. Word wie je ten diepste al bent. Kijk goed om je heen en zoek het geluk, voor anderen en daarmee ook voor jezelf. Toen je net op aarde was hebben we je met heel je familie veel goeds toegewenst. We raakten je aan met heerlijk ruikende olie. En we hebben je gezegend. Dat betekent dat we dé NAAM hebben uitgeroepen over jouw leven. Die van de Eeuwige, bij Wie je vandaan komt. Die je al zag toen wij nog niets van je wisten. En die levenslang een oog op je heeft. Zoals op álle mensen. Gelukkig dat jij er bent. Lang leve jij en Kees en al die kindjes die pas geboren zijn. In de gloria!
Maandag 30 januari
Wie geschiedenisboeken leest ontmoet vele gekken. Ook in de bijbelse geschiedenis. Misschien fungeren ze daarin wel als voorbeeld van “hoe het niet moet “. De Farao’s b.v. die geobsedeerd waren door hun eigen dood en de tijd daarna. De Koningen van Israël die in meerderheid deden “wat kwaad was in de ogen des Heren “omdat ze mensen kwaad deden. Romeinse keizers die bol stonden van machtswellust en eigenbelang. En blader verder maar door de tijd met als dieptepunt de vorige eeuw toen culturele beschaving flinterdun bleek en niet in staat om het pure barbarendom te beteugelen. En heeft de mensheid toen haar lesje geleerd ? Je mocht het hopen maar dat is ijdelheid gebleken tot in de huidige eeuw. Fundamentalistische stromingen bestoken de wereld. Spannend om te zien wat de antwoorden zijn. Deze dagen horen we stemmen uit Europa en Amerika, continenten die zeggen vrijheid en democratie hoog in hun vaan-del te hebben. Een narcistische brulaap in de VS vaardigt decreten uit die vrijheden van anderen beperkt en doet alle kritiek af als onzin. Maar hij is wel president, is rijk en waant zich machtig. Andere westerse stemmen protesteren maar doen dat op het niveau van een piepende muis want ze willen wél eten uit zijn hand, d.w.z. zaken doen en zo. Gelukkig ken ik verhalen die me troostend kunnen vertellen hoe dit afloopt. Eén ervan staat in het bijbelboek Daniël. Het zal mythisch zijn maar juist daarom des te sterker omdat het daarmee van alle tijden is. Er was eens een koning die droomde van een groot, schrikwekkend beeld. Het hoofd was van goud, borst en armen van zilver, buik en lendenen van koper maar de voeten van ijzer en leem. Een steen trof het beeld aan de voeten en verbrijzelde die. Daarmee viel het hele beeld in duigen en verpulverde als kaf op de dorsvloer. Toen de koning later op de muren van zijn paleis wandelde en trots naar beneden keek en zich beroemde op zijn macht en majesteit, kwam er een stem uit de hemel die hem uit de gemeenschap van mensen stootte. Het beeld uit de droom was hijzelf. Niet mooi van me om zo’n dreigend verhaal te citeren. En helemaal niks voor mij om als een fundamentalist bijbelteksten te laten buikspreken, maar ik kon het voor deze éne keer niet laten. Goudlokje Trump, opgedoft met zilver en koper, - nú nog verliefd op zijn eigen beeld - moet toch weten dat hij op lemen voeten staat. Laat hem er anders gauw achter komen.
Dinsdag 31 januari
Deze nacht, naar 1 februari toe, en dan 64 jaar geleden, zaterdag- op zondag. Ik lag op de zolderkamer in de Pauwenlaan in den Haag. De wind brulde om het huis en sjorde aan de dakpannen boven mijn hoofd. Heel even probeerde ik het raam open te krijgen om de woeste zee te horen maar uiteindelijk durfde ik het niet. Er stond zo’n enorme kracht op door de zware Noordwester. Toen had ik nog geen notie van het drama dat zich zuidelijker aan de kust afspeelde. Ook de volgende morgen niet. Het hele gezin ging naar de kerk, storm of niet. Daar zag ik de glas-in-lood ruitjes trillen maar van de wind hoorde je niet veel. Het orgel overstemde de geluiden van buiten en anders wel de gemeentezang uit duizend kelen. Het eerste signaal dat er wat aan de hand was kwam tijdens de preek. De koster ging de preekstoel op en fluisterde de predikant iets in het oor. Alle militairen in de kerk werden opgeroepen zich zo spoedig mogelijk bij hun onderdeel te melden. Er was toen nog dienstplicht, dus met name op de galerijen (waar de jongeren hokten) was er ineens veel beweging. En beneden in de kerk geschrokken ouders, die mogelijk vreesden dat er stiekem een oorlog was uitgebroken , waar hun jongens naar toe moesten. Bij de voorbeden werd de dominee iets expliciter door de Heer te vragen de storm te bedaren en mensenlevens te sparen. Maar de Heer spaarde niet. Een kleine tweeduizend mensen verdronken, met name in Zeeland en Zuid-Holland. En het geloof van honderdduizenden mensen wankelde omdat hun god geen stormen stilde. Kuitert vertelt in één van zijn boeken hoe deze storm, ook theologisch, in zijn Zeeuwse gemeente woedde. Op zondagmiddag raasde de orkaan nog door. Ik probeerde via het wandelpad door de duinen naar de zee te komen. Ik wilde dat monster zien maar alle toegangswegen waren afgesloten. Gelukkig kende ik de konijnenpaadjes en kon buiten het zicht van agenten en veldpolitie de kust bereiken. Een verbijsterend gezicht. De duinen hielden plotseling op, loodrecht afgeslagen door een brullende zee. T.V.was er nog niet dus we moesten het doen met radioberichten. Toen hoorden we van het immense drama dat zich op nog geen 100 kilometer van ons veilige huis had afgespeeld. Vijf maanden later gingen we op vakantie naar Walcheren. In elk geval twee keer staken we over met een pont. Wat ik me erinner zijn zwarte velden, er groeide nog niks door het zoute water. En hopen puin waar eens boerderijen hadden gestaan. Nu is het buiten doodstil. In Zuid-West Nederland liggen er vast mensen wakker die veel meer horen in die doodse stilte.
Donderdag 2 februari
We hebben vandaag afscheid genomen van Janny. Wat is er veel van haar gehouden. Je kon het horen in de woorden. Je kon het zien aan het grote aantal mensen dat hielp om dit zware werk te verrichten. De dienst was in de kerk. De wijkpredikant had de verschillen in (on-)kerkelijkheid van kinderen, familieleden en belangstellenden meegewogen, al bleef het toch vooral een kerkdienst. Dat krijg je nu eenmaal als je een kerkgebouw uitzoekt om afscheid te nemen, een predikant vraagt om de de dienst te leiden en een organist uitnodigt om enkele liederen te begeleiden. Janny had zich daar zeker in kunnen vinden en om haar ging het uiteindelijk. En hoe prachtig is ze in beeld gebracht, in treffende woorden en met haar typerende foto’s. Toen we ruim tien jaar geleden afscheid namen van haar Jan waren er , behalve de kinderen en kleinkinderen, nog veel broers en (schoon-)zussen aanwezig. Hij was de eerste van het tiental die stierf. Nu was die groep al heel wat kleiner. Ook fysiek wat meer gekromd, vooral als je het afzet tegen die grote stoet forse jongeren. En zo hoort het ook. Kwestie van wassen en minder worden. We hebben Janny bij Jan te rusten gelegd. Hun dochter Ineke had destijds een kleurrijk glas-in-lood sculptuur gemaakt op het graf van haar vader. Daar komen vast nog wel wat kleurtjes bij. Die horen bij haar.
Vrijdag 3 februari
In Trouw van woensdag schreef Maaike Bezemer in haar rubriek “De Opvoedvraag “ over seks tussen pubers. Vanaf je zestiende mag je beslissen over je eigen lijf. Daar laten de pubers dan ook geen gras over groeien want de gemiddelde leeftijd waarop zowel jongens als meisjes voor het eerst seks hebben is 16,6 jaar. Wat mij opviel in het artikel zijn niet zozeer deze cijfers – die kon je raden – als wel de ontspannen en vrolijke toon waarmee over dit onderwerp werd gesproken door ouders. Geef die kinderen de ruimte en het vertrouwen om te experimenteren, waarbij respect voor de ander en veiligheid voor beiden gegarandeerd is. En áls je erover praat heb het dan vooral over warmte en intimiteit, plezier en lust. Eén moeder vertelt dat ze haar jongens al vroeg (basisschoolleeftijd) met condooms liet spelen. Toen ze er eenmaal de leeftijd voor hadden, zorgde zij voor een grote pot, waar condooms in familieverpakking voor het grijpen lagen. Bij ons thuis stond , net als in de meeste huizen, een grote pot met verboden en waarschuwingen voor enge ziektes. Maar alle jongelui werden wel 16,6 jaar ! Wat een ellende en rampen waren daarvan het gevolg. En veel vergald plezier, ondanks de lust. Ik zag pas op Youtube daar nog beelden van. Een heel populair aandoend prediker bracht een verloofd stel van begin 20 op het podium dat een half uur lang stond te getuigen dat zij “het “ wilden bewaren tot hun huwelijk. Uiteraard noemde de prediker dit christelijk en vooral bijbels. Grotere onzin kun je niet uitkramen. De bijbel heeft het hier absoluut niet over of je laat sommige teksten buikspreken. De preekheer leed veeleer aan een trauma dat de kerk al vroeg in haar bestaan heeft opgelopen en kennelijk nog nooit te boven is gekomen. In de 4e eeuw begon een soort godsdienstige oorlog tegen seksualiteit. Het mocht alleen ten behoeve van de voortplanting en dat je er nog lol aan kon beleven leek al erg genoeg.. In de Heidelbergse Catechismus (leerboek van met name de Hervormde en Gereformeerde Kerken , nog steeds erkend belijdenisgeschrift in de PKN !) wordt bij de uitleg van het 7e gebod (niet echtbreken) begonnen met : alle onkuischheid is van God vervloekt. Echtbreuk wordt op één lijn gezet met andere “diergelijke schandelijkheden “. En omdat lichaam en ziel tempelen des heiligen Geestes zijn, verbiedt God alle onkuische daden, gebaren, woorden, gedachten en lusten. “ Ik zou zeggen : als dit allemaal waar is zou de Schepper het ontwerp mens toch maar eens mee terug moeten nemen naar de tekentafel.
Maandag 23 januari
(10 dagen overgeslagen) In Huize Nawijn werd wél lekker maar geen knoflook gegeten. Ik maakte pas in mijn 28e levensjaar kennis met de lucht van dit gewas. Op het ministerie had ik een oudere vrouwelijke collega die elke morgen voor werkoverleg over mijn bureau kwam hangen. Bij de eerste keer zag ze me achteruit deinzen. Met een verontschuldigende glimlach vertelde ze dat zij ‘s morgens ontbeet met enkele tenen rauwe knoflook. Elke volgende ontmoeting kostte mij dat een extra sigaret. Oók geen prettige lucht natuurlijk, althans voor niet-rokers, en zeker minder gezond maar daar stond ik toen niet bij stil. Ik vond die knoflooklucht vreselijk en zou tóén niet bedacht kunnen hebben dat ik het nú zo verrukkelijk vind. “Dingen die de mond uitgaan….ontreinigen den mensch “, zegt Jezus (Mt.15 : 18) volgens de Statenvertaling. “Al wat den mond ingaat, in den buik komt, wordt in de heimelijkheid uitgeworpen”. Terzijde : dat woordje heimelijkheid is een vertaling van het Griekse aphedron, verborgen zitplaats, w.c. dus, maar om de één of andere reden wil geen enkele vertaler dat woord in de bijbel. Net zo min trouwens in soapseries, waarin gevroten en gezopen wordt bij ‘t leven maar nooit zie je iemand een toilet bezoeken. Zelfs een gewone bril (op de neus dus) zie je niet. Riool, beerput en te zijner plaatse zijn in de bijbelvertalingen de omschrijvingen maar wie gaat er nou naar het riool ? De mooiste vertaling vond ik “ stilletje “ (in De Goede Boodschap van mr.Evert Straat). Dan zie je in gedachten zo’n ouderwetse poepdoos, met een hartje in de deur en een stank die je je leven lang bij blijft. Toch weegt die niet op tegen wat de mond uitgaat. En daarvoor moet ik zelfs de knoflook voorbij want Jezus zegt er nadrukkelijk bij dat deze verontreiniging uit het hart van de mens komt. Valse getuigenissen, lasteringen en boze bedenkingen, allemaal erger dan beerput of riool. Zelfs eten met ongewassen handen is minder erg (Mt. 15 : 20) want daar heeft niemand anders last van. Hooguit moet je zelf iets vaker naar het stilletje. Ik las de kranten dit weekend en zag de beelden van allerlei sprekers, bij wie het gif in wolken uit hun monden kwam. Dat verontreinigt de samenleving en moeder aarde. Misschien had één van die zes geestelijken het bij de inauguratie van meneer Trump dáár eens over moeten hebben. Wat daar aan godsdienst gepresenteerd werd was niet meer dan heidense shit, goed voor een stilletje.
Dinsdag 24 januari
Vanmiddag waren we bij heel goeie vrienden op een uiterst gezellige verjaardag. We namen de pont bij Beusichem. Op de terugweg was het behoorlijk mistig en bijna donker. Alle auto’s waren aan boord, de bomen gesloten maar hij vertrok niet. Dat was niet zonder reden : uit het duister dook ineens een gigantisch groot schip op dat, stroomafwaarts, met grote snelheid voor ons langs gleed. Met dank aan de radarsystemen aan boord lieten we elkaar onaangeroerd . Ik vroeg me af hoe dat vroeger ging toen er nog veel meer pontveren waren dan nu. Met misthoorns ? Maar dan blijf je toeteren. Het bracht mij wel terug naar de kust. Twintig jaar den Haag/Scheveningen en je weet wat mist is. Soms lopend naar huis, van school of kantoor, omdat je niet op een medemens of lantaarnpaal wilde knallen. Een enkele keer bleef iemand stokstijf staan en riep om hulp. Hij wist dat er water in de buurt was maar kon geen meter ver meer kijken. Na die twintig jaar aan de kust woonde ik twee jaar in de Flevopolder. Daar is de mist nóg dikker. Eén keer beleefd dat één van ons vóór de auto uit moest lopen om het volgende middenstreepje op de weg te vinden. De zwaarste mist echter vind ik die tussen mensen. Dat je mekaar absoluut niet kunt vinden. Alles wat ik hierboven schreef kun je in beeldspraak vangen. Mag ieder voor zichzelf doen. Ik vond het de keren dat het mij overkwam pijnlijk. B.v. als er vanuit een heel oud, aangeleerd geloof dingen beweerd werden die bij mij in de categorie tirannie thuis horen. Of als er in vergaderingen oeverloos over punten en komma’s gevochten werd, terwijl het moest gaan over de bezieling in ons werk. Dan kon de mist heel dik worden. Dat loste je met radar niet op. Op een gegeven moment stond alles gewoon stil en niemand riep om hulp.
Woensdag 25 januari
Bij Eva Jinek waren drie vrouwen te gast die oorspronkelijk uit Limburg komen. Heel vertederend konden ze over hun meisjesjaren daar vertellen. Maar ook hoorde ik één zeggen : ik moest daar wég ! Weg van alles, ze hielden me daar klein. Meteen werd het ook gerelativeerd met de opmerking : dat zegt een Twent of een Fries of een Drent waarschijnliijk ook. Dat zal zo zijn maar niet allemaal, net zo min als alle Limburgers weg willen uit dat land. Uiteraard moest ik aan de kerk denken. Boekenkasten vol zijn er met verhalen van vrouwen en mannen die daar uit weg moesten omdat ze zich daarin klein gehouden voelden. Je moest maar geloven wat ze daar zeiden en op het gebruik van je eigen verstand werd geen prijs gesteld. De moraal lag ook vast en dacht of deed je anders dan was je gauw een outcast. Laat ik maar voor mezelf spreken. Als kind vond ik die sfeer wel lekker eigenlijk. Het was overzichtelijk en veilig , hoewel : die veiligheid bestond niet voor iedereen, ook niet in het gezin waarin ik opgroeide. Toen we uitvlogen gingen de meesten ook echt weg uit die sfeer waarin je klein gehouden werd. Zelf ben ik er de strijd mee aangegaan, met name op het terrein van de kerk. Ik probeerde in preken , pastoraat en catechese alles te vermijden wat mensen klein hield. En ik kon furieus worden als in gesprekken of vergaderingen betuttelende opmerkingen werden gemaakt richting mensen met afwijkende gedragingen of meningen. De officiële kerk was er een meester in om deze groepen te typeren. Vast wel met goede bedoelingen maar het maakte mij altijd heel kriegel. Rapprten over omgang met homoseksuelen of samenwonenden, met gescheiden mannen en vrouwen of met jongeren en hun jeugdcultuur. Maar nooit een rapport over de zelfgenoegzaamheid van kerkleden, de belasting-moraal van de rijken of de uitbuiting van kwetsbaren, ook binnen een kerkelijke gemeente. Voor mij was de ideale kerk een bonte verzameling van mensen die nieuwsgierig waren naar andere wijzen van denken en blij waren met andere manieren van leven. Ik sta nu buiten de kerk. Het ideaal heb ik daar niet gevonden noch bereikt. Voor mij is het ook niet meer de plek waar het verhaal van de Levende gaande is. Gelukkig voor anderen (nog) wel. Ik zal ze niet lastig vallen. Integeneel : af en toe steek ik m’n neus eens om de hoek, om te ruiken of het voorjaar al in aantocht is. En eerlijk is eerlijk : heel af en toe snuif ik iets op. Net als wanneer je in het voorjaar langs de meidoorn fietst.
Donderdag 26 januari
Vandaag veel mensen gezien “die boven ons gesteld zijn “ , zoals we dat vroeger noemden. Overheidsdienaren, politici, regeringsleiders. Ik krijg er een rare smaak van in de mond . Of het nu méér gebeurt dan vroeger durf ik niet te zeggen maar er wordt zo allemachtig veel gelogen. Mogelijk bleef dat destijds meer verhuld en lijkt het daarom in onze tijd , die bol staat van media, toegenomen. In de VS past de nieuwe president de feiten aan bij wat hij zelf vindt. In ons parlement wordt een tapijt van duizenden woorden gelegd over een waarheid die niet verteld mag worden. Met schouderklopjes en aanhoudende ontkenningen verdwijnt de woordenstroom in het riool en wordt het stil. Morgen of overmorgen is het dan weer tijd om over normen en waarden te discussiëren of op te roepen tot normaal gedrag maar omdat dat gedaan wordt door diezelfde figuren trekt niemand zich daar iets van aan. Als je het leugens noemt worden ze nog boos ook. Wie de Britse of Amerikaanse serie House of Cards heeft gezien of wie al langer bewust de politiek volgt wéét dat er spelletjes gespeeld worden. Dat is inherent aan het politieke bedrijf. Maar leugens worden altijd achterhaald door de waarheid. Of anders wel bijna altijd. Je mag niet liegen, zo ben ik opgevoed. Als klein kind kón ik het ook niet want ik kreeg meteen een kop als een boei. Toch leerde ik ook leugentjes om bestwil. M’n ouders hoefden echt niet alles van mij te weten. Het zou het beetje vrijheid dat ik kende te zeer hebben beperkt. Dus vertelde ik hun niet alles, dat leek me heel verstandig. Maar soms kwam ik er niet onderuit te liegen als ouders of leraren, politieagenten of baasjes te dicht op m’n huid kwamen. Gaandeweg leerde ik dat zonder een rooie kop te krijgen. Ik heb een vrolijk voorbeeld : in mijn woonplaats reed ik een éénrichtingsweg van de verkeerde kant in, gewoon om ergens sneller te zijn. Halverwege sprong een agent van z’n fiets en sommeerde me te stoppen. Voordat hij iets kon zeggen riep ik : “agent, wat ben ik blij dat ik u zie. Ik dwaal al tijden dooor deze buurt maar kan absoluut dit adres niet vinden.” Reactie ? “Als u hier linksaf slaat rijdt u er zo tegenaan “ . Niet netjes maar wel aardig en ik zal het nooit meer doen. Nu ik tot de ouderen behoor en volgens het spreekwoord dus ook wijzer zou moeten zijn ga ik voor eerlijkheid. Kan ook gemakkelijk want voor wie zou ik iets moeten verbergen ? Betekent dat ook dat ik alles zeg ? Er zijn mensen die vinden dat ik er al te veel uitflap. Zelf weet ik dat ik eerlijkheidshalve heel wat binnenhoud. Waarom ? Omdat er niemand bij gebaat is, integendeel. Alles zeggen kan enorm beschadigen. Het is altijd een kwestie van balanceren. Maar echt liegen probeer ik niet te doen. Tenzij het oorlog wordt en vijanden me tot verraad willen brengen. Dan hoop ik nog meer te durven liegen dan alle Trumpen bij elkaar. Hopelijk heb ik dan nog een goed geheugen, want wie veel liegt moet veel onthouden.
Vrijdag 28 januari
In Trouw vanmorgen een stukje dat te denken gaf. Ging over de vraag of je een identiteit onder de knie kunt krijgen, zoals wordt verlangd van immigranten, die daar dan een dure inburgeringscursus voor moeten volgen die ze nog zelf moeten betalen ook. Maar wat is de Nederlandse identiteit ? Maxima (toen nog prinses, nu al koningin) kon hem niet vinden. Daar is ie ook te divers voor. Identiteit is wat je bent door je afkomst (erfelijke eigenschappen, opvoeding). Daar valt het Nederlanderschap niet onder. Ik heb niets met hooligans, drugscriminelen, zware orthodoxen, steile katholieken, gierigaards en nog zo wat, allemaal mede –nederlanders. Voel me daarmee volstrekt niet verwant. Ook de Joods – Christelijke wortels kunnen me gestolen worden voorzover ze alleen maar de basis vormen voor veel geschreeuw en onverdraagzaamheid. De schrijver in Trouw stelt tegenover identiteit de Nederlandse mentaliteit. Die bepaalt niet wat je bent maar wat je doet en dat is te leren. De typisch Nederlandse normen en waarden die ons gedrag richten en betekenis geven zullen migranten zich eigen moeten maken. Maar weer zit ik met vragen. Er bestaat helemaal geen gemeenschappelijke mentaliteit. We hebben zo langzamerhand toch voorbeelden te over van gedrag dat niet door de beugel kan maar gemeengoed lijkt. Verkeershufters, “zingende “ voetbalfans, corrupte directeuren en politici, beledigende facebookers enz.enz. De schrijver van het artikel kan dan wel zeggen : identiteit sluit anderen uit, maar wat je doet (mentaliteit) sluit anderen in , maar dat klopt toch niet ? Als op de tribune van het Feyenoordstadion geroepen wordt : “ Hamas, Hamas, alle joden aan het gas “ of vrouwen op straat wordt nageroepen dat ze kankerhoeren zijn wordt daar niemand ingesloten maar is er sprake van een verrotte mentaliteit. Goede, positieve mentaliteit kan prima werken maar is geen gegeven. Mijn kranten staan vol met berichten over gebrek aan mentaliteit, in alle lagen van de bevolking. Nu wil ik niet gaan somberen aan de hand van de catechismus waarin staat dat de mens geneigd is tot alle kwaad. Maar voorzover de mens dat is , is het goed dat er wetten en regels zijn die hem daarin beperken. Dus is het zaak díé te leren kennen.Daar is de opvoeding goed voor, en school of een inburgeringscursus. Als die regels al “in je hart gelegd zijn “ (zoals de Heilige Schrift zo mooi verwoordt) is dat mooi meegenomen. Het zal je mentaliteit positief beïnvloeden. Maar typisch Nederlands, nee. Laten we het menselijk noemen en de lat wat hoger leggen.
Dinsdag 10 januari
Vroeg in de morgen, vijf uur. De griep is achter de rug. Nu moet ik het ritme van slapen en wakker-zijn weer heroveren om een beetje in de maat te lopen met de gezonde samenleving. Vandaag ben ik ongewild solidair met al die werkers die om half zes richting Amsterdam rijden ( als het Noordenwind is kan ik hun auto’s horen ) om de files voor te zijn. Het was een intense droom die me uit bed dreef. Ik was aan het schrijven in het dagboek van een ander. Vannacht was ik ingeslapen met de laatste regels uit de verzamelde dagboeken van Willem Barnard in mijn hoofd. Mijn brein is daar mee aan de haal gegaan en hardop pratend maakte ik mezelf wakker. Ik woonde sinds kort in een ouderwetse pastorie, met een kamer ensuite, serre, grote tuin met heel veel gras en een plantenkasje. Op de 1e etage had ik een studeerkamer en buiten voor het raam stond uiteraard een vruchtboom. In het voorjaar schaamteloos vruchtbaar, in de zomer één en al dracht, in het najaar afvallend en kreunend in de storm. Nu, op een winteravond, grillig kaal. Ik hoorde vreemde muziek, instrumenten die zichzelf overbodig maakten door hun lawaai en stemmen die niet menselijk mochten lijken. Het was een avond vóór Kerst en ik moest in mijn dagboek schrijven over het onbeschrijfelijke wat geschied was in de kerstnacht. De muziek die ik hoorde beviel me niet. Ik had liever een romantisch Stille Nacht gehad, gezongen door een Mariavrouw met een moederziel, tegen een achtergrond van wat bozig klinkende Jozefmannen die met hun zaad waren blijven zitten. En meteen zat ik ook zelf middenin de problemen. Want hoe leg ik uit dat iets niet echt gebeurd hoeft te zijn en tóch “is geschied “ ? Met die vraag op de lippen werd ik wakker en hij ging met me mee naar de computer, zit naast me en kijkt me, uiteraard vragend, aan. Ik pak Barnard erbij : “Een zon diep in de nacht “, zo heet het, de verzamelde dagboeken 1945 – 2005,, 861 blz in zakbijbelformaat. Daarin schrijft hij in 1993 (!) “ dat er een hele industrie gaande is om ons naief te houden. Wat ons dagelijks bereikt aan zogenaamde verstrooiing nadert heel dicht het absolute onbenulpunt.” Dat is in die 24 jaar sinds deze uitspraak niet veranderd, eerder verergerd. Ik heb enkele dagen het snot voor de ogen proberen weg te kijken en ijverig gezapt langs talrijke tv kanalen. Verstrooiing heet dat. Wat zie je vaak dezelfde koppen met dezelfde meninkjes ; wat wordt er ontstellend veel stompzinnig gelachen door weer diezelfde koppen of ook andere, met monden vol gebleekte tandjes en kuifjes die óf op een dronken cavia lijken óf totaal afwezig zijn, want biljartbal. (Hooligans, lijfwacht van Wilders e.a. , motorclubs, demonstranten tegen azc’s , het lijken allemaal net broers.) Daardoor kan ik niet zien of het nu dezelfden zijn die de éne dag zingen “daar moet een piemel in “ en de andere dag verontwaardigd eisen dat wij hier “onze normen en waarden “ moeten verdedigen. Ik mag dat toch wel erg naief vinden ? Naast mij zit nog steeds die vraag hoe ik uitleg dat “wat geschied” is, niet echt gebeurd hoeft te zijn. Is het dan geen nep- verhaal ? Want zó wordt iets wat de twittertaal teboven gaat gauw genoemd. Ik geef de vraag, die nog steeds naast me zit, een antwoord van Barnard : “er is een gruwelijk aangrijpend mysterie. Daarover mag alleen worden gesproken in poëzie, -, verhaal en gelijlkenis.” Gewone taal volstaat niet om het leven kleur te geven en het te redden uit de handen van de terreur. Daar is cultuur voor nodig. En dan nog… PS Dit keer kan ik de ingrediënten van mijn droom terugvinden : ik zag een Sterreclame van Durexcondooms – bracht me op de Jozefmannen ; twee topzangeressen bij Paul Witteman vormden voor mij een Mariazangeres ; ik dacht aan het huis van Slob, vergelijkbaar met een oude dorpspastorie; ik zette de tv uit toen ik muziek hoorde waar ik absoluut niet van houd en las tot slot de laatste bladzijden uit het dagboek van Barnard. Nogmaals dinsdag 10 januari maar nu 21 uur verder, waarvan maar 1 uur geslapen. Dus moet dat nu gauw gaan gebeuren. Jammer, want ik had Obama graag zijn afscheidsspeach zien houden om 3 uur. Sneu eigenlijk dat zijn politiek (met name in het Midden Oosten) veel minder hout sneed dan zijn prachtige toespraken. Of waren die alleen maar mooi en bleef het bij woorden ? Ik ben te klein om dat te weten. Bij Eva Jinek zag ik nog een paar flarden van Obama. Een gesprekstrainer merkte daarbij op dat het haast magisch was hoe er in zijn toespraken naar een climax werd toegewerkt.. Ik moest terugdenken aan mijn jongensjaren toen we in de kerk nog “ preektijgers “ hadden. Dat waren predikanten - ik schreef er al eerder iets over – die stampvolle kerken trokken omdat ze zo geweldig preekten. Als de dienst om 10 uur begon stond er om half tien al een lange rij voor de deur van de kerk. Wat was het geweldige aan deze giganten ? Niet zozeer de inhoud van hun toch drie kwartier durende verhalen. Ik heb jarenlang stapels preken uit die tijd bewaard, meestal ingedeeld in drie punten en in mijn oude bijbel heb ik achterin daar nog aantekeningen van staan. Over Jezus in Gethsemane kregen we dan de volgende drie punten : 1. Jezus gaat zingend naar de hof, 2.hij is strijdend in de hof, en 3. hij gaat bekrachtigd uit de hof. Verrassend was het daarna niet meer want je wist als toehoorder waar het op uitdraaide. Er was veel geloofsbelijdenis en catechismus in die preken verwerkt, heel dogmatisch dus, en af en toe een zuster met wie de ds afgelopen week een gesprek had. Nee, wat boeide was de act die de predikant opvoerde. De één zwaaide regelmatig met een grote witte zakdoek, waarmee hij demonstratief zijn voorhoofd afwiste. Een ander , wat jonger, ging geregeld door zijn knieën en dook dan met grote snelheid weer óp, om het woord dat hij bracht zo ver mogelijk te krijgen. Het ergste vond ik als ds van een memoblaadje af preekte. Daar stonden een paar kernwoorden op en vervolgens werd met een horloge binnen handbereik de tijd vol gepraat. Dat gaat na 5 minuten vreselijk vervelen want dan is de taal op en krijg je een oeverloze herhaling van woorden. Ik zag onlangs op youtube nog een mij goed bekende collega dit soort fratsen uitvoeren. Ik vind dat dit niet meer kan. Nooit heeft gemogen eigenlijk. Leg de tekst uit die je gelezen hebt, schuif die naast het leven van de anderen en jezelf en zeg : Amen. Dan kan het echte werk beginnen, in de hoofden van je toehoorders. Voor een pias of een clown moet je in het theater wezen. Woensdag 11 januari Geef ze wat ze willen. Daarom bouwden we voor hen een verblijf van 7 miljoen euro. Het lijkt op een Chiinese tempel, afgedekt met 35.000 handgemaakte dakpannen. Stel je eens voor dat deze regels uit een krantenartikel kwamen over de opvang van vluchtelingen. Dat het kille beleid van den Haag en Brussel, van Pvd A en PVV en alle anderen had plaats gemaakt voor ongehoorde gastvrijheid. Dat die beelden uit ijskoude vluchtelingenkampen zelfs politici hadden geraakt. Mijn eerste reactie zou zijn : dat kan ik niet geloven. Nou, dat hoeft dus ook niet. Want deze regels gaan over reuzenpanda’s. Binnenkort komt er een m/v stel van die beesten naar ons land. Het zijn twee beren, in dit geval wat saaie, zwart/wit verschijningen, die zo min mogelijk bewegen. Zoals je bij het woord “schorpioen” even terugschrikt, zo lopen bij het noemen van de pandabeer de meeste ogen meteen vol, zó ontroerend en vertederend. De schepper mag weten waarom, ik vind er niks aan. Ze eten 50 kilo bamboe per dag en van de 7 verschillende soorten bamboe willen ze afwisselend eten. Omdat het paar , luisterend naar de prachtige namen “krachtige wolk “ en “elegante ster” elkaar niet ligt, krijgen ze in het Ouwehandsdierenpark gescheiden onderkomens. Drie dagen per jaar, als het vrouwtje vruchtbaar is, worden ze bij elkaar gezet in een kille paarruimte. Bij voorbaat is al bekend dat “krachtige wolk “ daar helemaal geen trek in heeft. Daar zullen dus wel kamervragen over komen. Want die “panda’s naar Nederland” was een officiëel onderdeel van een staatsbezoek aan China, dus zit hier zeker overheidsgeld in. Vast wel enkele miljoenen. En over dat soort bedragen windt men zich graag op. Zodra het over miljarden gaat (zoals bij de overschrijding van de budgetten voor Noord- Zuid lijn, Betuwe-lijn, Metro- Amsterdam) is iedereen stil. Net als ik nu terwijl ik naar de foto kijk van het interieur van het Pandasia (echt, zo heet het ). Op de wanden zijn besneeuwde bergen geschilderd. Die waren bij dat vluchtelingenkampt écht !
Zondag 1 januari 2017
Wij waren vooral binnenshuis vandaag. Het was koud en mistig. Morgen beginnen weer de gewone dagen. Ik moet terugdenken aan het ministerie waar ik in de jaren ’60 werkte. Op die eerste dag na Nieuwjaar was het de hele dag gelukwensen. Ik zwierf nogal veel door het gebouw, meestal voor m’n werk, soms om een bevriende collega op te zoeken, en kwam dan jan en alleman, Tineke, Ineke en Dineke tegen. Ik kende toch wel enkele honderden collega’s bij naam. Dan was het altijd spannend of we elkaar voor de 1e of zoveelste keer ontmoetten. Een veel gehoorde vraag was dan ook : heb ik u al gehad ? Mijn reactie hing erg af van de vragensteller/ster. Als het een vrouwelijke collega was die fijn oogde en heerlijk rook naar een bedwelmend parfum dan was het antwoord simpel : ik dacht het niet, ook al had ik haar geur nog in mijn neus van de vorige ontmoeting. Maar bij een collega die ik minder hoog had kon ik het niet laten om grimmig te antwoorden : ik ben niet te hébben ! Niet iedereen vond mij aardig. Hoewel ik dat natuurlijk zelf opriep heb ik daar toch lang moeite mee gehad. Zelfkennis is een moeilijk vak, waar je eigenlijk nooit op afstudeert. Begin jaren ’80 heeft een goede collega op Beukbergen mij daar een keer op aangesproken. Wij konden samen makkeljk door één deur en mochten elkaar. In een gesprek onder vier ogen vroeg hij me of ik wel wist dat sommige collega’s bang voor me waren. Grote vent, grote bek, stevige taal en zelden diplomatiek. In de Klinisch Pastorale Vorming werd die figuur ragfijn uitgetekend. Ik nam mij vol overtuiging voor daar wat aan te doen. Als kind wilde ik, in elk geval thuis, aardig gevonden worden. Dat was een excellente manier om toch nog wat op te vallen in die grote club. Als predikant wilde ik dat ook graag ; juist niet om op te vallen want ik stónd al op een opvallende plaats (vóór in de kerk, hoog op een preekstoel), maar ik wou zo graag dat iedereen het met mij naar de zin had. Dat kun je vergeten en dat is een heel gezonde ontdekking. Want voor je ‘t weet dans je naar andermans pijpen, ben je een ja-broer en een glibber. Beetje dwars is prima maar blijf vooral trouw aan alles wat voor jou wezenlijk is. Daar hoort voor mij zeker aardigheid bij (of zoals de apostel Paulus zegt : uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend) maar ook wat norsheid, tikje grimmigheid en wat gebrom. Meestal heeft dat meer met mezelf te maken dan met anderen. Die zijn me óf lief óf worst. Allen die daartussen zitten “heb ik nog niet gehad “.
Maandag 2 januari
“Kijken in de ziel “ ging vanavond over rouw. O.a. waren er een moeder die tweemaal een pasgeboren dochtertje verloor, een man wiens beide ouders verongelukten toen hij negen jaar was en iemand die als jongen van 18 zijn zus van 21 kwijt raakte door zelfmoord. Aangrijpende verhalen over verlies en verwerking. Opnieuw kwam ik erachter dat elk mens met haar of zijn verlies op eigen wijze omgaat. Voor de één blijft het een gapende wond, een ander zegt : het slijt. En daartussen alle mogelijke gradaties. Als pastor heb ik ze allemaal gezien. Ik kan er een boek over schrijven maar zal dat niet doen, zelfs geen nachtboek. Het is te persoonlijk en ook te intiem. Bij ziekte en sterven word je binnengelaten in de privéruimte. Niet als een deskundige maar als een vertrouwenspersoon. Al die gesprekken en stiltes, pijn en verdriet houd ik bij me. Ik erger me vreselijk aan zielzorgers die daarmee te koop lopen (soms letterlijk, in boekjes of in preken vanaf een kansel) . Iets anders is als ik mijn eigen beleving van rouw wil verwoorden. Ik stelde me vanavond een paar keer in de plaats van een ondervraagde. Hoe zou ik op de vragen hebben gereageerd. Als je ouder wordt verlies je in familie- en vriendenkring veel mensen aan de dood. Goddank kwam het voor mij niet zo dichtbij (in elk geval niet op jonge leeftijd) als in de ervaringen op tv vanavond, maar toch. Ook ouders, broers en zus, zwagers en schoonzussen, kinderen in de familie, vrien-den en goeie bekenden. Ik ben niet grootgebracht met ruimte voor rouw. Wij waren “flink”, er werd niet over gesproken, het leven ging door, ze zijn nu in de hemel (met als ondertoon : wat wil je nog meer ? ). Tranen waren er helemaal niet, of soms heel even maar dan slikte je diep en ging je weer door. Het is pas van de laatste tijd dat ik me realiseer dat ik verdriet voor mezelf hield, huilen met droge ogen. Pascal zei : er is weinig dat ons troost, omdat er weinig is dat ons verdriet. Dat wil ik voor mezelf variëren omdat het verdriet er wel is maar moeilijk naar buiten komt. Dat heb ik niet geleerd. Gelukkig trekt troost zich daar niks van aan. Die komt tóch wel. Van mensen die me liefhebben en kennen, door muziek en natuur, uit herinneringen en dromen. Dinsdag 3 januari Vuurwerkoverlast en bedreiging van de politie. De kranten kwamen inkt tekort. Wat een heisa, net als vorig jaar en de jaren daarvoor. Twee kranten heb ik goed doorgespit en nergens wordt melding gemaakt van het feit dat er om te beginnen natuurlijk fors “gebruikt “ is . Als alle reclamespots uit de maand december werkelijkheid zijn geworden stond de drank tot aan de lippen. Tel daarbij op wat vanuit de koffieshops en op straat is betrokken aan allerlei middelen en je hebt toch een behoorlijk opgefokt publiek.Geef die vervolgens vuurwerk in handen – overal vrij verkrijgbaar, tot en met het illegale toe - en zet daartegenover mensen in uniform en het bal kan beginnen. Eerlijk gezegd wind ik me er geen seconde over op en vind ik de verbolgenheid van keurige oudere mannen in uniform of kantoorpak niet meer dan een jaarlijks ritueel waarin ze roepen om nóg slimmer materiaal voor hun deel van de “strijd “. En volgend jaar is ook dát weer niet goed genoeg. Je kunt als overheid ook drank en drugs en vuurwerk verbieden. Dan zul je Noord- Korea moeten vragen om de orde te handhaven . Een vrij land als het onze riskeert nu eenmaal excessen en daar kun je je nooit adequaat tegen wapenen ; dan zijn het geen excessen meer. Zelf nam ik overigens geen deel aan het spektakel, zelfs een sterretje met koud vuur was aan mij niet besteed. Als kinderen keken wij met de handen op de rug toe en het woord “rotje “kwam niet over onze lippen; dat klonk niet beschaafd. Mijn eerste echte vuurwerkervaring was rond mijn 25e met broer Gabe in Borger. Hij had een pakje aangeschaft en deed daar net zo geheimzinnig mee als ik met mijn eerste pakje condooms. Toen het moment dáár was, plantten wij moedig onze eerste pijl in een bloembak. Omdat we toch wat benauwd waren voor dit onbekende drukten we hem stevig in de grond. Met een sigarettenpeukje staken we het lont aan en renden snel zó ver weg dat we hem nog net konden zien. Tot onze verbijstering speelden knal en vuurkolom zich helemaal in en rond de bloembak af en bleef de lucht donker en ledig. Het vergde enige studie om erachter te komen dat de pijl geen kant op kon doordat hij vast in de grond verankerd was. De volgende, vanuit een leeg bierflesje, gaf de bedoelde “ah’s” en “oh’s” en maakte ons vrijmoediger in de lancering van onze nieuwjaarswensen. Veel verder dan dat ben ik op dit gebied niet gekomen. In België heb ik met broer Bert de doodstille nieuw-jaarsnacht in een dorp in Wallonië nog een keer aan flarden gescheurd met enkele grote pijlen maar omdat verder niemand iets dergelijks ondernam voelden we ons binnen enkele minuten haast beschaamd en zijn we gestopt onder het motto : laten we geen slapende Belgen wakker maken ! Sindsdien sta ik weer met de handen op de rug en vind het prachtig. Donderdag 5 januari In januari 1994 schreef ik in het kerkblaadje van Soesterberg een meditatie t.g.v.de geboorte van mijn tweede kleindochter. Deze week wordt ze 23. Ze is het ouderlijk huis al uit, woont fijn samen en studeert. Ik kon het niet laten om even terug te bladeren en vond mijn overdenking terug. Luidde alsvolgt : “De HEER zal je komen en gaan bewaren van nu aan tot in eeuwigheid’ Ps 121:8 Ik zat na te denken voor deze meditatie. Over ‘begin’ en ‘einde’, woorden die je zo vaak hoort rond een jaarwisseling. ‘Einde’ mag dan op oudejaarsavond wel vrolijk klinken, omdat het ‘begin’ er moeiteloos op volgt om 0.00 uur, normaal is dat niet. Als het om leven gaat bijvoorbeeld. Dan is er sprake van begin en einde. Stop. En dat ‘einde’, ook het praten erover, duwen we het liefst ver van ons weg. Maar het leven is juist zo kostbaar omdat we weten dat het eindigt. En óók: zonder einde zou er geen beginnen aan zijn. En toén……… Lieve Lynn,………midden in al mijn gepieker, kreeg ik bericht van jouw komst. Mijn tweede kleindochter, op 6 januari. Ik kwam net thuis van een gesprek met een ziekenhuispastor over: omgaan met het levenseinde, vragen rond de dood. En dan kom jij!!! Toen je grote broer geboren werd – al bijna twee jaar oud – heb ik hem en Josien Hordijk uit Soesterberg (die ook net geboren was) ook een brief geschreven. ‘k Heb ze toen verteld over onze aarde, ons soort mensen, je ouders en iets over God. Vraag die brief maar ’s te leen, in ruil voor zo’n aandoenlijke blik van je. In die 2 jaar zijn we als mensen-wereld niet zo bar veel veranderd. Al duizenden jaren lang niet, eigenlijk. Ja, we kúnnen meer. Zo zag ik vanavond een t.v.-programma over ‘Eeuwig leven’. Je hoorde daarin van allerlei experimenten, die ertoe moeten leiden dat mensen misschien wel 200.000 jaar oud worden. En ik zag vrouwen – wel 20 jaar ouder dan opa – de radslag maken en een spagaat. Allemaal in gevecht tegen ouder worden en uiteindelijk tegen hun levenseinde, ooit. Als er tóch iemand van hen stierf, dan lieten ze die invriezen en dan zouden jij of jouw kinderen ze ooit weer moeten ontdooien (niet doen, hoor!!). Dat zijn spelletjes van rijken en die gaan al eeuwen lang ten koste van armen. Want tegelijk met jou zijn er vandaag duizenden kinderen geboren, die door zulke rare spelletjes geen kans van leven hebben. Lieve meid, jouw leven is vandaag begonnen. Natuurlijk al een poosje eerder, maar dát is het geheim van jou en je ouders. Vanaf vandaag ben je één van ons. Vanzelfsprekend wens ik je een lang leven, maar vooral: een gelukkig en gevuld leven, waarin je mag toegroeien naar de mens, zoals jouw Schepper die heeft bedoeld. Je verzetten tegen ouder worden is ook: je verzetten tegen die groei! Zonde van de tijd, die beperkt is. Bovenaan staat iets uit een Psalm. Ik geloof daarin: dat de Heer staat aan jouw begin, zelfs al vóór je begin. En Hij staat ook aan ons einde, zelfs ná ons einde. En daartussen is het LEVEN. En juist omdat dat einde zeker is voor elk mens, is dat leven vanaf het begin zo verrukkelijk spannend. Hopelijk ook voor jou. Ik kom nu naar je toe en ‘k zal je zegenen in naam van de Eeuwige. “ Net als bij mijn andere zeven kleinkinderen, die vóór of ná haar geboren zijn hebben we als familie haar met lavendelolie uit een klooster bij Cannes gezalfd. Iedereen sprak een wens uit.Of het bij haar was weet ik niet meer maar ik herinner me wel dat kleinzoon Tom een keer olie op de handjes van een pasgeborene smeerde en de hoop uitsprak dat ie een goeie volleyballer zou worden. Die wens is bij Lynn tenminste uitgekomen. Ik weet niet of ik nú nog zo’n psalm zou citeren. Ze liggen zover van die kinderen af. Of gaan die eeuwenoude wijsheden ook hen weer een keer inhalen ? Vrijdag 6 januari Drie Koningen, nou ja, wijzen uit het oosten dan. Nog beter : magiërs, astrologen dus. Door de evangelist Mattheüs opgevoerd om zijn verhaal wereldwijd te krijgen, de oostgrens over naar Syrië en Irak en noem maar op. Daar barstte het van de Baäls ( dat zijn “heren” voor wie anderen op de knieën moeten !) dus die zijn best gebaat bij een koning op een ezel die een heel andere boodschap verkondigt. Helaas heeft het niet gewerkt. Dáár niet, maar aan de westgrens en verder óók niet. Het verhaal van liefde en recht is blijven bestaan en kan nog steeds waarheid worden maar dan moet je wel tegen de stroom in durven. Die Baäls zijn namelijk alleen maar in aantal en macht toegenomen. Wat ook is blijven bestaan is de astrologie. Tijdens het broodje tussen de middag kijk ik soms naar allerlei waarzeggers en droomuitleggers op de commerciële tv. Een realistischer programma rond het thema “oplichting “ kan ik me niet indenken. Daar zitten vrouwen of mannen van middelbare leeftijd, opgejut door een modepopje, die beweren contact te hebben met b.v. overleden dierbaren. Jan met de pet of Truus met de bezem mag bellen (uiteraard tegen vergoeding) want er zitten allerlei paragnosten voor ze klaar. Vervolgens belt er niemand en wordt er oeverloos gezwamd over verleden en vooral toekomst. Maar ineens zie je iedereen opfleuren want er is een beller. Een beverige stem meldt zich en een vrouw vertelt dat ze 80 is en twintig jaar geleden haar man heeft verloren. Wat wilt u graag weten ? Nou, hoe het met hem is . Ik durf amper op te schrijven welke nonsens dan wordt verteld om die vrouw te plezieren . Dat het medium ( want zo noemt dit volk zich) de aanwezigheid van de man voelt, dat hij op zijn vrouw past en dat het goed met hem gaat. En om het kunstje nóg mooier te laten lijken komt er ook nog een vraag of mevrouw wel heeft gezien dat het klokje op het dressoir weer stond zoals haar man het vroeger altijd draaide ? Na een aarzelend “ja “ krijgt ze te horen dat haar man dat heeft gedaan ! Haha. Dit soort volksverlakkers, magiërs of hoe je ze noemen wilt, gun ik een heel lange woestijnreis op kamelen, achter hun eigen sterren aan. Er is vast wel ergens een stal waar ze op andere gedachten kunnen komen. Dat is de verloren zoon uit de gelijknamige gelijkenis per slot van rekening óók gelukt. Niet bij os en ezel maar bij varkens. In dit geval past dat ook beter.