NACHTBOEK DOOR BAS NAWIJN (2018)

In memoriam Nico ter linden

Dinsdag 30 januari.

 

Nico is dood. Even stokte mijn adem toen ik Trouw vanmorgen opensloeg en las  : Ons is voorgegaan Nico ter Linden, predikant-schrijver. Wat heb ik van deze man genoten ! Hij had de goddelijke gave om het grote verhaal van God en mensen te kleden in prachtige Nederlandse woorden. Hij nam zijn toehoorders mee de diepte in van de bloedstollende geschiedenis die God schreef met zijn volkje Israël. Achter dat volk ontwaarde je de hele mensheid.

 

Ik herinner mij nog goed de eerste keer dat ik door Nico geraakt werd. Dat was toen hij het verhaal vertelde over de wanhoop  van Abraham (zie zijn “Het verhaal gaat…deel 1, blz 64). “Aan deze aartsvader was een land beloofd en een zoon. Zou er nog wat van komen. Abraham tobt erover. Het is donker om hem heen. Het is  nacht. De nacht van de ziel. Hij kijkt naar de sterren. Wat zit erachter ? Wie zit erachter ? Hij kijkt niet naar de Grote en Kleine Beer. Hij geeft de sterren geen namen. De sterren vertellen hem  wat. Door zo te kijken neem je niet in bezit, maar word je in bezit genomen. Hij kijkt ernaar met de ogen van het geloof.”

Vanaf dat moment ben ik Nico blijven volgen. Zijn moderne kijk op heel oude verhalen was spraakmakend.  Ik herkende in elk geval twee belangrijke leermeesters in zijn verhalen. Frans Breukelman en prof. Berger, een grootse Schriftuitlegger en een fantastische pastoraal-psycholoog en priester. Beiden stonden ook aan mijn theologische wieg of gaven een broodnodige schop onder m’n achterwerk.

 

Twintig jaar heeft Nico in de met ingrijpende historie beladen Westerkerk in Amsterdam de mensen bij de hand genomen en geleid door de schitterende tuinen van Wet en Profeten, Evangelie en traditie. Goddank is er veel van terug te vinden in de zes delen van Het verhaal gaat…, waarin hij de hele bijbel doorwandelt. Ik vond dat destijds zo belangrijk dat ik die serie ook bij mijn kinderen in de boekenkast heb gezet.

 

Afgelopen zondagnacht heb ik nog een poosje naar zijn boeken zitten kijken.

Ze staan boven mijn computer. En ik betreurde dat we hem nooit meer zien op tv, bij Jinek of Pauw. Hij kon heerlijk humoristisch en vaak ook zo deftig commentaar geven op de waan van valse religies. Op het moment dat ik zijn boeken in beeld had, was hij bezig “ons voor te gaan “. Wat een ontmoeting zal dat zijn tussen Abraham en hem. Ik vermoed stiekem dat Abraham hem zal vragen dat hoofdstuk uit deel 1 nog eens voor te lezen. En dat Abraham dan stilletjes een traan zal laten vallen op dat nieuwe kind  “in zijn schoot “. Bij wijze van spreken dan, zoals ook Nico met taal en geloof omging.

Januari 2018

Maandag 1 januari 2018

Gisteravond hadden Agnes, Marijke en ik het erover of we ooit gedacht hadden dit jaar te zullen halen. Ik was al zo blij dat ik 2000 zag verschijnen. Dat leek me een heel bijzondere gebeurtenis. Net als vroeger de Montanisten. Die zaten op Oudejaarsdag 999 op een berg. In afwachting van de wederkomst van Christus. Ze dachten zeker dat ze dan als eersten gespot zouden worden en mogelijk de beste hemelse baantjes in de wacht konden slepen. Toen het jaar 1000 aanbrak gebeurde er niets van die aard. Evenmin  in 2000. De pinautomaten deden het nog en de elektrische deuren naar de spoedopname gingen gewoon open. Voor vuurwerkslachtoffers en comazuipers. Toch was er vannacht iets anders dan voorheen. Dat kwam door Londen. Voor mij is het nieuwe jaar pas echt begonnen als ik de Big Ben heb zien en horen luiden. Feeëriek verlicht en oeroud. In een statig ritme strooit hij zijn twaalf slagen over de stad. De mensen staan haast ademloos te kijken en te luisteren. Alleen vannacht niet. De Big Ben stond in de steigers en ons werd enkel een blik gegund op de wijzerplaat. De betovering was weg en  het vuurwerk langs de Theems deed me dit keer niks. Dan was Den Haag op ons net beter. Vooral door de prachtige verschijning in het oranje  van de omroepster.  Maar Den Haag gaat ook in de steigers, voor vijf jaar. Dus zal ik 2025 moeten halen. Dat wordt nog een hele klus.

 

Dinsdag 2 januari

Wat wens ik mijn generatiegenoten toe voor dit nieuwe jaar. Over die vraag zit ik na te denken bij elk mailtje of kaartje dat we versturen. Gelukkig Nieuwjaar ?

Maar je weet dat die ene er slecht aan toe is. Een ander ziet uit naar het einde.

Dus daar ga je niet een cliché op los laten. Is toch al niet zo geweldig. Vannacht schreef ik oude vrienden een mail, toegesneden op de dagen die komen gaan. Dat er genoeg zonnige tussen mogen zitten. Ik dacht daarbij aan die wonderschone bijbeltekst uit Genesis 5 : zo waren al de dagen zoveel jaar. Dat hoef je niet eens uit te leggen. Een mens bouwt zijn leven en leeftijd op met dagen. Nieuwere bijbelvertalingen simplificeren. Of in mijn ogen : ze doen maar wat. De net genoemde zin is ingekort tot : in totaal leefde hij zoveel jaar. Het hele begrip “dagen “ is wegvertaald. Het was avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag. Zo luidt het in het scheppingsgedicht. Dag na dag wordt deze aarde ingericht. Als je die zeven  bij elkaar optelt is de Schepper er toch  nog gauw een weekje   mee bezig geweest. (De zevende dag rustt Hij).  Gelukkig staat  in de nieuwste vertalingen nog net niet dat Hij er een weekje werk aan had maar zoiets zal niet lang meer duren. Ik hoor leermeester Breukelman brommen in zijn graf ; omkeren kan ie niet meer. Dat moest al te vaak gebeuren. We gaan van de bijbel een gezellig zondagsschoolverhaaltje maken. En ik las dat studenten van de VU (mag ik hopen dat het er maar enkele waren) beweren dat in de huidige theologie de echo van Kuitert is weggestorven. Beste dames en heren : als je uitgaat van de moderne bijbelvertalingen heb je helemaal geen theologie meer nodig.  Dan houd je er een Gammageloof op na : geloof in een theorie die je zelf met allemaal los verkrijgbare onderdeeltjes in elkaar hebt gesleuteld. Horbach of Praxis is ook goed. Precies zoals verdwaasde moslims het heilig geloof van de Islam in handen hebben genomen en verprutst tot een levensgevaarlijke ideologie. Als ik leidinggevende Amerikanen hoor zie ik het christelijk geloof daar al aardig in die richting opschuiven. Ze roepen nu  nog : God bless Amerika. Straks wordt het : God damn the rest of the world. Maar dan hebben ze het wel over hún god. De God van de Bijbel wilde juist niet dat er zo’n (op jezelf toegesneden) beeld van Hem gemaakt zou worden !

 

Woensdag 10 januari

Ik heb De Tenderbar gelezen van J.R.Moehring. Een heel erg Amerikaans boek. Maar Amerikanen zijn ook mensen en daarom kun je het ook een heel menselijk boek noemen. Dit in elk geval wel. Gaat over een jongen die op zoek is naar een identificatiefiguur en die vooral zoekt onder mannen. Zijn eigen vader is afwezig. Die heeft zijn vrouw en zoon verlaten en is vooral veel in uitzendingen via de radio te horen. Hij wordt door zijn zoon dan ook steevast met The Voice aangeduid. Koortsachtig gaat hij ‘s nachts alle radiozenders af om die Voice te horen. Zelden kriijgt hij er een lijf bij. Via z’n oom raakt hij meer en meer thuis in de plaatselijke bar en leert hij daar de stamgasten kennen. Van iedereen pikt hij iets op maar geen van die mannen kan zijn voorbeeld zijn. Om aan het eind van het verhaal tot de onthutsende ontdekking te komen dat dé identificatie-figuur voor hem natuurlijk zijn moeder was : een onvermoeibare vechter die alle vertrouwen in hem had.

 

Maandag 15 januari.

Ik ben geen “oeuvre”-lezer. Schrijvers die de ene na de andere dikke pil op de markt brengen. Hoe lezenswaardig soms ook ( A.F.Th. v.d.Heijden b.v.). Ik heb Knausgard geprobeerd maar ben er na drie boeken mee gestopt. Er gebeurt haast niets en ik mis zinnen die blijven hangen. De schrijver Tommy Wieringa zei vorige week in een interview dat schrijven gaat om zinnen. Dat was me uit het hart gegrepen. Ik lees het liefst met een potlood in de hand. Om af en toe een streepje te kunnen zetten. Zo kwam ik in het prachtige boek  “Het einde van de eenzaamheid “ van Benedict Wells een haast betoverende zin tegen. De hoofdpersoon in zijn boek, een slechte slaper, zit ‘s nachts in zijn onverlichte kamer en staart naar buiten. “ ‘t Was alsof het donker naar binnen keek “. Wij zien de nacht niet meer. Het is overal licht door straatlantaarns en tuinlampen.

Toch kan ik me indenken hoe dat is als je in het pikkedonker zit en de duisternis tegen je raam leunt. Een vlijmscherp beeld van eenzaamheid.

Nog een andere zin :  In het AD van afgelopen zaterdag vertelde Stef Bos over een vriendin die in een psychose zat : “Ik keek in haar ogen en zag dat er niemand thuis was “. Treffender  kun je het niet formuleren. Het deed mij terugdenken aan een vrouw in een psychiatrische kliniek met wie ik in gesprek raakte. Ze huilde aan één stuk door, met haar handen voor de ogen.Toen ze me ineens aankeek zag ik geen traan maar nog frappanter : ik zag helemaal niks. Twee ogen als knikkers, niks spiegel van de ziel, hooguit van een dode ziel. Het tegenovergestelde van wat ik heb ervaren met een schoonzus. Zij lag terminaal op de Intensive Care en was al vier dagen in diepe coma. Ik zat aan haar bed  en praatte wat tegen haar toen ze ineens haar ogen opende. Ik zal nooit vergeten hoe ze keek : twee stralende, lichtblauwe ogen ! Het was alsof ik bij haar naar binnen kon kijken. Heel zacht begon ze te praten. Ze vertelde van een wereld vol licht. Ze was daar gelukkig en vond het afschuwelijk dat ze weer terug was in haar doodzieke lichaam. Die ogen hebben mij nooit meer losgelaten.

 

Dinsdag 16 januari.

Een datum die gebeiteld is in mijn geheugen. Mijn oudste zus wordt 85. Toen zij 13 werd is mijn jongste broer Bert geboren. Hij zou dus 72 zijn geworden ware het niet dat…..Ik mis hem het meest van allemaal. Ik heb hem als zesponder gekend maar ook als reus en alles wat daartussen zit. Onze nachtelijke telefoongesprekken waarin we werkelijkheid en fantasie deelden. Onze gemeenschappelijke vakanties, speels, bourgondisch , overladen met plezier en af en toe een diep gesprek. Stoelen en kastdeuren die niet tegen zijn gewicht of kracht waren opgewassen en knapten als luciferhoutjes. Zijn spontane schreeuw als er iets mis dreigde te gaan. Zo nodig aarzelde hij niet om met zijn sterke hand een mep te verkopen. In mijn geval was dat zelfs heel heilzaam : ik verslikte me heel fors bij het eten en stikte zowat. Bert zag dat, vloog overeind en gaf me een geweldige dreun tussen m’n schouderbladen. Die heb ik nog lang gevoeld maar ik had er adem voor terug en dus was het niet erg. Bert was mijn jongste broer en tegelijk mijn beste vriend. Het woord vriend is verwant aan “vrij “. Wij konden ons volledig vrij voelen bij elkaar. Zonder schaamte of beperking deelden we onze gedachten, ook onze misstappen , als die er waren. Er gaat geen dag voorbij zonder dat hij zich even meldt. Net alsof hij op de tribune van mijn leven zit en toekijkt.

 

 

Zondag 28 januari

Ik ben de zondag kwijt. En hij mij. Sinds ik niets meer hoef op die dag zijn we elkaar uit het oog verloren. Af en toe word ik nog aan hem herinnerd. Vooral als ik al zappend op mijn tv een prekerd  voorbij zie komen. Heel soms zoek ik ze zelfs op. Mogelijk om me te sterken in de gedachte dat zondag en ik van elkaar af zijn. Ik heb het nu niet over de zondagen van mijn jeugd. Ook niet over diegenen die de weekenden kleurden toen ik een doordeweekse baan had. Nee, de zondag bij wie ik wég ben is die van de laatste 45 jaar. Ik zal nooit mijn verbijstering vergeten op maandagmorgen 22 februari 1971 ; de dag ervoor was ik met toeters en bellen ingewijd in het predikantschap in Elst.-  Ik kwam mijn studeerkamer binnen en ging achter mijn bureau zitten. Daar lag mijn agenda. Voor die week gevuld met allerlei kennismakingsdingetjes. Maar vooral met de zondag aan het begin van de volgende week . - In die tijd begon de nieuwe week nog met de zondag (de Eerste Dag), zoals al eeuwen lang geschiedde. Maar sinds de economie het dagelijks leven heeft overgenomen is de maandag de eerste dag. – Voor zondag 28 februari 1970 stonden er twee diensten gepland in één kerk, morgen en avond. Dus twee preken !  En ik had niks dan blanco blaadjes . Waarover moet ik het in Godsnaam heben ? Wat bedoel ik met preken ? Heb ik wat te zeggen ? Ik dacht aan mijn leermeester Frans Breukelman : het Woord legt zichzelf uit. Laat dát maar horen ! Zo ben ik begonnen. Ik hielp de Schrift zichzelf een beetje uit te leggen en die grote woorden dichtbij de mensen brengen. Ik koos voor die eerste zondagmorgen het verhaal van de regenboog (uit het Noach-verhaal) en ‘s middags begon ik meteen maar met een serie over de 10 geboden ; kon ik voorlopig vooruit ! Makkelijk was het niet. Urenlang studeren op grondteksten (wat had ik spijt dat ik mijn Hebreeuws niet beter had geleerd !), zoeken naar openingen waardoor er bloemen konden bloeien, bijpassende liederen selecteren die ook nog te zingen waren, preek schrijven en tot slot (dat deed ik altijd op het laatst) gebeden maken. En dan alles weer doornemen, verbeteren, soms zelfs censureren (want mijn taal was niet altijd “van de kansel”). Als ik ‘s zondagsmorgens op weg was naar die grote kerk en uit de verte die dikke toren

onbewogen zag staan, werd ik tot diep in mijn ingewanden geraakt. Ik moest een trapje op naar een heel oude consistorie waarvan de muren al vele eeuwen van die mannetjes als ik hadden zien binnenkomen. De stenen spraken oude talen. Net als sommige ouderlingen die er in hun consistoriegebed vooral op uit waren dat de Heere de dienst ongestoord zou laten verlopen. Dan snakte ik naar het Amen.   Niet als de betreffende ouderling net zo zenuwachtig was als ik ; zo’n gebed kon me niet lang genoeg duren. Gedeelde twijfel en wankel-moedigheid, dat werkt inspirerend. Na afloop van zo’n dienst moest ik bij de uitgang staan. Kreeg je handen, of je gaf er één. Soms was er een knipoog of een traan. Maar ook wel samengeknepen lippen waaruit een soort wolkje ontsnapte met de woorden : ik was het helemaal niet met u eens ! Omdat ik er toen nog heilig van overtuigd was dat ik niet anders had gedaan dan uitleggen wat er in de Schriften stond, had ik wel eens de neiging om te antwoorden : ik zal het aan de Grote Baas doorgeven. Pedant natuurlijk en gelukkig niet gezegd, maar wél gedacht !  Als predikant in het leger was die druk op de zondag lichter maar nooit “ingewand-vrij  “.Ik kwam in tientallen gemeentes en waar de gemeente zwaarder werd en ik lichter verbraken de contacten vanzelf. De mooiste tijd was van 1989 tot 2010, waarin ik om de week in Soesterberg een dienst leidde. Daar zat voldoende tijd tussen de zondagen om op adem te komen, teksten te laten rijpen of, zoals ik het graag noemde  , door te drukken tot op ons bestaan van nu. Het liefst “deed” ik de verhalen uit die goeie oude bijbel. Omdat daarin al die rare snijbonen voorkomen die zijn zoals wij ! Zondag 26 september 2010 was de laatste. Daarna nog een enkele keer als een soort nastoot maar nu is het voorbij. De zondag is vrij en : er vandoor, althans in oude gedaante. De boekenkast met theologie verstoft, het prekencahier (waarin alle preken met datum en plaats staan opgetekend) blijft dicht. Het nieuwste liedboek (dat ik uit gewoonte en bijgelovigheid aanschafte) is voor mij een gesloten boek ; de taal en de theologie, die dit boek ademen, staan ver van me af. Als de klokken van de Sint Martinus op Hoogland luiden, lees ik de NRC van zaterdag. Soms zap ik even langs wat kerkdiensten en zie dat er niets is veranderd : de kleinzoon van Schuller zegt net zoiets als zijn opa en heeft er diens toga voor aangetrokken, een eigen gemaakte evangeliste stampvoet haar eigen gelijk in een stampvolle arena, een katholiek priester viert een mis, precies zo als alle weken daarvoor en een zware collega ziet weer overal zonden. Trek krijg ik er niet van. En dus loop ik nu op zondag met een blauwe tas in de supermarkt. Heiden geworden ? Aan het afkicken ? Of zoals Suurmond (van Trouw) een “gelovige ongelovige “ geworden ? Agnost of onverschillig ? Zoeker ? Of laat ik na alle stormen en wind het bootje rustig uitdrijven. Zoals in de Weerribben. Dan hoor je de leeuwerik en de kievit, de koekoek en de buizerd. En je ruikt het gras en het water. Heel andere geuren dan die van eau de cologne, pepermunt , zondagse pakken uit de mottenballen of oude stenen.

Alle dagen zondag maar dan heel anders.

beeld: Silvester Kok
beeld: Silvester Kok